ECLI:NL:OGEAA:2024:173

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
637 van 2023
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van cocaïne en marihuana met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze Arubaanse strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de verkoop van cocaïne en marihuana. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan vijftien jaar regelmatig naar Aruba kwam en daar vanuit zijn woning verdovende middelen verkocht. De rechtbank hechtte meer waarde aan de verklaringen van getuigen die bij de politie hadden afgelegd dan aan hun latere schriftelijke verklaringen waarin zij van die eerdere verklaringen terugkwamen. De verdachte werd vrijgesproken van een derde feit, namelijk het bezit van hasj, omdat er onvoldoende bewijs was dat de hasj zich in zijn machtssfeer bevond. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door getuigen betrouwbaar was, omdat zij hem al voor het feit kenden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verkoop van cocaïne en marihuana, wat ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van anderen en bijdraagt aan de instandhouding van een drugscircuit. De opgelegde straf is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

Parketnummer: P-2023/02371
Zaaknummer: 637 van 2023
Uitspraak: 22 maart 2024 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats],
wonende in [verblijfplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.J. Steward, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. E. Stevens, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier [4] jaren waarvan één [1] jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie [3] jaren), met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
  • de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen;
  • de verbeurdverklaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen vermeld op de aangehechte beslaglijst:
  • het geldbedrag ter waarde van Afl 88,25 vermeld onder 4;
  • de weegschaal vermeld onder 5;
  • de rode pot inhoudende een geldbedrag ter waarde van Afl 50,- vermeld onder 6;
  • het geldbedrag ter waarde van Afl 155,90 vermeld onder 11;
  • het geldbedrag ter waarde van US$ 3,- vermeld onder 14;
  • dat het Gerecht nog geen beslissing neemt over de in beslag genomen mobiele telefoons en laptop;
  • de teruggave van de overige in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de handel in cocaïne en marihuana zoals ten laste gelegd onder 1 en 2 en heeft tevens een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:

Verkoop cocaïne

1. dat hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 september 2008 tot en met 10 september 2023 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

Verkoop marihuana

2. dat hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 september 2008 tot en met 10 september 2023 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 4 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

Bezit hash

3. dat hij op of omstreeks 10 september 2023 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, in bezit en of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 3
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 3 ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Voor de vraag of de verdachte opzettelijk hasj in bezit en aanwezig heeft gehad is niet doorslaggevend aan wie die hasj toebehoort. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien daarvan. De hasj zal zich wel in de machtssfeer van de verdachte moeten bevinden. Daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid daarvan, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Voorts is voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hasj een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ noodzakelijk.
In deze zaak is de hasj tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte, in de lade van een kast die zich in de slaapkamer van de medeverdachte [medeverdachte] bevond, aangetroffen. De hasj lag daarmee niet in de machtssfeer van de verdachte. [Medeverdachte] heeft voorts verklaard dat de hasj hem toebehoort. Er is gelet op het voorgaande onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die hasj en dat er sprake was van een gezamenlijke machtsuitoefening.
De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:

Verkoop cocaïne

1. dat hij op
een (of meer)tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 10 september 2008 tot en met 10 september 2023 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen
of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld,heeft verkocht en
/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/ofin bezit en
/ofaanwezig heeft gehad;

Verkoop marihuana

2. dat hij op
een (of meer)tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 10 september 2008 tot en met 10 september 2023 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk hennep,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt,als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen
of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, heeft verkocht en
/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/ofin bezit en
/ofaanwezig heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde handel in cocaïne en marihuana zal worden vrijgesproken, omdat het bewijs dat de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt is gebaseerd op verklaringen van een aantal getuigen die, middels een ander geschrift, van hun bij de politie afgelegde verklaring zijn terugkomen. Ook heeft het identificatieproces van de verdachte niet volgens erkende methodieken plaatsgevonden waardoor de identificatie van de verdachte door de getuigen onbetrouwbaar is. Anders dan nu is gebeurd, had het identificatieproces via een Osloconfrontatie moeten plaatsvinden, aldus de raadsman. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de tenlastegelegde periode onredelijk ruim is genomen en niet wordt onderbouwd door concreet en betrouwbaar bewijs.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Anders dan door de raadsman is betoogd heeft het Gerecht geen reden om aan de betrouwbaarheid van de door voormelde getuigen bij de politie belastende verklaringen te twijfelen, nu de getuigen bij de politie gedetailleerd hebben verklaard over de verkoop van verdovende middelen door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], die verklaringen op doorslaggevende punten overeenkomen met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en die verklaringen verder worden ondersteund door de tijdens de huiszoeking aangetroffen verdovende middelen en druggerelateerde attributen die qua kleur en aangetroffen locatie in de woning, precies overeenkwamen met de door [relatief van verdachte] bij de politie afgelegde verklaring. Het Gerecht hecht daarom meer waarde aan de door voornoemde getuigen bij de politie afgelegde verklaringen, dan hun schriftelijk stuk en zal deze verklaringen aan het bewijs van het ten laste gelegde laten bijdragen.
Het Gerecht overweegt verder met betrekking tot de herkenning dat volgens de Hoge Raad de resultaten van rechtmatige enkelvoudige confrontaties voor het bewijs kunnen worden gebruikt, ongeacht de voorkeur voor meervoudige confrontaties en ongeacht het belang van de confrontatie in het geheel van de bewijsvoering. De herkenning bij een enkelvoudige confrontatie is betrouwbaar te achten als de getuige de hem getoonde persoon vóór het feit reeds kende. In de onderliggende zaak is dat het geval en is de gevolgde methodiek geenszins onverenigbaar met een eerlijke procesvoering.
Tot slot gaat het Gerecht met betrekking tot het bewezenverklaarde er niet vanuit dat de verdachte in de tenlastegelegde periode onafgebroken cocaïne en marihuana heeft verkocht. Uit het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode bij tijd en wijle in Nederland heeft gewoond. Vaststaat echter dat de verdachte, ook gedurende die tijd, regelmatig voor drie à zes maanden naar Aruba kwam en in Aruba verbleef en dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat hij in de tenlastegelegde periode gedurende meerdere jaren met enige regelmaat cocaïne en marihuana vanuit zijn woning in Aruba heeft verkocht.
De verweren worden daarom verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder B en C, van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
2. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, onder B en C, van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met een of meer anderen gedurende een ruime tijd schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen, onder andere cocaïne en marihuana, en het in bezit en aanwezig hebben hiervan. Door vanuit zijn woning drugs te verkopen heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van een (hard)drugscircuit, en bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van derden en zodoende het in gevaar brengen van hun gezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot (vermogens)criminaliteit, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Tot slot wordt met de handel in verdovende middelen veel geld verdiend. Kennelijk heeft verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf met een deel voorwaardelijk passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
A.
Verbeurdverklaring
De op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerpen onder 4, 5, 6, 11 en 14 (Afl 88,25, een weegschaal, een rode pot inhoudende Afl 50,-, Afl 155,90 en US$ 3,-), zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De voorwerpen behoren immers toe aan de verdachte en zijn grotendeels door middel van het bewezen verklaarde verkregen, dan wel voorwerpen met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan of voorbereid.
Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten.
Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen cocaïne en marihuana, op de aangehechte beslaglijst vermeld onder 6, 7, 8, 15, 18 en 19 zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Het betreft voorwerpen met betrekking tot welke het bewezen verklaarde is begaan en waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Teruggave aan de verdachte
De officier van justitie heeft het Gerecht verzocht om nog geen beslissing te nemen over de onder de verdachte in beslag genomen mobiele telefoons en laptop, omdat die nog (nader) onderzocht moeten worden in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek. Het Gerecht oordeelt als volgt.
Artikel 397, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van Aruba bepaalt dat het Gerecht de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen gelast voor zover deze niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer, tenzij het Gerecht verklaart tot het afgeven van een zodanige last niet in staat te zijn.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen in de onderhavige zaak, te weten:
  • Een zwarte mobiele telefoon van het merk Iphone vermeld onder 1;
  • Een peach kleurige mobiele telefoon van het merk Iphone vermeld onder 2;
  • Een grijze tas met inhoud, vermeld onder 3;
  • Een plastic pot inhoudende een zwarte simkaart, een simkaart adapter van het merk SanDisk, een Setar lotenticket, allen vermeld onder 4;
  • Een zwarte mobiele telefoon van het merk LG vermeld onder 9;
  • Een zwarte tas met kleuren bloemen inhoudende een geldbedrag van Afl 650,-, beiden vermeld onder 10;
  • Een beker vermeld onder 11;
  • Een oranje mobiele telefoon van het merk Samsung, vermeld onder 12;
  • Een zwarte usb-stick van het merk Kingston, vermeld onder 13;
  • Een donkergrijze laptop van het merk Asus, vermeld onder 16;
  • Een zilverkleurige mobiele telefoon, vermeld onder 17.
Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast en het verzoek van de officier van justitie, worden afgewezen. Indien het Openbaar Ministerie het beslag op voornoemde mobiele telefoons en laptop wilde handhaven in het kader van de waarheidsvinding uit hoofde van een ander strafrechtelijk onderzoek, dan had het op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om de telefoons en laptop uit hoofde van dat ander onderzoek (opnieuw) in beslag te nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75, 1:123, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier [4] jaren;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
één [1] jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie [3] jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd in rubriek 10 A;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven verdovende middelen genoemd in rubriek 10 B;
gelast de teruggave van de in rubriek 10 C genoemde voorwerpen aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door mr. A.B. Bennett, (zittingsgriffier), en op 22 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:
Inhoudsindicatie:
Arubaanse strafzaak.
Het Gerecht legt aan de verdachte een gevangenisstraf van 4 jaar op, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, voor de verkoop van cocaïne en marihuana. Met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte aan deze feiten hecht het Gerecht meer waarde aan de door de getuigen bij de politie afgelegde verklaringen, dan hun schriftelijk stuk waar ze van die verklaringen terugkomen. Verder gaat het Gerecht er niet vanuit dat de verdachte in de tenlastegelegde periode onafgebroken cocaïne en marihuana heeft verkocht, maar wel dat de verdachte gedurende de tenlastegelegde periode regelmatig voor drie à zes maanden naar Aruba kwam en gedurende meerdere jaren met enige regelmaat cocaïne en marihuana vanuit zijn woning in Aruba heeft verkocht. Tot slot overweegt het Gerecht met betrekking tot de herkenning van de verdachte dat de herkenning bij een enkelvoudige confrontatie betrouwbaar is te achten als de getuige de hem getoonde persoon vóór het feit reeds kende. De gevolgde methodiek in deze zaak is de daarom geenszins onverenigbaar met een eerlijke procesvoering.