ECLI:NL:OGEAA:2024:145

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
AUA202401427KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde wegens huurachterstand en ontruiming van een gehuurde woning. De huurovereenkomst, aangegaan op 6 augustus 2021, verplichtte gedaagde tot betaling van een maandelijkse huur van $ 1.900, met boetes voor te late betalingen. Eiser heeft gedaagde op 13 april 2024 geïnformeerd over een huurachterstand van meer dan drie maanden en heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Ondanks pogingen tot een regeling zijn partijen er niet in geslaagd om tot een oplossing te komen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2024 heeft eiser zijn vordering toegelicht, waarbij hij stelde dat gedaagde in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Gedaagde heeft betwist dat hij in gebreke is, en voerde aan dat hij recht had op verrekening vanwege gebreken aan de gehuurde woning. Het gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde tot en met 13 april 2024 een bedrag van Afl. 9.320,66 aan huur onbetaald heeft gelaten en dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.

Het gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde het gehuurde uiterlijk op 3 juni 2024 moet ontruimen en heeft hem veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, nutsvoorzieningen en een gebruiksvergoeding. De vordering tot betaling van een voorschot op opleveringsschade is afgewezen, omdat onduidelijk is of er schade zal zijn. Gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.M.J. Keltjens op 30 mei 2024.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 30 mei 2024
Behorend bij AUA202401427 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
eiser, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaten mrs. D.W. Ormel en M. Franken,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 3 mei 2024;
- de akte eiswijziging;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 23 mei 2024.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling ter zitting zijn namens [eiser] zijn gemachtigden verschenen. [Gedaagde] is verschenen, bijgestaan door een tolk. De gemachtigden hebben namens [eiser] het woord gevoerd, mede aan de hand van een overgelegde pleitnota. Partijen hebben hun standpunt toegelicht en vragen van het gerecht beantwoord.
1.3
Hierna heeft er overleg tussen partijen plaatsgevonden om tot een regeling te komen. Partijen zijn daarin niet geslaagd.
1.4
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.UITGANGSPUNTEN

2.1
Partijen zijn op 6 augustus 2021 een schriftelijke huurovereenkomst aangegaan waarbij [eiser] aan [gedaagde] een gemeubileerde woning aan [adres] te Aruba (hierna: het gehuurde) heeft verhuurd tegen een huurprijs van $ 1.900 per maand. Daarbij is overeengekomen dat de huurprijs uiterlijk op de zesde dag van de betreffende maand moet worden voldaan en indien de huur niet uiterlijk op de elfde dag is voldaan, een boete van $ 100,-- per dag moet worden betaald. Verder is overeengekomen dat [gedaagde], behalve de kosten van Setar, de nutsvoorzieningen moet voldoen.
2.2
Bij e-mail van 13 april 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] bericht dat er een huurachterstand van meer dan drie maanden is en dat de huurovereenkomst op grond daarvan (buitengerechtelijk) wordt ontbonden.
2.3
Partijen hebben over en weer voorstellen gedaan om met wederzijds goedvinden tot een beëindiging van de huurovereenkomst te komen. Dat is niet gelukt.

3.HET GESCHIL

3.1
Na eiswijziging vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld,
primair:- tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Afl. 17.974,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2024;
- om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen aan [eiser];
- tot betaling aan [eiser] van Afl. 111,19 per dag vanaf 13 april 2024 tot het gehuurde zal zijn ontruimd;
- tot betaling van een voorschot op de opleveringsschade van Afl. 1.500,--;
- tot betaling van de wettelijke rente over dit alles vanaf 14 dagen na het opeisbaar worden van de betreffende vordering;
subsidiair:
- om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis toegang te verlenen aan een ongediertebestrijdingsbedrijf, zodat dat bedrijf werkzaamheden kan uitvoeren ter bestrijding van termieten, zulks op verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft hieraan gevolg te geven;
primair en subsidiair:
- in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2 [
Eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De huur over de maanden juni 2023, maart 2024 en april 2024 is niet voldaan. Ook de huur van mei 2024 is onbetaald gebleven. Daarnaast diende [gedaagde] de facturen van de nutsvoorzieningen op zijn naam te zetten en deze tijdig te voldoen. Aan deze verplichting heeft [gedaagde] niet voldaan. Er is thans een achterstand bij Elmar van Afl. 1.101,24, bij WEB van Afl. 163,90 en bij Serlimar van Afl. 84,--. Verder heeft [gedaagde] zich niet als goed huurder gedragen door meermaals te weigeren om pest control toegang tot de woning te verlenen, waardoor schade is ontstaan aan het dak en het vermoeden bestaat dat er termieten in het huis aanwezig zijn die zo snel mogelijk moeten worden bestreden. Doordat [gedaagde] vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst op 13 april 2024 onrechtmatig gebruik maakt van de woning kan [eiser] deze niet aan anderen verhuren. [Eiser] lijdt hierdoor schade gelijk aan de huurwaarde van de woning van Afl. 3.382,-- per maand dan wel Afl. 111,19 per dag. [Gedaagde] kan geen beroep doen op verrekening in verband met kapotte elektrische apparaten. [Eiser] behoeft deze niet te vervangen of te repareren. [Gedaagde] heeft ook nooit de bonnen laten zien van de nieuwe spullen die hij stelt te hebben gekocht terwijl [eiser] daar wel om heeft gevraagd, aldus [eiser].
3.3 [
Gedaagde] voert tegen de vordering aan dat hij niet begrijpt dat pest control nu een onderwerp van geschil is. In oktober 2023 is pest control in het gehuurde geweest. [Eiser] wil het huis verkopen en reparaties verrichten. Het huurcontract loopt tot augustus 2024. [Gedaagde] heeft tijd nodig om iets anders te vinden voor zichzelf en zijn gezin. Hij heeft geld op de huur van juni 2023 ingehouden, omdat onder andere de magnetron en oven niet meer werkten. [Eiser] wilde deze niet vervangen. [Gedaagde] heeft inmiddels een ander huis gevonden en kan het gehuurde uiterlijk 3 juni 2024 verlaten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiser] volgt uit de aard van de vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, de vraag worden beantwoord of de vordering van [eiser] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is voldoende gebleken dat [gedaagde] tot en met 13 april 2024 een bedrag van Afl. 9.320,66 aan huur onbetaald heeft gelaten. Dat heeft hij ook niet betwist. [Gedaagde] heeft enkel aangevoerd dat hij een deel daarvan mocht verrekenen met apparaten die kapot zijn gegaan. Daartoe heeft hij echter onvoldoende gesteld en onderbouwd, zodat aan dit verweer voorbij wordt gegaan. Voornoemd bedrag aan achterstallige huur is dan ook toewijsbaar. Daarnaast is voldoende gebleken dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en dat [gedaagde] vanaf 13 april 2024 zonder recht of titel in de woning verblijft. Vanaf die datum is [gedaagde] daarom een gebruiksvergoeding verschuldigd voor de periode dat hij het gehuurde na 13 april 2024 tot aan de ontruiming in gebruik heeft. Dat komt neer op een bedrag van Afl. 111,19 per dag na 13 april 2024 tot aan de ontruiming. Dit deel van de vordering is eveneens toewijsbaar.
4.4 [
Gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij een andere woning heeft gevonden en dat hij bereid is het gehuurde uiterlijk op 3 juni 2024 te verlaten. Het gerecht zal daarom bepalen dat [gedaagde] het gehuurde uiterlijk op die datum moet ontruimen.
4.5 [
Gedaagde] heeft niet weersproken dat hij nog een bedrag van Afl. 1.890,14 aan nutsvoorzieningen aan [eiser] moet voldoen. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
4.6
De gevorderde boete zal worden afgewezen. Voor een dergelijke vordering is een afzonderlijk spoedeisend belang vereist waartoe [eiser] onvoldoende heeft gesteld.
Het gevorderde voorschot op de opleveringsschade zal eveneens worden afgewezen, omdat thans onzeker is of van dergelijke schade sprake zal zijn.
4.7
Aangezien het primair gevorderde zal worden toegewezen, heeft [eiser] geen belang meer bij het subsidiair gevorderde zodat dit geen bespreking behoeft.
4.8 [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van:
- Afl. 9.320,66 aan achterstallige huur tot en met 13 april 2024, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2024 tot aan de voldoening;
- Afl. 1.890,14 aan nutsvoorzieningen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2024 tot aan de voldoening;
- Afl. 111,19 per dag aan gebruiksvergoeding vanaf 14 april 2024 tot aan de ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid tot aan de voldoening;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om de onroerende zaak aan de [adres] te Aruba met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze laatste eigendom zijn van [eiser], uiterlijk op 3 juni 2024 volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en niet meer te betreden en/of te gebruiken en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen aan [eiser];
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van deze uitspraak aan de kant van [eiser] worden begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 244,65 aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan gemachtigdensalaris, vermeerderd met de nakosten van Afl. 250,--, te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan [gedaagde] indien hij na aanschrijving 14 dagen de tijd heeft gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de volledige betaling;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 30 mei 2024 in aanwezigheid van de griffier.