ECLI:NL:OGEAA:2024:222

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
AUA202302051 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige elektriciteitskosten door elektriciteitsmaatschappij aan resort

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap Elektriciteit-Maatschappij Aruba (ELMAR) betaling van achterstallige elektriciteitskosten door de naamloze vennootschap Perle D'Or Resorts N.V. (Perle D'Or). De vordering betrof een bedrag van Afl. 77.936,03 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 juni 2023 werd ingediend. ELMAR stelde dat Perle D'Or verantwoordelijk was voor het stroomverbruik van een complex tot de datum van ontruiming op 3 februari 2023, terwijl Perle D'Or betwistte dat zij nog verantwoordelijk was na de veiling van het complex op 3 november 2022.

De rechtbank oordeelde dat er een stroomleveringsovereenkomst bestond tussen ELMAR en Perle D'Or, die hen verplichtte tot betaling voor het geleverde stroomverbruik. De rechtbank verwierp het verweer van Perle D'Or dat zij na de veiling geen verplichtingen meer had, en oordeelde dat Perle D'Or tot 3 februari 2023 verantwoordelijk bleef voor de kosten. De rechtbank wees de vordering van ELMAR toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die als onvoldoende onderbouwd werden afgewezen. Perle D'Or werd veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken op 9 oktober 2024 door rechter J.M.J. Keltjens, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 9 oktober 2024
Behorend bij A.R. AUA202302051 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap ELEKTRICITEIT-MAATSCHAPPIJ ARUBA (ELMAR),
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Elmar,
gemachtigden: mr. A.A. Ruiz en mr. B.F.H. Croes,
tegen:
de naamloze vennootschap PERLE D'OR RESORTS N.V.,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: Perle D’Or,
gemachtigde: mr. P.M.E. Mohamed,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 16 juni 2023;
- de conclusie van antwoord met een productie van 1 november 2023;
- de conclusie van repliek met producties van 14 februari 2024;
- de conclusie van dupliek met producties van 12 juni 2024;
- de akte uitlating producties van 21 augustus 2024.
1.2
Hierna is vonnis bepaald.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 25 oktober 2019 heeft Perle D’Or een aanvraag ingediend voor een aansluiting op het elektriciteitsnet van Elmar voor het perceel aan [adres] te Aruba (hierna: het complex). Op grond daarvan is Perle D’Or maandelijks een bedrag verschuldigd aan Elmar.
2.2
Bij brief van 2 maart 2023 heeft Elmar aan Perle D’Or een bedrag van Afl. 77.936,03 aan achterstallige betalingen in rekening gebracht. Daarbij is verzocht dit bedrag binnen 14 dagen te voldoen, bij gebreke waarvan de factuur zal worden overgedragen aan een extern incassobureau waarbij extra kosten in rekening zullen worden gebracht.
2.3
Bij brieven van 19 april en 25 april 2023 heeft de gemachtigde van Elmar Perle D’Or gesommeerd tot betaling van in totaal Afl. 89.626,43, waarvan Afl. 77.936,03 aan hoofdsom tot 3 februari 2023, en Afl. 11.690,40 aan incassokosten.
2.4
Uit een proces-verbaal van ontruiming van 3 februari 2023 blijkt dat de deurwaarder in vervolg op de executie van de notariële akte van kwijting d.d. 28 november 2022 die op 2 december 2022 was betekend aan Perle D’Or, tevens aan Kibaima Grill en PLZ Horeca, waarbij de ontruiming van het complex was bevolen en waarbij een deadline was gesteld tot 31 januari 2023, het perceel op voornoemde datum heeft afgesloten en in handen heeft gesteld van de verzoekende partij: de stichting Fundacion Cas Pa Comunidad Arubano (FCCA).

3.HET GESCHIL

3.1
Elmar vordert dat Perle D’Or bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan haar een bedrag van Afl. 77.936,03 te betalen, vermeerderd met Afl. 11.690,40 aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf de dag van de opeisbaarheid tot aan de algehele betaling, met veroordeling van Perle D’Or in de kosten van het geding.
3.2
Elmar legt aan haar vordering ten grondslag dat Perle D’Or verantwoordelijk is voor het stroomverbruik ten behoeve van het complex totdat het verbruik conform de contractuele bepalingen door haar is opgezegd. Feitelijk is dat pas bij e-mail van haar directeur van 27 februari 2023 geschied. Echter, FCCA heeft laten weten dat zij vanaf 3 februari 2023 verantwoordelijk zal zijn voor het stroomverbruik. Perle D’Or heeft het complex pas op 3 februari 2023 ontruimd. Tot die datum komen de verbruikskosten voor haar rekening. Het deposito van Perle D’Or bedroeg Afl. 11.046,37 en is al bij de eindafrekening over de maand februari 2023 in mindering gebracht op het totaal verschuldigde bedrag waarna aan hoofdsom een bedrag van Afl. 77.936,03 resteert.
3.3
Perle D’Or verweert zich tegen de vordering en voert aan dat het gebouw waarin het resort was gevestigd, op de veiling van 3 november 2022 is verkocht aan FCCA. Perle D’Or heeft het complex daarna ontruimd. In het complex bevonden zich onderhuurders. Deze hebben het complex na een uitspraak van het Gerecht van 2 december 2022 waarbij een ordemaatregel werd afgewezen verlaten. Vanaf de datum van de veiling had Perle D’Or niets meer met de exploitatie van het complex te maken. Perle D’Or erkent dat zij de nog niet betaalde rekeningen over de maanden oktober 2022 (Afl. 22.155,70) en 3/30ste deel van november 2022 (Afl. 2.028,75) in totaal Afl. 24.184,45 verschuldigd is. Daar moet de deposito van Afl. 20.000,-- vanaf. Verder heeft Elmar niet voldoende gesteld dat daadwerkelijk en in redelijkheid buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Geoordeeld wordt als volgt. Tussen Elmar en Perle D’Or is op 25 oktober 2019 ten behoeve van het complex een stroomleveringsovereenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst is Perle D’Or betalingsplichtig jegens Elmar voor de ten behoeve van het complex geleverde stroom.
4.2
Uit het onder 2.4 genoemde proces-verbaal van ontruiming van 3 februari 2023 van de deurwaarder blijkt dat het complex op die datum is ontruimd en in handen is gesteld van de nieuwe eigenaar FCCA, zoals Elmar ook heeft gesteld. Perle D’Or heeft de stelling van Elmar dat Perle D’Or als contractspartij tot 3 februari 2023 verantwoordelijk is voor het stroomverbruik ten behoeve van het complex onvoldoende gemotiveerd bestreden. Het verweer van Perle D’Or dat zij na de aankoop van het complex op de veiling van 3 november 2022 door FCCA geen bemoeienis meer had met de exploitatie van het complex en dat het daarna enkel ging tussen FCCA en de onderhuurders Kibaima Real Estate & Hotel Management N.V. en PLZ Horeca VBA is niet nader onderbouwd en wordt verworpen. Zoals hiervoor is overwogen is Perle D’Or en niet haar onderhuurders contractspartij bij de stroomleveringsovereenkomst met Elmar en heeft zij zich op grond daarvan verbonden aan de verplichtingen voortvloeiende uit die overeenkomst.
4.3
Dat de directeur van Perle D’Or met Elmar zou hebben besproken dat Perle D’Or slechts tot 4 november 2022 diende te betalen voor het stroomverbruik ten behoeve van het complex, zoals Perle D’Or heeft gesteld en Elmar heeft betwist, is niet gebleken. Perle D’Or is daarom gehouden de openstaande facturen tot 3 februari 2023 aan Elmar te voldoen.
4.4
Het verweer van Perle D’Or dat een deposito van Afl. 20.000,-- in mindering moet worden gebracht op de eindfactuur, is niet nader onderbouwd, en zal, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Elmar, eveneens worden verworpen.
4.5
Nu voldoende is gebleken dat Perle D’Or de door Elmar gevorderde bedragen aan hoofdsom aan haar moet voldoen, is dit deel van de vordering toewijsbaar, evenals de daarover gevorderde wettelijke rente.
4.6
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Elmar heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat de door haar verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (herhaalde) aanmaning, het voeren van enige correspondentie dan wel overleg, voor welke verrichtingen artikel 63a een voorziening geeft.
4.7
Perle D’Or wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld aan de zijde van Elmar gevallen, zoals hierna vermeld.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt Perle D’Or om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Elmar te betalen het bedrag van Afl. 77.936,03 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de opeisbaarheid tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2
veroordeelt Perle D’Or in de kosten van de procedure tot op heden begroot op Afl. 780,-- aan griffierecht, Afl. 225,-- aan explootkosten en Afl. 3.000,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 oktober 2024 in aanwezigheid van de griffier.