ECLI:NL:OGEAA:2024:136

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
AUA202303734
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon door leerkracht tegen onderwijsstichting

In deze zaak heeft [verzoekster], een leerkracht, een vordering ingesteld tegen de Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Aruba (SPCOA) voor betaling van achterstallig loon. De vordering is afgewezen omdat SPCOA geen bevoegdheid had om [verzoekster] een hoger salaris toe te kennen, aangezien zij niet voldeed aan de diploma-eisen. [Verzoekster] heeft in 2001 haar MO akte wiskunde behaald in Suriname en is op 1 augustus 2015 in dienst getreden bij SPCOA. Aanvankelijk ontving zij een salaris in schaal 34, maar na een jaar werd haar salaris verlaagd naar schaal 25, wat zij betwistte. SPCOA stelde dat de diploma's van [verzoekster] niet erkend waren door de Directie Onderwijs, waardoor zij niet als bevoegde lerares kon worden aangemerkt. Het gerecht oordeelde dat SPCOA niet bevoegd was om een hoger salaris toe te kennen zonder de vereiste erkenning van de diploma's. De vordering van [verzoekster] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 16 april 2024 door rechter J.M.J. Keltjens.

Uitspraak

Beschikking van 16 april 2024
Behorend bij AUA 202303734 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te Bonaire,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. Desiree G. Croes,
tegen:
de stichting
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJK ONDERWIJS ARUBA,
gevestigd en kantoorhoudende te Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: SPCOA,
gemachtigde: de advocaat mr. J.L. Peterson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 25 oktober 2024;
- het verweerschrift, ingediend op 27 februari 2024;
- de producties van de zijde van [verzoekster] d.d. 7 maart 2024,
- de producties van de zijde van SPCOA,
- de mondelinge behandeling van 12 maart 2024
,waarbij zijn verschenen [verzoekster] bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en SPCOA verschenen bij mevrouw [directrice] (directrice) en mevrouw [medewerkster] (financieel medewerkster), bijgestaan door voornoemde gemachtigde. De standpunten van beide partijen zijn nader toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Deze pleitaantekeningen zijn ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan het gerecht overhandigd en toegevoegd aan het procesdossier.
1.2
De datum van de beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoekster] heeft na een vier jaar durende opleiding in 2001 in Suriname haar MO akte wiskunde behaald.
2.2
Op 1 augustus 2015 is [verzoekster] voor de periode van één jaar in dienst getreden van SPCOA als leerkracht aan één van haar Mavo-scholen, feitelijk in de functie van leerkracht wiskunde bij het [adres] in [plaats].
2.3
Bij de aanvang van haar dienstverband op 1 augustus 2015 werd [verzoekster] beloond met een salaris in schaal 34.
2.4
Bij akte van benoeming van SPCOA van 27 juni 2016 is de benoeming van [verzoekster] met een jaar verlengd tot 1 augustus 2017 tegen een salaris ingedeeld in schaal 25.
2.5
De benoeming is vervolgens telkens voor een jaar verlengd waarbij [verzoekster] steeds werd beloond met een salaris in schaal 25.
2.6 [
Verzoekster] heeft in juni 2020 de Bachelor lerarenopleiding wiskunde aan de Universiteit van Aruba met goed gevolg afgerond.
2.7
Ingaande 1 augustus 2020 heeft SPCOA [verzoekster] in vaste dienst benoemd in de functie leerkracht aan één van haar Mavo-scholen tegen een salaris in schaal 34.
2.8
Het dienstverband van [verzoekster] met SPCOA is 1 juni 2022 geëindigd.

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoekster] verzoekt het gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, en aangevuld ter gelegenheid van de mondelinge behandeling:
a. voor recht te verklaren dat het salaris van [verzoekster] met ingang van het schooljaar 2016 tot en met schooljaar 2019-2020 op basis van haar diploma’s en het Nuffic advies in
schaal 34diende te zijn ingeschaald, en/of dat SPCOA aansprakelijk is voor het misgelopen salaris en de schade veroorzaakt aan [verzoekster] en om SPCOA te veroordelen om het misgelopen salaris/salarisdeel, misgelopen vakantie-uitkering vanaf het schooljaar 2017 tot het schooljaar 2020 aan [verzoekster] te voldoen, voorts
b. om SPCOA te veroordelen tot betaling van haar misgelopen salaris, vakantie-uitkeringen van 1 augustus 2016 tot en met 31 juli 2020, vermeerderd met misgelopen bedragen aan vakantie-uitkering, groot Afl. 131.357,96, exclusief wettelijke verhoging en de wettelijke rente, althans,
c. SPCOA te bevelen om aan [verzoekster] het verschil in salaris inclusief vakantie-uitkering te betalen conform de diplomawaardering van de Nuffic van 2016, en [verzoekster] op basis van schaal 34 uit had moeten worden betaald over de schooljaren (1) 2016-2017, (2) 2017-2018, (3) 2018-2019, (4) 2019-2020, in totaal Afl. 141.357,96, althans in ieder geval het verschil in salaris over de schooljaren 2018-2019 en 2019-2020, met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625BWA, althans
d. iedere andere door het gerecht in alle goede justitie te vermenen voorziening te treffen, met inachtneming van de feiten en omstandigheden van de zaak,
e. kosten rechtens.
3.2
SPCOA heeft verweer gevoerd. Volgens SPCOA dient [verzoekster] niet-ontvankelijk te worden verklaard dan wel dienen haar verzoeken te worden afgewezen.
3.3
Op de standpunten van partijen zal het gerecht hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht passeert het verweer van SPCOA dat [verzoekster] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek. [Verzoekster] grondt haar verzoek op de uit hoofde van het dienstverband aan haar toegekende of toe te kennen beloning en haar arbeidsrelatie met SPCOA. Voor die aanspraak is niet relevant of, zoals SPCOA in het verweerschrift heeft gesteld, SPCOA de bevoegdheid had om een ander beloning toe te kennen dan zij heeft gedaan.
4.2
Kern van het geschil tussen partijen is het door SPCOA aan [verzoekster] toegekend salaris vanaf de aanvang van het schooljaar 2016-2017 tot en met het einde van het schooljaar 2019-2020 in schaal 25 in plaats van in schaal 34 omdat de diploma’s van [verzoekster] die zij in Suriname had behaald – naar [verzoekster] stelt: ten onrechte – niet voldeden aan de diplomavereisten voor een bevoegd docent.
4.3
Volgens [verzoekster] bezit zij met de door haar in Suriname gevolgde opleiding en behaalde MO akte wiskunde feitelijk en ook volgens de Nuffic-normen een eerstegraads bevoegdheid als docent (de MO-A en MO-B aktes). De Inspectie van Onderwijs dient zich bij de waardering van een in het buitenland behaald diploma te laten leiden door het Nuffic-advies. Het diploma van [verzoekster] is foutief als zijnde van een lagere graad beoordeeld en SPCOA heeft haar per schooljaar 2016 dan ook ten onrechte ingedeeld in salarisschaal 25 in plaats van in salarisschaal 34 die overeenkomt met haar eerstegraads bevoegdheid als docent. SPCOA heeft [verzoekster] aldus een lager salaris uitgekeerd dan waar zij recht op had.
4.4
SPCOA heeft verweer gevoerd. Volgens SPCOA worden de salarissen van werknemers binnen haar organisatie door de overheid betaald voor zover wordt voldaan aan geldende wet- en regelgeving. In artikel 35 jo artikel 36 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (hierna: de Landsverordening) en de uitvoeringsbesluiten zijn de vereisten opgenomen om als bevoegde leraar aan een school voor voortgezet onderwijs te worden benoemd en beloond. Afwijking van die vereisten is mogelijk, maar alleen onder de in artikel 35, lid 2 tot en met 5 van de Landsverordening genoemde voorwaarden.
Directie Onderwijs heeft de diploma’s van [verzoekster] van haar opleiding in Suriname niet erkend en ook is in de betreffende jaren door Directie Onderwijs geen dispensatie c.q. ontheffing verleend. SPCOA wijst in haar verweer op de correspondentie van de Directie Onderwijs met SPCOA waarin SPCOA nadrukkelijk op werd gewezen op de onderwijsbevoegdheid van [verzoekster] en haar salariëring.
Zonder een ontheffing van Directie Onderwijs worden de salariskosten van SPCOA niet gesubsidieerd. Het eerste jaar van het dienstverband van [verzoekster] met SPCOA is de toenmalige directeur met [verzoekster] een salaris in schaal 34 overeengekomen, maar daar was de toenmalige directeur niet toe bevoegd. Na een gesprek tussen partijen in juli 2016 heeft [verzoekster] er mee ingestemd het dienstverband bij SPCOA voort te zetten ondanks de inschaling in schaal 25.
4.5
Het gerecht overweegt het volgende.
4.5.1
In artikel 35 van de Landsverordening is – voor zover voor deze procedure van belang – bepaald dat tot leraar aan een school slechts kan worden benoemd hij die in het bezit is van een bewijs van bekwaamheid voor het door hem aan die school te geven onderwijs, een bewijs van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding, voor zover vereist bij of krachtens artikel 36 van de Landsverordening.
4.5.2
Ingevolge artikel 36, lid 2 van de Landsverordening kan de Minister in bijzondere gevallen aan personen die in een bepaald vak of onderdeel van een vak door buitengewone bekwaamheid uitmunten, ten aanzien van dit vak of dit onderdeel ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onderdelen a en b gestelde eisen.
4.5.3
In artikel 38 van de Landsverordening is – voor zover hier van belang – bepaald dat de salarissen en de toelagen van -onder meer- leraren worden vastgesteld bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
4.5.4
In de brief van de Inspectie van het Onderwijs van 23 april 2009 zijn de schoolbesturen er op gewezen dat elk verzoek voor goedkeuring om af te wijken van de eisen van benoembaarheid eerst dient te worden gestuurd naar de Inspectie van het Onderwijs en dat een verzoek met betrekking tot de evaluatie van (buitenlandse) diploma’s dient te worden gestuurd naar de directeur van de Directie Onderwijs voor de waardering en voor de inschaling. De diploma’s die niet in de Landsverordeningen zijn opgenomen, worden door de directeur van de Directie Onderwijs voorgelegd aan de Commissie Onderwijsbevoegdheden van de Directie Onderwijs. Deze commissie brengt een eindadvies uit aan de directeur van de Directie Onderwijs na de beoordeling van opleidingen en diploma’s die niet voorkomen in de Landsverordeningen.
Door de Inspectie van het Onderwijs wordt in die brief verder vermeld dat onderwijspersoneel dat
nietin het bezit is van een kwalificatie en waarvoor in het belang van de continuïteit van het onderwijs toch goedkeuring door de inspecteur is verleend om af te wijken van de eisen van benoembaarheid, wordt ingeschaald in hoofdschaal 25.
4.6 [
Verzoekster] is bij de akte van benoeming (door SPCOA overgelegd als productie 3) ervan in kennis gesteld dat de bezoldiging en eventueel daarmee samenhangende toelagen worden berekend volgens regelingen geldende voor de leerkracht bij het openbaar onderwijs. In artikel 4 van die akte is vermeld dat wijzigingen in Landsverordeningen en andere wettelijke regelingen inzake de rechtspositie van leerkrachten voor het schoolbestuur en de benoemde bindend zijn. Verder is vermeld dat de benoemde alleen aanspraak kan maken op geldelijke vergoedingen die door de overheid aan het schoolbestuur worden gedaan.
[Verzoekster] was er door de haar bij haar akte van benoeming verstrekte informatie dus mee bekend dat bij de beloning van een leerkracht de Landsverordening en toepasselijke landsbesluiten leidend zijn en SPCOA niet bevoegd is om af te wijken van de wettelijke bepalingen omtrent de salariëring van leerkrachten.
4.7
De beloning van [verzoekster] in een lagere salarisschaal (schaal 25 in plaats van schaal 34) werd veroorzaakt doordat de diploma’s die [verzoekster] aan een opleidingsinstituut in Suriname had behaald, niet voorkomen in de Landsverordeningen, althans dat [verzoekster] op grond van de met die opleiding behaalde kwalificaties niet als bevoegde leraar werd aangemerkt. [Verzoekster] was daar in ieder geval mee bekend toen zij in aanmerking kwam voor verlenging van haar dienstverband na 1 jaar. Ondanks een salaris in een lagere schaal dan waarop zij op basis van haar diploma’s meende recht te hebben, heeft zij er op dat moment voor gekozen om haar dienstverband te verlengen. De jaren erna heeft zij diezelfde keuze gemaakt.
4.8 [
Verzoekster] heeft niet bestreden dat SPCOA zelf niet bevoegd is om op basis van de behaalde buitenlandse diploma’s de onderwijsbevoegdheid van [verzoekster] als leerkracht te bepalen. Die beslissing is voorbehouden aan de Directie Onderwijs. Het niet opvolgen van de richtlijnen ten aanzien daarvan kan voor schoolbesturen leiden tot vergaande consequenties, zoals het niet subsidiëren van het salaris van de betreffende onderwijskracht. Dit blijkt ook uit de correspondentie tussen SPCOA en de Directie Onderwijs die door SPCOA in het geding is gebracht. SPCOA is daarin herhaaldelijk gewezen op de gevolgen voor SPCOA indien [verzoekster] niet overeenkomstig de Landsverordening wordt beloond.
4.9 [
Verzoekster] is weliswaar bij akte van benoeming in 2015 beloond met een salaris in schaal 34. Uit de salarisslips die SPCOA heeft overgelegd blijkt echter dat zij een salaris ontving in schaal 25 en dat dat salaris is vermeerderd met een niet gesubsidieerde toelage wat gezamenlijk hetzelfde salaris opleverde als een salaris in schaal 34. SPCOA heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat die niet gesubsidieerde toelage door de toenmalige directeur aan [verzoekster] is verstrekt zonder dat hij daarvoor toestemming had van het bestuur van SPCOA. De toenmalige directeur had die toelage niet mogen verstrekken. Daarvoor is door SPCOA ook geen subsidie ontvangen. SPCOA heeft die toelage uit eigen middelen betaald.
4.1
Vanaf het schooljaar 2016 - 2017 heeft [verzoekster] een salaris in schaal 25 ontvangen en is haar geen toelage meer verstrekt. Zij heeft daarmee ingestemd toen haar dit bij de verlenging van haar contract werd meegedeeld.
SPCOA heeft voor de schooljaren 2017-2018, 2019-2019 en 2019-2020 bij de Directie Onderwijs verzocht de diploma’s van [verzoekster] te erkennen maar die erkenning niet verkregen. Wel is aan SPCOA ontheffing voor de benoembaarheid van [verzoekster] verleend. Zoals uit de hiervoor in r.o. 4.5.4 genoemde brief van de Inspectie van het Onderwijs blijkt, betekent die ontheffing niet dat de betreffende leerkracht mag worden beloond met een salaris in een hogere schaal dan schaal 25.
4.11
Het diploma dat door [verzoekster] in Suriname is behaald, komt zoals hiervoor reeds is vermeld dus niet voor in de Landsverordeningen en wordt door de Directie Onderwijs ook niet aangemerkt als voldoende gekwalificeerd.
[Verzoekster] heeft gesteld dat het diploma dat zij in Suriname behaalde, door Nuffic als voldoende wordt gekwalificeerd, maar zoals door SPCOA terecht is aangevoerd, mist het Verdrag van Lissabon waarop de Nuffic adviezen zijn gebaseerd toepassing in Aruba.
4.12
Afgezien daarvan is SPCOA niet bevoegd te beslissen of een diploma van een (te benoemen) leerkracht aan de kwalificatienormen voldoet. SPCOA heeft daarin geen enkele vrijheid. Zoals uit het voorgaande blijkt komt die bevoegdheid op grond van de Landsverordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving toe aan de Directie Onderwijs. [verzoekster] had zich voor de beoordeling van het diploma dat ze in Suriname had behaald dan ook dienen te wenden tot de Directie Onderwijs. [Verzoekster] heeft dat nagelaten.
Nu vaststaat dat de diploma’s die [verzoekster] in Suriname had behaald in Aruba niet als voldoende worden erkend, SPCOA geen vrijheid heeft om een niet voldoende gekwalificeerde leerkracht te belonen met een ander salaris dan salarisschaal 25 én [verzoekster] zich niet via de daartoe geëigende procedures tot de Directie Onderwijs heeft gewend om haar diploma’s erkend te krijgen, heeft SPCOA [verzoekster] in de periode in geding feitelijk geen andere mogelijkheden dan toekenning van een salaris in schaal 25 en is dat in overeenstemming met het recht.
4.13
Voor zover [verzoekster] zich heeft beroepen op strijd met de beginselen van goed werkgeverschap, gaat dat beroep naar het oordeel van het gerecht niet op. SPCOA had – zoals hiervoor reeds overwogen – gelet op de geldende regelgeving niet de vrijheid om anders te handelen dan zij heeft gedaan. Vaststaat immers dat een andere beloning dan de beloning die [verzoekster] wenste, werd veroorzaakt door het ontbreken van de vereiste diploma’s. Dat kan SPCOA niet worden tegengeworpen.
Tussen partijen is verder niet in geschil dat SPCOA de Directie Onderwijs heeft verzocht om SPCOA dispensatie te verlenen. De Directie Onderwijs heeft wel dispensatie verleend voor de benoembaarheid van [verzoekster], maar geen toestemming verleend om af te wijken van een salaris in schaal 25. Wel heeft SPCOA [verzoekster] een tegemoetkoming verstrekt voor de kosten van haar opleiding aan de Universiteit van Aruba.
[Verzoekster] heeft ook nog aangevoerd dat zij voor de aangeboden functie is verhuisd van Suriname naar Aruba, dat zij bij de voortzetting van haar dienstverband in het tweede schooljaar akkoord is gegaan met een lagere beloning omdat zij, nu zij een alleenstaande moeder met drie kinderen was en bovendien afhankelijk was van een verblijfsvergunning, geen andere keuze had. Naar het oordeel van het gerecht maken ook die omstandigheden niet dat sprake is van strijd met goed werkgeverschap, nu deze omstandigheden zijn gelegen in de risicosfeer van [verzoekster] en SPCOA wel op andere manieren heeft gepoogd [verzoekster] tegemoet te komen.
4.14
Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen.
4.15 [
Verzoekster] als de het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Die kosten worden tot op heden begroot op Afl. 2.500,- aan kosten van de gemachtigde van SPCOA.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure tot op heden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde van SPCOA.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.