ECLI:NL:OGEAA:2024:132

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
AUA202303663 en AUA202303664
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen definitieve aanslag premies AOV/AWW en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak staat belanghebbende, die van 30 juni 1974 tot 8 april 2019 ingeschreven stond in het bevolkingsregister van Aruba, in beroep tegen de definitieve aanslag premies AOV/AWW voor het jaar 2016. Belanghebbende vertrok in april 2014 naar de Verenigde Staten, maar heeft zich pas in 2019 uitgeschreven uit het bevolkingsregister. De centrale vraag is of de definitieve aanslag premies AOV/AWW voor 2016 terecht is opgelegd, gezien het feit dat belanghebbende stelt niet premieplichtig te zijn omdat hij in 2014 is vertrokken.

Het Gerecht oordeelt dat belanghebbende in de jaren 2015 en 2016 verzekerd en derhalve premieplichtig is voor de AOV/AWW. De uitspraak op bezwaar van de Inspecteur, die het bezwaar tegen de voorlopige aanslag AOV/AWW 2015 niet-ontvankelijk verklaarde, wordt door het Gerecht bevestigd. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat hij niet meer als ingezetene moet worden aangemerkt, aangezien hij tot 2019 ingeschreven stond in het bevolkingsregister. De Inspecteur heeft terecht gesteld dat belanghebbende geen ontheffing heeft aangevraagd bij de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank.

De uitspraak van het Gerecht is dat de beroepen ongegrond worden verklaard. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. De beslissing is gegeven door mr. D.J. Jansen op 3 juni 2024, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juni 2024
BBZ nrs. AUA202303663 en AUA202303664
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 30 november 2017 een voorlopige aanslag premies AOV/AWW voor het jaar 2015 opgelegd naar een premie-inkomen van Afl. 85.000, resulterend in een bedrag aan verschuldigde premies van Afl. 13.175.
1.2
Aan belanghebbende is op 26 oktober 2020 een definitieve aanslag premies AOV/AWW voor het jaar 2015 opgelegd naar een premie-inkomen van Afl. 85.000, resulterend in een bedrag aan verschuldigde premies van nihil.
1.3
Aan belanghebbende is op 26 oktober 2020 een definitieve aanslag premies AOV/AWW voor het jaar 2016 opgelegd naar een premie-inkomen van Afl. 85.000, resulterend in een bedrag aan verschuldigde premies van Afl. 13.175.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de voorlopige aanslag premies AOV/AWW 2015 op 16 februari 2018 bezwaar gemaakt
.
1.5
Belanghebbende heeft tegen de definitieve aanslag premies AZV 2015, alsmede de definitieve aanslag AOV/AWW 2016 op 4 december 2020 bezwaar gemaakt
.Tegen de definitieve aanslag AOV/AWW2015 is geen bezwaar aangetekend.
1.6
De Inspecteur heeft op 21 augustus 2023 in een geschrift uitspraak op bezwaar gedaan. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de voorlopige aanslag AOV/AWW 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar tegen de definitieve aanslag premies AOV/AWW 2016 is afgewezen en de aanslag is gehandhaafd.
1.7
Belanghebbende heeft op 19 oktober 2023 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.8
De Inspecteur heeft met dagtekening 16 november 2023 een verweerschrift ingediend.
1.9
Partijen zijn op 9 februari 2024 uitgenodigd voor de zitting van 14 maart 2024.
1.1
De zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024 te Oranjestad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende, geboren op 18 maart 1965 te Bennebroek (Nederland). Hij stond van 30 juni 1974 tot 8 april 2019 ingeschreven in het bevolkingsregister te Aruba.
2.2
Belanghebbende is in april 2014 vertrokken naar de Verenigde Staten om aldaar te wonen en te gaan werken bij ‘[Q]”. Hij heeft zich bij vertrek uit Aruba niet uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Aruba. Dit heeft hij later – in het jaar 2019 – gedaan.
2.3
Belanghebbende is in de onderhavige jaren 2015 en 2016 in het bezit van een woonhuis op Aruba.
2.4
Tot de gedingstukken behoort een in de Engelse taal opgestelde werkgeversverklaring van 3 november 2020. In de werkgeversverklaring is voor zover van belang het volgende vermeld:
“ (…) This is to confirm [Belanghebbende], social security number xxx-xx-6502, is an IT Systems Manager in our IT department at the [Q]. He started working here on April 16, 2014. He is actively still working here.
Should you need additional information or if I can be of further assistance, please do not hesitate to contact me at (407) 934-4267 (…).”
2.5
Op 19 mei 2017 heeft belanghebbende voor het jaar 2015 een aangiftebiljet voor binnenlandse belastingplichtigen ingediend. In deze aangifte heeft belanghebbende aangekruist dat hij heel 2015 niet op Aruba heeft gewoond. Hij heeft persoonlijke lasten en kinderaftrek in aftrek gebracht.
2.6
Op 16 februari 2018 heeft belanghebbende voor het jaar 2016 een aangiftebiljet voor binnenlandse belastingplichtigen ingediend. In deze aangifte heeft belanghebbende aangekruist dat hij heel 2016 niet op Aruba heeft gewoond. Hij heeft persoonlijke lasten en kinderaftrek in aftrek gebracht.
2.7
Tot de gedingstukken behoort een verklaring van inschrijving van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister met als datum 6 november 2020. Daarin is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
"De Ambtenaar van het Bevolkingsregister van Aruba verklaart hierbij dat uit het Bevolkingsregister alhier blijkt dat:
[Belanghebbende] geboren te (…), op 18 maart 1965, van 30 juni 1974 tot 8 april 2019 in genoemd bevolkingsregister stond ingeschreven, met als laatste adres, (…) en dat hij op laatstgenoemde datum werd uitgeschreven als zijnde vertrokken naar de Verenigde Staten van Amerika.
De feitelijke vertrekdatum van betrokkene is 14 april 2014.”
2.8
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2017 en 2018 aanslagen premies AOV/AWW naar nihil opgelegd.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is de vraag of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in zijn bezwaar is verklaard inzake de voorlopige aanslag premies AOV/AWW 2015 en of de definitieve aanslag premies AOV/AWW voor het jaar 2016 terecht is opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt dat het bezwaar tegen de voorlopige aanslag premies AOV/AWW 2015 ontvankelijk moet worden verklaard. Daarnaast stelt hij in de onderhavige jaren niet premieplichtig te zijn voor de AOV/AWW, omdat hij in 2014 metterwoon is vertrokken naar de Verenigde Staten om aldaar te wonen en werken.
3.3
De Inspecteur stelt dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar tegen de voorlopige aanslag AOV/AWW 2015. Daarnaast stelt hij dat belanghebbende in de jaren 2015 en 2016 verzekerd en derhalve premieplichtig is voor de AOV/AWW. Volgens de Inspecteur heeft belanghebbende heeft geen ontheffing van de directeur van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB).

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid bezwaar tegen de voorlopige aanslag AOV/AWW 2015

4.1
In artikel 17, eerste lid, Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
Het voorlopige aanslagbiljet voor het jaar 2015 is gedagtekend op 30 november 2017. Het bezwaarschrift is op 16 februari 2018 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.3
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
4.4
Belanghebbende heeft op de zitting aangevoerd dat hij een gemachtigde heeft betaald, zodat het bezwaar op tijd kon worden ingediend. Belanghebbende heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat de niet tijdige indiening van het bezwaarschrift hem niet kan worden aangerekend. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de voorlopige aanslag AOV/AWW 2015 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De definitieve aanslag premie AOV/AWW 2016
4.5
Op grond van artikel 5, lid 1, letter a in samenhang met artikel 26, lid 1 van de Landsverordening AOV (hierna: LAOV) en artikel 6, lid 1, letter a in samenhang met artikel 29, lid 1 van de Landsverordening AWW (hierna: LAWW) zijn ingezetenen van Aruba verzekerd en premieplichtig.
Ingezetene
4.6.1
In artikel 1, lid 1 van LAOV en artikel 1 LAWW is bepaald wat onder ‘ingezetene’ moet worden verstaan. Een ingezetene is degene wiens persoonsgegevens in de bevolkingsadministratie van Aruba worden bijgehouden.
4.6.2
Bij Landsverordening van 30 december 2010 (AB 2010 no. 98) tot wijziging van onder andere de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (Ab 1990 no. GT 33), en de Landsverordening algemene weduwen- en wezenverzekering (AB 1996 no. GT 30) zijn diverse wijzigingen doorgevoerd in de LAOV en de LAWW. In de Memorie van Toelichting (MvT) is over het begrip ingezetene het volgende vermeld:
“Het komt de regering wenselijk voor een aantal nieuwe definities in de LAOV op te nemen, hetgeen de aanleiding vormde artikel 1 van die landsverordening opnieuw te formuleren. Het betreft in casu de opneming van een definitie van de begrippen "Directeur", "ingezetene", "pensioengerechtigde leeftijd".
Aan de opneming van het nieuwe begrip "ingezetene" behoort in dit kader expliciet aandacht te worden besteed. Het is nl. voor de instantie dat het ouderdoms-, het weduwen- en het wezenpensioen moet toekennen - de Bank - van belang om zekerheid te hebben over de vraag, of een persoon recht heeft op een dergelijk pensioen, en voor hoeveel jaren de betrokkene rechten heeft opgebouwd. Op grond van het bestaande artikelen 2, eerste lid, van de LAOV en de LAWW wordt zulks in principe "naar de omstandigheden" beoordeeld. Dat criterium is zeer vaag en biedt noch voor de betrokkenen noch voor de Bank een echt houvast. Evenals zulks bij de algemene ziektekostenverzekering is geschied, is de regering van oordeel dat het bevolkingsregister daaromtrent het best uitsluitsel kan bieden; in feite sluit dit aan bij de handelwijze die de Bank nu al toepast.
Voor de goede orde zij te dier zake nog vermeld dat de gegevens van degene die eenmaal opgenomen is in het bevolkingsregister van Aruba, daarin ook na zijn vertrek uit Aruba of zijn overlijden opgenomen blijven; na diens overlijden of vertrek worden de over betrokkene aanwezige gegevens evenwel niet meer bijgehouden (d.w.z. aangevuld of verbeterd); in de omschrijving van het begrip "ingezetene" is daarmee rekening gehouden.
4.6.3
Het Gerecht leidt uit de wetsbepaling in samenhang met de MvT af dat een persoon als ingezetene wordt aangemerkt zolang die persoon ingeschreven is in het bevolkingsregister. Immers, gedurende de periode dat een persoon ingeschreven is in de bevolkingsadministratie worden zijn/haar gegevens bijgehouden.
4.7.1
Beoordeeld moet worden of belanghebbende in het onderhavige jaar 2016 als een ingezetene van Aruba moet worden aangemerkt. Belanghebbende stelt dat zijn feitelijke vertrekdatum 14 april 2014 is geweest en dat hij vanaf die datum niet meer als ingezetene moet worden aangemerkt. Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
4.7.2
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende tot 18 april 2019 ingeschreven was in bevolkingsregister. Zijn persoonsgegevens werden tot die datum in de bevolkingsadministratie bijgehouden. Dit betekent dat belanghebbende op basis van artikel 1, lid 1 a LAOV en LAWW in de onderhavige jaren als ingezetene moet worden aangemerkt. Dat belanghebbende in het jaar 2014 uit Aruba is vertrokken en dat dit overigens ook in het bevolkingsregister is vermeld (zie 2.8) – betekent niet dat hij vanaf dat tijdstip (2014) niet meer geldt als een ingezeten in de zin van de LAOV en LAWW. Belanghebbende heeft zich immers – pas in 2019 – uitgeschreven en zijn feitelijke vertrekdatum (2014) doorgegeven.
Uitzondering hoofdregel
4.8.1
Belanghebbende is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in beginsel verzekerd en premieplichting voor de LAOV en LAWW. In artikel 5, lid 3 van de LAOV en artikel 6, lid 3 van de LAWW is een uitzondering opgenomen van de hoofdregel dat ingezetenen verzekerd en premieplichtig zijn. Daarin is bepaald dat niet als verzekerde wordt aangemerkt de ingezetene, die behoort tot een categorie van personen die ingevolge een verdrag of andere internationale overeenkomst niet belastingplichtig is (onderdeel a) en de ingezetene die ten genoegen van de Directeur aantoont elders wettelijk verplicht verzekerd en premieplichtig te zijn ter zake van de algemene ouderdomsverzekering en de algemene weduwen- en wezenverzekering (onderdeel b).
4.8.2
Belanghebbende heeft verklaard dat hij over twee verzekeringen beschikt in Verenigde Staten. Een “Social Security” verzekering en een “private Insurance”, waarvan de laatste ‘basic of platinum’ is. Het Gerecht overweegt dat belanghebbende hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder de uitzondering van artikel 5, lid 3 van de LAOV en artikel 6, lid 3 van de LAWW valt. Hierbij wordt opgemerkt dat belanghebbende voor ontheffing van premieplicht, zoals de Inspecteur terecht heeft aangevoerd, zich dient te wenden tot de Directeur van de SVB.
4.8.3
Het Gerecht overweegt ten overvloede dat met de wijziging van artikel 5 van de LAOV en artikel 6 LAWW bij de Landsverordening van 30 december 2010 (AB 2010 no. 98) de wettelijke basis van de uitvoeringsregelingen (waaronder het Landsbesluit Beperking en uitbreiding kring verzekerden, AB 1994 no. GT 2 en AB 1996 no. GT 15) die daarop zijn gebaseerd zijn komen te vervallen. Bij de beoordeling of belanghebbende verzekerd en premieplichtig is, hebben deze regelingen reeds om deze reden geen betekenis.
Hoogte van de aanslag
4.9
Belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd dat hij in onderhavige jaren geen inkomen op Aruba had en daarom niet premieplichtig is. De Inspecteur heeft aangevoerd dat belanghebbende huurinkomsten had en dat de aanslag conform de aangifte is opgelegd. De bewijslast dat de aanslag te hoog is rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft zijn stelling niet nader onderbouwd. Het Gerecht heeft geen reden om te twijfelen aan de stelling van de Inspecteur dat de aanslag conform de aangifte is opgelegd. Belanghebbende is niet in zijn bewijslast geslaagd. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag onjuist is.
4.1
Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat de aanslagen premies AOV/AWW voor 2017 en 2018 nihil zijn. Voor zover belanghebbende daarmee een beroep op het vertrouwensbeginsel doet, overweegt het Gerecht als volgt. De Inspecteur heeft onbetwist verklaard dat de aanslagen premies AOV/AWW voor 2017 en 2018 niet door een Inspecteur zijn beoordeeld, maar door het automatische systeem van de Belastingdienst zijn afgedaan. Nu de premieplicht voor die jaren niet uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde is geweest, slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet. [1]

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken 3 juni 2024, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300

Voetnoten

1.Hoge Raad, 13 december 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC4179.