ECLI:NL:OGEAA:2023:60

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
AUA202202205
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waarin hij verzoekt om de nietigheid of vernietigbaarheid van zijn ontslag door de publiekrechtelijke rechtspersoon Servicio di Limpiesa di Aruba (Serlimar). [Verzoeker] was sinds 6 mei 2019 in dienst als chauffeur en werd op 30 mei 2022 op staande voet ontslagen na beschuldigingen van diefstal van autobatterijen. Hij betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en stelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, aangezien hij niet de intentie had om de batterijen wederrechtelijk toe te eigenen. De procedure omvatte verschillende indieningen van verzoekschriften en pleitnotities, evenals mondelinge behandelingen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vorderingen van [verzoeker] niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat het ontslag nietig of vernietigbaar is. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten niet van toepassing is op werknemers van een publiekrechtelijk lichaam zoals Serlimar. Hierdoor kon [verzoeker] zich niet succesvol beroepen op de bepalingen van deze verordening. De vorderingen van [verzoeker] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. De beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens en werd uitgesproken op 21 maart 2023.

Uitspraak

Beschikking van 21 maart 2023
Behorend bij AUA202202205 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.H. Lejuez,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
SERVICIO DI LIMPIESA DI ARUBA,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Serlimar,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 12 juli 2022;
- het verweerschrift, ingediend op 6 september 2022;
- de producties van Serlimar, ingediend op 30 september 2022;
- de pleitaantekeningen van [verzoeker];
- de mondelinge behandeling van 4 oktober 2022, waarbij aanwezig waren [verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en Serlimar bij haar gemachtigde voornoemd;
- de nadere producties van Serlimar, ingediend op 26 oktober 2022;
- de voorgezette mondelinge behandeling van 28 oktober 2022, waarbij aanwezig waren [verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en Serlimar bij haar gemachtigde voornoemd en vergezeld door de waarnemend directrice [naam directrice].
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoeker] is op 6 mei 2019 op grond van een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van Serlimar, in de functie van “chauffeur”, tegen een brutoloon van Afl. 2.780,- per maand.
2.2
Artikel 1 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Conform het tweede lid van artikel 1613y van het Burgerlijk Wetboek (zoals gewijzigd bij AB 1992 no. 78), is de Zevende Titel A van het BW (het arbeidsovereenkomstenrecht) niet van toepassing op de onderhavige overeenkomst, met uitzondering van die artikelen, waarnaar in deze overeenkomst specifiek wordt verwezen.”
2.3
Artikel 5 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Tussentijdse beëindiging van de overeenkomst is mogelijk, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 1615f t/m 1615m BW”.
2.4
Artikel 11.3 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:

Het bepaalde in artikel 1615p BW met betrekking tot ontslag op staande voet is onverminderd de voorafgaande artikelen van toepassing.”
2.5
Op 27 mei 2022 heeft [verzoeker] vijf kapotte, niet bruikbare, autobatterijen meegenomen, die aan de kant van de hal van Ecogas op een pallet waren geplaatst om naar de dump te worden gebracht.
2.6
Op 30 mei 2022 is Serlimar door Ecogas bericht dat [verzoeker] vijf baterijen had meegenomen.
2.7
Op diezelfde dag is [verzoeker] door de Human Resources van Serlimar gehoord.
2.8
Bij brief van 30 mei 2022 heeft Serlimar de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] met onmiddellijk ingang opgezegd. Bedoelde brief luidt voor zover van belang als volgt:
“Na vanochtend door Ecogas te zijn verwittigd van een door u gepleegde diefstal van batterijen op hun terrein, de door Ecogas verzonden video te hebben gezien alsmede uw reactie hieromtrent te hebben vernomen, bericht ik u dat vanwege uw gedrag en het gepleegde delict -wat zelfs een strafbaar feit oplevert- het voor Serlimar mogelijk is om u in dienst te behouden. Uw gedrag is niet alleen jegens Ecogas ontoelaatbaar maat heeft u daarmee het vertrouwen dat Serlimar in u had op irreparabele wijze geschonden. Diefstal kan binnen het bedrijf niet worden getolereerd zodat Serlimar de beslissing heeft genomen om uw dienstverband om die reden ook met onmiddellijke ingang op te zeggen, hetgeen bij deze geschiedt.
U zult de afrekening bij de volgende uitbetaling ontvangen. Serlimar geeft u in overweging om de gestolen batterijen aan Ecogas te retourneren bij gebreke waarvan Serlimar gehouden zal zijn deze schade aan Ecogas te betalen en zal Serlimar dit inhouden op uw laatste betaling.(…)”
2.9
Op 31 mei 2022 heeft [verzoeker] de vijf niet bruikbare autobatterijen teruggebracht naar Ecogas en zijn excuses aangeboden aan de plant supervisor, dhr. [naam supervisor].
2.1
Bij brief van 1 juni 2022 is Serlimar door de gemachtigde van [verzoeker] onder meer verzocht om de dienstbetrekking met [verzoeker] te herstellen.
2.11 [
Verzoeker] heeft geen reactie op bovengenoemd schrijven ontvangen.

3.HET VERZOEK

[Verzoeker] verzoekt het gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht te verklaren dat het gegeven ontslag nietig danwel vernietigbaar is;
b) voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog steeds rechtsgeldig bestaat;
c) Serlimar te bevelen – binnen vijf (5) dagen na betekening van de uitspraak – [verzoeker] weder te werk te stellen in zijn reguliere functie en werktijden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag dat Serlimar dit bevel niet opvolgt;
d) Serlimar te veroordelen tot betaling van het te weinig aan [verzoeker] betaald loon over de maande mei 2022, vermeerderd met de vertragingsrente;
e) Serlimar te veroordelen om aan [verzoeker] zijn reguliere loon van de maand juni 2022 en de daarna volgende maanden door te betalen totdat de tussen partijen bestaande dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn beëindigd, zulks te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
f) voor recht te verklaren dat [verzoeker] aanspraak maakt op de nog niet genoten vakantiedagen over het jaar 2022;
g) Serlimar te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan zijn vordering heeft [verzoeker] -kort weergegeven- ten grondslag gelegd dat hij op staande voet is ontslagen terwijl zich geen daartoe vereiste dringende reden heeft voorgedaan danwel dat het ontslag op onjuiste gronden is gegeven. [Verzoeker] heeft geen diefstal gepleegd omdat hij niet het oogmerk had tot wederrechtelijke toe-eigening van de batterijen, aldus [verzoeker]. Bovendien was er geen sprake van een voldoende zwaarwegende grond om [verzoeker] op staande voet te ontslaan na een lang uitstekende dienstverband.
3.3
Serlimar heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vorderingen zijn gegrond op de nietigheid c.q. vernietigbaarheid van het gegeven ontslag vanwege strijd met artikel 4, eerste lid van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (hierna: Lba), omdat zich geen situatie als bedoeld in het tweede lid voordoet. Niet in geschil is tussen partijen (hetgeen ook volgt uit vaste rechtspraak van dit Gerecht) dat Serlimar een publiekrechtelijke rechtspersoon is. Verder is niet meer in geschil tussen partijen dat ingevolge de aanhef van artikel 2 van de Lba die landsverordening niet van toepassing is op werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam. Dat brengt met zich dat [verzoeker] zich niet met succes kan beroepen op het tweede lid van artikel 4 van de Lba. Er kan naar het oordeel van het Gerecht dan ook geen sprake zijn van een nietig c.q. vernietigbaar ontslag in vorenbedoelde zin, zoals Serlimar terecht heeft gesteld. Vorenstaande brengt mee dat de vorderingen van [verzoeker], die, zoals hiervoor is overwogen, alle gegrond zijn op de nietigheid c.q. vernietigbaarheid van het ontslag, niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.2
Voor zover [verzoeker] nog heeft gesteld dat Serlimar de opzegtermijn niet in acht heeft genomen dan wel de arbeidsovereenkomst om oneigenlijke gronden heeft opgezegd, kan dit onbesproken blijven. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat, ook indien deze stellingen vast zouden komen te staan, dit er slechts toe zou kunnen leiden dat Serlimar schadeplichtig is jegens [verzoeker]. Schadevergoeding is in deze zaak echter niet gevorderd. In de stukken en ter zitting is gebleken dat zijn vorderingen zijn gestoeld op het nietig danwel vernietigbaar verklaren van het ontslag opdat er nog steeds sprake is van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst.
4.3 [
Verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
wijst af het door [verzoeker] verzochte;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.