ECLI:NL:OGEAA:2024:218

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
215 van 2024
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vuurwapen op auto met inzittenden

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 1 januari 2024 met een vuurwapen op een auto heeft geschoten terwijl zich twee personen in de auto bevonden. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd in Aruba, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A.V. Carlo. De officier van justitie, mr. Y. Pronk, eiste een gevangenisstraf van zes jaren. De verdediging pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en vrijspraak. Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Het Gerecht achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft geschoten met de intentie om de inzittenden van de auto te doden, wat resulteerde in een poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Het Gerecht gelastte ook de teruggave van bepaalde in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, terwijl het zich niet in staat achtte te beslissen over andere in beslag genomen goederen.

Uitspraak

Parketnummer: P-2024/00011
Zaaknummer: 215 van 2024
Uitspraak: 17 mei 2024 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats],
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A.V. Carlo, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts:
  • de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen marihuanakruiden;
  • de verbeurdverklaring van de in beslag genomen marihuanamaler;
  • de teruggave van de in beslag genomen kluis, zonnebril, oplader, condoom, rijbewijs, geld (totaal ad Afl. 13,-), mobiele telefoon, iPad en kwitanties aan de verdachte;
  • het in beslag houden van de motorfietsen, de motoronderdelen en het overige geld (te weten: Afl. 6.480,-, $1.082,25 en €58,55) in verband met onderzoek wegens verdenking van vermogensdelicten.
De raadsman heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij op of omstreeks 1 januari 2024 in Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen op en/of in de richting van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 1 januari 2024 in Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen op en/of in de richting van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op of omstreeks 1 januari 2024 in Aruba een pistool of revolver en/of een (of meer) scherpe patro(o)n(en), in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.

3.Formele voorvragen

Geldigheid van de inleidende dagvaarding en bevoegdheid van het Gerecht
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie (hierna: het OM) niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte nu het OM sprake is van verschillende schending(en) van de beginselen van een goede procesorde waardoor de verdachte ernstig in zijn belangen is geschaad. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat het OM bezig is met een ‘fishing expedition’: toen de hiaten in het onderhavig strafrechtelijk onderzoek (wegens verdenking van poging doodslag en vuurwapenbezit) door de verdediging werden blootgesteld, werd de verdachte plotseling ook verdacht van vermogensdelicten. Ondanks aandringen door de verdediging is van de kant van het OM geen nadere toelichting gegeven naar de grondslag van die verdenking. De verdachte heeft zich daartegen nog op geen enkele wijze kunnen verweren. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat het eind-dossier pas op 19 april 2024 in handen van de verdediging gesteld. Hierdoor heeft de verdediging onvoldoende tijd gehad om eventuele onderzoekswensen naar voren te brengen. Tot slot heeft de raadsman zich erover beklaagd dat pas na aandringen van de raadsman de door de verdediging aangeleverde Instagram-tekstberichten aan het dossier zijn toegevoegd. In plaats daarvan volhardde de officier van justitie in de wens om de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte zelf aan een onderzoek te onderwerpen, welk onderzoek zonder resultaat is gebleven.
De officier van justitie heeft deze stelling integraal en gemotiveerd betwist.
Het Gerecht verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De door de verdediging aangevoerde redenen geven geen aanleiding voor het oordeel dat door het OM in de onderhavige strafzaak de beginselen van een goede procesorde zijn geschonden.
Voor zover het betoog van de raadsman betrekking heeft op de tegen de verdachte gerezen verdenking van vermogensdelicten, houdt dit geen direct verband met het in de onderhavige strafzaak aan hem tenlastegelegde feit. Niet valt in te zien dat de verdachte door het gestelde gebrek aan informatie dienaangaande in zijn verdediging ter zake van dit feit is geschaad.
Wat de beweerde schending van het verdedigingsbelang betreft, door het in een laat stadium verstrekken van het einddossier, overweegt het Gerecht dat het de verdediging vrijstond om, indien er onvoldoende voorbereidingstijd restte voor de behandeling van de zaak ter zitting, om uitstel te verzoeken. Een dergelijk verzoek is niet gedaan, zodat mag worden aangenomen dat de raadsman voldoende in staat was om de verdediging te voeren. Zijn uitgebreide pleidooi ter terechtzitting bevestigt dit ook.
Het Gerecht vermag voorts niet in te zien dat het pas na aandringen van de raadsman toevoegen van de Instagram-tekstberichten aan het dossier de verdediging van de verdachte heeft bemoeilijkt. De raadsman had immers al wel de beschikking over deze tekstberichten, zodat deze in staat was daarop zijn verdediging te baseren, nog voordat die tekstberichten aan het dossier werden toegevoegd.
Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Schorsing van de vervolging
Het Gerecht stelt vast dat dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. dat hij op
of omstreeks1 januari 2024 in Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene 1]
en/of [betrokkene 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen
op en/ofin de richting van die [betrokkene 1] en
/of[betrokkene 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op
of omstreeks1 januari 2024 in Aruba een
pistool of revolver en/of een (of meer) scherpe patro(o)n(en), in elk gevaleen vuurwapen en
/ofmunitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

6.Bewijsoverwegingen

De verdachte ontkent stellig iets te maken te hebben met het schietincident van 1 januari 2024 te [adres].
Het Gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Het alternatieve scenario
De raadsman heeft een alternatief scenario aangevoerd. Het alternatieve scenario houdt - samengevat weergegeven – in dat de aangever [betrokkene 1], nadat deze langs de woning van de verdachte in de [adres] was gereden,
zelfop diens auto heeft geschoten om de verdenking op verdachte te laden. De aanleiding daarvoor zou een conflict zijn over de prijs die de verdachte in rekening had gebracht voor motorfietsonderdelen die het slachtoffer bij hem had gekocht. In dit verband heeft de verdediging naar voren gebracht dat [betrokkene 1] de verdachte een aantal keren via Instagram had bedreigd.
Het Gerecht leidt uit de te bezigen bewijsmiddelen het volgende af.
- De aangevers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben verklaard op 1 januari 2024 in [adres] te zijn beschoten terwijl zij zich bevonden in een personenauto, te weten een witte Hyundai i-10 met kenteken [autokenteken]. Zij hebben beiden verklaard de verdachte als de schutter te hebben herkend.
- Een kogel heeft de achterruit van auto doorboord en de recherche zag bij grondig onderzoek in de auto een perforatie links boven de radio. Na onderzoek in het onderste gedeelte van het dashboard werd een loden kogel aangetroffen.
- Op 10 januari 2024 werd door de politie aan de [adres] technisch onderzoek verricht. Bij dit onderzoek werden diverse glasscherven aangetroffen ten westen van het perceel [adres](zijnde verdachtes woning). De glasscherven komen wat kleur betreft overeen met de resten van achterruit van de hiervoor genoemde personenauto. Een van die glasscherven, met lengte van ongeveer 2 cm, lijkt precies te passen in de hoekrand van de achterruit van de gebarsten achterruit van deze auto.
De aangetroffen glasscherven in de nabijheid van de woning van de verdachten bevestigen de lezing van de aangevers en weerleggen het door de verdediging geschetste alternatieve scenario. Zij vormen immers een overtuigende aanwijzing dat de auto waarin de aangevers zich bevonden, is beschoten toen deze langs de woning van de verdachte reed. Anders dan de raadsman is het Gerecht van oordeel dat de aan het dossier toegevoegde videobeelden geen steun bieden aan de stelling van de verdediging dat de achterruit van de auto, nadat deze langs de woning van de verdachte was gereden, nog niet verbrijzeld was. De beelden zijn naar het oordeel van het Gerecht van een zodanige kwaliteit, dat daarop niet valt waar te nemen dat de achterruit nog geheel intact is. Daarbij komt dat de verdachte in het geheel geen verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de glasscherven ter plaatse.
Weliswaar kan uit de chatgesprekken van Instagram de conclusie worden getrokken dat de aangever [betrokkene 1] zich op enig moment bedreigend heeft uitgelaten jegens de verdachte maar dat biedt evenmin voldoende steun aan het alternatieve scenario. Integendeel, in uit het chatgesprek van 3 januari 2024, derhalve kort na het incident op 1 januari 2024, (bijlage OV-03) volgt dat de aangever onder meer het volgende aan de verdachte verteld:
“Sorry full sorry pa tur cos. Mino kier ningun problema mas cubo sorry di curason”. Naar het oordeel van het Gerecht biedt dit chatgesprek een concrete aanwijzing die de stellingen van de verdachte ontkracht. Uit het chatgesprek tussen de verdachte en de aangever volgt namelijk dat de aangever uitgebreid zijn verontschuldiging aan de verdachte heeft geboden en klaarblijkelijk erg bang voor de verdachte is. Dit past in de situatie dat de aangever kort daarvoor door de verdachte is beschoten.
Het Gerecht acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig en niet aannemelijk.
Nadere overwegingen omtrent het bewijs
Het Gerecht ziet, anders dan de verdediging, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de aangevers) te twijfelen. De specifieke details waarover zij verklaren geven op authentieke wijze invulling aan hetgeen op 1 januari 2024 zich heeft voorgedaan. Het Gerecht acht de verklaringen van de aangevers betrouwbaar, nu zij op essentiële onderdelen en op detailpunten met elkaar overeenstemmen. Beide verklaringen komen overeen wat betreft de handelwijze van de verdachte. Als het gaat om de kern van de verklaringen, te weten dat het verdachte is geweest die op de witte Hyundai heeft geschoten, zijn de verklaringen gedetailleerd en consistent. Dat er bij nauwkeurige vergelijking van de verklaringen verschillen zijn te constateren doet, gegeven de overeenstemming in de kern van de verklaringen, aan de betrouwbaarheid van de verklaringen niet af. Beide aangevers hebben op hoofdlijnen gelijkluidend verklaard over het schietincident.
Voor beide aangevers geldt bovendien dat op geen enkele wijze is gebleken van een motief of aanleiding om jegens de verdachte valse verklaringen af te leggen over de persoon van de schutter. Er bestaat geen spoor van aanwijzingen dat de aangevers, al dan niet onder druk van derden, hun verhaal zouden hebben verzonnen.
Al het bovenstaande in aanmerking nemend, ziet het Gerecht geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers te twijfelen nu deze consistent en gedetailleerd zijn en bevestiging vinden in de overige bewijsmiddelen (onder meer in de bevindingen van de opsporingsambtenaren voor wat betreft het technisch onderzoek en de ambtshalve constateringen van de verbalisanten).
De vraag doet zich vervolgens derhalve voor of de verdachte (zijnde degene die als schutter is aangewezen) opzet had op de dood van de inzittende(n) van de auto. Het Gerecht stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van de inzittenden van de auto – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Het Gerecht beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft vanaf een relatief korte afstand één keer op de achterruit van een personenauto geschoten waarin zich op dat moment twee personen bevonden. De kogel is door de achterruit gegaan, heeft de rugleuning van een van de achterbank geschampt en heeft zich in de radio op het dashboard geboord. Op deze hoogte bevinden zich de rompen en hoofden van de inzittenden. Dit wijst op een gericht schot in de richting van de personen die zich in de auto bevonden. Een vuurwapen zoals door de verdachte gebruikt is voorts bij uitstek geschikt om iemand te doden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het afschieten van een kogel op korte afstand op een persoon, ook als deze zich in een voertuig bevindt, de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben.
Het Gerecht is derhalve van oordeel dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij één van de inzittenden van de auto.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Naar het oordeel van het Gerecht kan het eenmaal op korte afstand met een vuurwapen schieten op een auto met daarin twee personen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het doden van één van de inzittenden van de auto dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is het Gerecht niet gebleken.
Gelet op het voorgaande acht het Gerecht bewezen dat verdachte op zijn minst het voorwaardelijk opzet had op de dood van een van de twee inzittenden van de auto.
Het Gerecht komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag gericht tegen slachtoffer [betrokkene 1] of [betrokkene 2].

7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair: Poging doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Feit 2: Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

9.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de avond van 1 januari 2024 in een woonwijk in [adres] op de openbare weg eenmaal met een vuurwapen op een auto geschoten, terwijl zich in die auto twee personen bevonden. De verdachte heeft door zo te handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de betrokkenen. Het is die avond bij een poging tot doodslag gebleven, maar een en ander had veel slechter af kunnen lopen voor de inzittende(n) van de auto. De verdachte heeft bovendien door zijn gedragingen de veiligheid voor omwonenden en eventuele voorbijgangers ernstig in gevaar gebracht. De verdachte deinst er kennelijk niet voor om op de openbare weg vuurwapengeweld te gebruiken. Het gewelddadige gedrag van de verdachte leidt tot gevoelens van angst en onrust in de maatschappij, temeer nu het schietincident heeft plaatsgevonden in een woonwijk.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen en patroon voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van vuurwapens kan gevaarlijke situaties met zich meebrengen, zoals gebleken, terwijl de aanwezigheid van vuurwapens op zichzelf al gevoelens van angst en onveiligheid opwekken.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht heeft voorts acht geslagen op de door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

10.In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst.
A.Overweging met betrekking tot verzoek tot instandlating van het beslag op de motorfietsen, de motoronderdelen en het overige geld (te weten: Afl. 6.480,-, $1.082,25 en €58,55)
Van een strafvorderlijk belang, gerelateerd aan de feiten waarvoor de verdachte thans schuldig is bevonden, dat zich verzet tegen teruggave van deze goederen is niet gebleken. De wet schrijft dan voor dat het Gerecht de teruggave van die voorwerpen aan de verdachte gelast. Indien het Openbaar Ministerie het beslag op de hiervoor genoemde voorwerpen wil handhaven in het kader van de waarheidsvinding ter zake van een verdenking van een of meer
anderestrafbare feiten dan waarvoor de verdachte thans terecht staat, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om deze goederen uit hoofde van het onderzoek naar die andere strafbare feiten (opnieuw) in beslag te nemen. De hierna te geven last tot teruggave staat daar niet aan in de weg.
B.Niet in staat te beslissen
Het Gerecht acht zich niet in staat te beslissen omtrent de in de zaak van de verdachte in beslag genomen drugs en drugsattributen.
Artikel 397, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van Aruba bepaalt dat het Gerecht de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen gelast voor zover deze niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer, tenzij het Gerecht verklaart tot het afgeven van een zodanige last niet in staat te zijn.
Het Gerecht overweegt dat daarvan in dit geval sprake is.
Weliswaar wordt de verdachte wegens een strafbaar feit veroordeeld, maar de in beslag genomen voorwerpen hebben met dat feit geen relatie en kunnen evenmin dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. Daarom kunnen de desbetreffende voorwerpen niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.
Aangezien de verdachte niet gerechtigd is om de voorwerpen voorhanden te hebben, zou teruggave daarvan een strafbaar feit opleveren. Gelet daarop zal het Gerecht op dit punt geen beslissing nemen en verklaren dat het tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is. Zo nodig kan het OM op de voet van artikel 1:74, eerste lid, onder d, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba de onttrekking aan het verkeer bij afzonderlijke beschikking vorderen.
C.Teruggave aan de verdachte
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de overige in beslag genomen voorwerpen. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
zes (6) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van de navolgende voorwerpen:
  • kluis, zonnebril, oplader, rijbewijs, condoom geld (totaal ad Afl. 13,-), mobiele telefoon, iPad en kwitanties aan de verdachte, alsmede
  • de motorfietsen, de motoronderdelen en het overige geld (te weten: Afl. 6.480,-, $1.082,25 en €58,55);
verklaart ten aanzien van de in rubriek 10B genoemde voorwerpen, die niet voor verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer vatbaar zijn, dat het Gerecht tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 17 mei 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:
inhoudsindicatie: op de openbare weg eenmaal met een vuurwapen op een auto geschoten, terwijl zich in die auto twee personen bevonden. De verdachte heeft door zo te handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de betrokkenen. Het is die avond bij een poging tot doodslag gebleven, maar een en ander had veel slechter af kunnen lopen voor de inzittende(n) van de auto.