ECLI:NL:OGEAA:2024:219

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
P-2024/00337
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging wegens noodweerexces in strafzaak tegen verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971 en wonende in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 september 2024 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling en mishandeling van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 9 februari 2024. Tijdens de openbare terechtzitting op 30 augustus 2024, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.G. Croes, heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van vier jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor ontslag van alle rechtsvervolging op basis van noodweerexces.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn broer verdedigde tegen een aanval door de aangevers. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij handelde uit een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding van zijn broer. De verdachte overschreed echter de grenzen van noodzakelijke verdediging door direct een steen te pakken en de aanvallers te slaan zonder eerst te proberen de situatie te de-escaleren.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces toekwam. De benadeelde partij [betrokkene 1] werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. Het vonnis werd uitgesproken door rechter W.C.E. Winfield, bijgestaan door zittingsgriffier mr. J. van der Vegte.

Uitspraak

Parketnummer: P-2024/00337
Zaaknummer: 312 van 2024
Uitspraak: 20 september 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, op het adres [verblijfplaats],
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.G. Croes, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [betrokkene 1] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. A. Schotman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met dien verstande dat een bedrag van Afl. 2.000,- in mindering wordt gebracht ten aanzien van foutief berekende salariskosten.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een gerechtvaardigd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is onder 1 en 2 ten laste gelegd dat:
1.
dat hij op of omstreeks 9 februari 2024 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [betrokkene 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal met een steen, althans een hard voorwerp op het hoofd, althans het lichaam van die [betrokkene 1] heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in de buik en/of rug, althans het lichaam van die [betrokkene 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 9 februari 2024 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [betrokkene 1] opzettelijk zwaar lichamelijk, te weten leverlaceratie en/of hoofdwond, heeft toegebracht door
- meermalen, althans eenmaal met een steen, althans een hard voorwerp op het hoofd, althans het lichaam van die [betrokkene n1] te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in de buik en/of rug, althans het lichaam van die [betrokkene 1] te steken;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 9 februari 2024 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal met een steen, althans een hard voorwerp op het hoofd, althans het lichaam van die [betrokkene 1] heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in de buik en/of rug, althans het lichaam van die [betrokkene 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf Met is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 9 februari 2024 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 1] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal met zijn vuisten in het gezicht, althans het lichaam van die [betrokkene 1] te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal met een steen, althans een hard voorwerp op het hoofd, althans het lichaam van die [betrokkene 1] te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in de buik en/of rug, althans het lichaam van die [betrokkene 1] te steken;
2.
dat hij op of omstreeks 9 februari 2024 in Aruba [betrokkene 2] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal met een steen, althans een hard voorwerp op de arm, althans het lichaam van die [betrokkene 2] te slaan.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 1 primair
Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het Gerecht overweegt daartoe in de eerste plaats dat het de opvatting van de officier van justitie en de verdediging deelt dat niet bewezen kan worden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de vader van de verdachte, zodat door deze toegebrachte steekwonden niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Naar het oordeel van het Gerecht kan verder op grond van het procesdossier niet worden vastgesteld wat bij benadering de grootte van de steen was die de verdachte heeft gebruikt. Enig referentiekader bij de foto van de vermeende steen ontbreekt in het dossier. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij geen grote steen heeft gehanteerd. In het onderhavige geval is daarom naar het oordeel van het Gerecht niet zonder meer vast te stellen dat de verdachte met het slaan met een steen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen zou komen te overlijden. De geconstateerde hoofdwonden zijn daartoe ontoereikend.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1.
dat hij op
of omstreeks9 februari 2024 in Aruba
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,aan [betrokkene 1] opzettelijk zwaar lichamelijk, te weten
leverlaceratie en/ofeenhoofdwond, heeft toegebracht door
- meermalen
, althans eenmaalmet een steen
, althans een hard voorwerpop het hoofd
, althans het lichaamvan die [betrokkene 1] te slaan
en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in de buik en/of rug, althans het lichaam van die [betrokkene 1] te steken;
2.
dat hij op
of omstreeks9 februari 2024 in Aruba [betrokkene 2] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaalmet een steen
, althans een hard voorwerpop de arm,
althans het lichaamvan die [betrokkene 2] te slaan.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1 subsidiair:

Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

Feit 2:

Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt en dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is -kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte zijn broer diende te verdedigen tegen de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de aangevers. Subsidiair is aangevoerd dat sprake was van noodweerexces. De verdachte kan weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging hebben overschreden, maar deze overschrijding was het onmiddellijk gevolg van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een gerechtvaardigd beroep op noodweer dan wel noodweerexces.
Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 9 februari 2024 ontstaat er op het erf van de familie van de verdachte een woordenwisseling, gevolgd door een vechtpartij tussen de broer van de verdachte ([broer van verdachte]) aan de ene kant en de aangevers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aan de andere kant. De verdachte wordt wakker door het geschreeuw van zijn moeder, waarbij er enige paniek ontstaat omdat het vermoeden is dat ([broer van verdachte] wordt aangevallen door een beruchte buurman. De verdachte rent meteen naar buiten en ziet op dat moment dat op hun eigen erf zijn broer vrij stevig wordt gewurgd door een man en dat een vrouw hem aan zijn haren trekt. De verdachte verklaart hierover dat hij zag dat zijn broer in gevaar was en dat hij hem los wilde krijgen, wat hij naar eigen zeggen ook heeft geschreeuwd. Vervolgens pakt de verdachte een steen van de grond en slaat twee keer op het hoofd van de man. Hij heeft in die situatie -blijkens de aangifte van [betrokkene 2]- ook met de steen op de arm van de vrouw geslagen.
Naar het oordeel van het Gerecht kunnen de gedragingen van de aangevers weliswaar worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waarop de noodzaak bestond tot verdediging van het lijf van de broer van de verdachte, maar is op grond van het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat de situatie zodanig is geweest dat de gedraging van de verdachte, het slaan met een steen op o.a. het hoofd, geboden was. Immers, de verdachte heeft niet eerst getracht de aanvallers, die zonder wapen waren, van zijn broer af te halen maar heeft meteen een steen gepakt en is daarmee op het hoofd respectievelijk de arm van de aanvallers gaan slaan. Het staat vast dat de verdachte daarmee de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
Echter, het Gerecht acht voorts aannemelijk dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, ontwaakte door geschreeuw en paniek, meteen naar buiten is gerend zonder iets mee te nemen, en daar op het eigen erf van zijn familie voor de situatie werd gesteld dat zijn broer in een benarde situatie gewurgd werd en dat het er niet goed uit zag. Het Gerecht acht in het onderhavige geval aannemelijk dat op dat moment bij de verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding op zijn broer veroorzaakt, waardoor hij heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan, met overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging. Het Gerecht neemt daarbij mede in aanmerking dat een en ander in een heel kort tijdsbestek heeft plaatsgevonden. Dit brengt mee dat de verdachte in het onderhavige geval een beroep op noodweerexces toekomt.
Het Gerecht is dan ook van oordeel dat de verdachte niet strafbaar is, met als gevolg dat de verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Schadevergoeding [betrokkene 1]
De benadeelde partij [betrokkene 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering behelst een bedrag van Afl. 16.937,- aan materiele schade en een bedrag van Afl. 1.800,- aan immateriële schade.
Nu aan de verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel wordt uitgesproken, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
Nu de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte te zijner verdediging tegen de vordering gemaakt. Door of namens de verdachte is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten dienen te worden begroot op nihil.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte niet strafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde van alle rechtsvervolging;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door
mr. J. van der Vegte, (zittingsgriffier), en op 20 september 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:
Datum uitspraak: 20 september 2024
Zaaknummer: P-2024/00337
Inhoudsindicatie: Ontslag van alle rechtsvervolging. Verdachte niet strafbaar voor bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling en mishandeling, nu hem een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces toekomt.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: strafrecht
Rechter: W.C.E. Winfield
Bijzondere kenmerken: