ECLI:NL:OGEAA:2024:238

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
AUA202303617 BB
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van schadevergoeding na auto-ongeval en de gevolgen voor de vordering

In deze zaak vorderde Treston Insurance Company (Aruba) N.V. betaling van een schadevergoeding van gedaagde, voortvloeiend uit een auto-ongeval dat plaatsvond op 27 juli 2008. Treston had de schade aan een derde benadeelde vergoed en stelde gedaagde aansprakelijk op basis van artikel 19 van de Landsverordening wegverkeer. De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder een comparitie van partijen en mondelinge behandelingen op 17 juni en 2 september 2024. Tijdens de zitting op 2 september 2024 werd het verweer van gedaagde besproken, waarbij hij zich beriep op verjaring van de vordering. Treston stelde dat zij het verzoekschrift op 31 mei 2022 had ingediend, maar de griffie meldde dat dit pas op 16 oktober 2023 was gebeurd. Het Gerecht oordeelde dat de vordering van Treston was verjaard, omdat de verjaringstermijn niet tijdig was gestuit. Het Gerecht wees de vordering af en veroordeelde Treston in de proceskosten, die op nihil werden gesteld, aangezien gedaagde zich niet had laten bijstaan door een professionele gemachtigde.

Uitspraak

Vonnis van 16 oktober 2024
Behorend bij AUA202303617 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap TRESTON INSURANCE COMPANY (ARUBA) N.V.,
te Aruba,
eiseres, hierna te noemen: Treston,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift houdende rechterlijk bevel tot betaling met producties;
- het verweerschrift met producties;
- het tussenvonnis van 10 april 2024 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 17 juni 2024;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondeling behandeling van de zaak op 17 juni 2024;
- de akte uitlating met producties van 3 juli 2024, ingediend namens Treston;
- de rolbeschikking van 16 juli 2024 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 2 september 2024;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 2 september 2024.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting op 2 september 2024 is namens Treston haar gemachtigde verschenen. [Gedaagde] is verschenen, bijgestaan door een tolk en een vriend. Partijen hebben het woord gevoerd, Treston mede aan de hand van pleitaantekeningen, en vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Op 27 juli 2008 heeft een auto-ongeval plaatsgevonden waarbij [gedaagde] en een derde betrokken waren. Namens (de rechtsvoorganger van) Treston is de schade aan deze derde benadeelde vergoed op grond van artikel 6 van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Lam).
2.2
Bij brief van 5 oktober 2009 heeft (de rechtsvoorganger van) Treston [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade en [gedaagde] verzocht een bedrag van Afl. 6.915,26 inclusief kosten binnen 20 dagen aan haar te betalen.
2.3
Bij brieven van 3 mei 2013, 26 augustus 2013, 22 september 2014 en 22 november 2017 is [gedaagde] nogmaals verzocht en gesommeerd door (de rechtsvoorganger van) Treston en haar gemachtigde om het openstaande bedrag van Afl. 8.328,82 met rente en buitengerechtelijke kosten te voldoen.

3.HET GESCHIL

3.1
Treston vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van Afl. 8.328,82, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 27 juli 2008 tot de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Treston legt aan haar vordering ten grondslag dat de schade die namens haar aan de benadeelde is vergoed, op grond van artikel 19 van de Landsverordening wegverkeer door [gedaagde] moet worden vergoed.
3.3 [
Gedaagde] verweert zich tegen de vordering en heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de uitspraak van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is het beroep op verjaring van de vordering ter zitting van 17 juni 2024. Treston heeft daartegen aangevoerd dat zij het onderhavige verzoekschrift op 31 mei 2022 via het webportal van het Gerecht heeft ingediend en niet pas op 16 oktober 2023 zoals uit de ontvangststempel en datering van de griffie van het Gerecht blijkt. Volgens haar is de vordering daarom niet verjaard. Om haar stelling nader te onderbouwen is Treston vervolgens in de gelegenheid gesteld een akte te nemen.
4.2
Overwogen wordt als volgt. De onderhavige vordering van Treston op [gedaagde] moet worden gekwalificeerd als een vordering tot vergoeding van schade als bedoeld in artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). De rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, zoals is bepaald in artikel 3:310 lid 1 BW. Volgens artikel 3:316 lid 1 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde die in de vereiste vorm geschiedt. Vast staat dat de laatste (sommatie)brief met stuitende werking die namens Treston aan [gedaagde] is verzonden dateert van 22 november 2017. Dat betekent dat uiterlijk op 22 november 2022 de verjaringstermijn opnieuw had moeten worden gestuit.
4.3
Treston stelt dat zij het onderhavige verzoekschrift op 31 mei 2022 ter griffie van het Gerecht heeft ingediend. Op de ontvangststempel van de griffie is echter vermeld dat het verzoekschrift aldaar op 16 oktober 2023 is ingediend. Treston is daarom bij akte in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat zij het onderhavige verzoekschrift op 31 mei 2022 via het webportal van het Gerecht heeft ingediend, zoals zij heeft gesteld. Daartoe heeft zij bij akte producties overgelegd waaruit volgens haar zou blijken dat de zaak op 31 mei 2022 ter griffie van het Gerecht is ingediend en daarmee tijdig. Uit een stuk van 3-9-2022 dat door Treston bij genoemde akte is overgelegd, valt weliswaar op te maken dat in die periode een flink aantal zaken via het webportal van het Gerecht kunnen zijn ingediend, maar in dat stuk is niet de onderhavige zaak vermeld. Het zaaknummer noch de namen van partijen zijn in dat overzicht opgenomen, terwijl bij elke andere zaak in het overzicht ofwel het zaaknummer ofwel de namen van partijen zijn vermeld. Om dit met partijen te bespreken is daarom een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak ter zitting gepland die heeft plaatsgevonden op 2 september 2024. Aan Treston is de gelegenheid geboden om toe te lichten waaruit volgens haar (uit de stukken) kan worden afgeleid dat de zaak wel op 31 mei 2022, of in elk geval tijdig, dus uiterlijk op 22 november 2022, bij het Gerecht is aangebracht. Namens Treston kon hierover geen opheldering worden gegeven. De gemachtigde van Treston wilde opnieuw in de gelegenheid worden gesteld hierover navraag te doen bij een collega op kantoor. Aangezien Treston al tweemaal in de gelegenheid is gesteld om aan te tonen dat de zaak tijdig bij het Gerecht is ingediend, is het Gerecht hieraan voorbij gegaan en is zij niet nogmaals in de gelegenheid gesteld hierover duidelijkheid te geven. Overigens is het nog maar de vraag of vermelding in het systeem van de gemachtigde van Treston voldoende is om aan te nemen dat de zaak ook daadwerkelijk bij het Gerecht is ingediend. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de onderhavige zaak niet tijdig - uiterlijk op 22 november 2022 - bij het Gerecht is aangebracht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de stukken blijkt dat de griffierechten op 17 oktober 2023 zijn betaald, wat er op duidt dat de zaak inderdaad pas op 16 oktober 2023 bij het Gerecht is ingediend.
4.4
Dit betekent dat de vordering van Treston is verjaard. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.5
Treston zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die op nihil worden gesteld, aangezien [gedaagde] zich niet heeft laten bijstaan door een professionele gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Treston in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 oktober 2024 in aanwezigheid van de griffier.