6.4Ook het beroep van appellant op het Vluchtelingenverdrag en het daarin verankerde verbod tot refoulement, faalt. Daarbij betrekt het Gerecht allereerst hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het beroep op artikel 3 EVRM. Verder betrekt het Gerecht daarbij dat op het eerste asielverzoek van appellant is beslist en dat appellant daartegen niet is opgekomen. Appellant heeft zijn tweede asielverzoek ingediend nadat zijn uitzetting was bevolen. De enkele omstandigheid dat appellant een tweede asielverzoek heeft ingediend, maakt niet dat verweerder bij de beslissing op bezwaar niet mocht vasthouden aan het op 18 augustus 2023 gegeven bevel tot uitzetting.
7. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat het beroep ongegrond dient te verklaard.
8. Voor een proceskostenvergoeding is er geen aanleiding.
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, ter zitting van 22 mei 2024, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.
Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen
Artikel 33
Geen der Verdragsluitende Staten zal, op welke wijze ook, een vluchteling uitzetten of terugleiden naar de grenzen van een grondgebied waar zijn leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging.
Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 3
Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Artikel 13
Een ieder wiens rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie, ook indien deze schending is begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie.
Landsverordering administratieve rechtspraak van Aruba (AB 2013 no. 15)
Artikel 17
4. Een hoorzitting kan achterwege blijven:
a. indien het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, of
b. indien de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan er naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen belang bij zullen hebben te worden gehoord.
1. De bezwaaradviescommissie brengt het bestuursorgaan advies uit binnen vier weken nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen.
2. Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies uit te brengen binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, kan de commissie deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. De commissie doet van een zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
1. Het bestuursorgaan neemt de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Landsverordening toelating en uitzetting (AB 2021 no. 49)
Artikel 15
1. Uitgezet kunnen worden:
a. personen die na het verlies van hun toelating van rechtswege of na intrekking van hun vergunning tot verblijf, niet binnen een te stellen termijn Aruba hebben verlaten;
b. personen, voor wie ingevolge deze landsverordening toelating is vereist en wier verblijf met het oog op de zedelijkheid, de openbare orde of de publieke rust of veiligheid niet wenselijk wordt geacht;
c. personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen;
d. personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
2. De uitzetting geschiedt krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar. 3. Bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn wordt aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het tweede lid bedoelde periode wordt bepaald.
Toelatingsbesluit 2009 (AB 2020 no. 94)
Ingevolge artikel 1 aanhef van het Toelatingsbesluit 2009 wordt onder de Minister verstaan: de minister, belast met vreemdelingenzaken- en integratiebeleid.
1. Bij regeling van de Minister worden de normen vastgelegd voor
het bepalen van de periode gedurende welke een toelatingsplichtige als
bedoeld in artikel 10, niet tot Aruba wordt toegelaten.
Ministeriele regeling ter uitvoering van de artikelen 11, eerste lid, en 17, derde lid, van het Toelatingsbesluit 2009 (AB 2009 no. 59)
Artikel 1
De periode van niet-toelating na een beslissing tot uitwijzing als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Toelatingsbesluit 2009 (AB 2009 no. 59) bedraagt:
a. bij overschrijding van de geldigheidsduur van de verblijfstitel of
de vergunning tot tijdelijk verblijf van:
- 1 tot en met 12 maanden: 18 maanden;
- 13 tot en met 18 maanden: 24 maanden;
- 19 tot en met 24 maanden: 30 maanden;
- 25 tot en met 30 maanden: 36 maanden;
- 31 tot en met 36 maanden: 42 maanden;
- 37 tot en met 42 maanden: 48 maanden;
- 43 tot en met 48 maanden: 54 maanden;
- meer dan 48 maanden: 60 maanden;
b. bij illegale binnenkomst in Aruba: 60 maanden;
c. bij de intrekking van de vergunning overeenkomstig artikel 14 eerste lid, van de Landsverordening:
1°. op grond van onderdeel a daarvan: 36 maanden;
2°. op grond van onderdeel b daarvan: 96 maanden;
3°. op grond van een van de onderdelen c, d of f: 36 maanden.