ECLI:NL:OGEAA:2023:6

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
AUA202203781 en AUA202203782
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting 2016 en 2017 van belanghebbende woonachtig in Nederland

In deze zaak gaat het om de aanslagen inkomstenbelasting die zijn opgelegd aan de belanghebbende, die in Nederland woont, voor de jaren 2016 en 2017. De belanghebbende ontving loon uit Aruba en betwistte de aanslagen op basis van een onjuiste tenaamstelling. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelde dat, ondanks de foutieve tenaamstelling, de belanghebbende redelijkerwijs kon weten dat de aanslagen voor hem bestemd waren. De Inspecteur had de aanslagen gehandhaafd, maar het Gerecht oordeelde dat de aanslag voor 2016 correct was, terwijl de aanslag voor 2017 gegrond werd verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de aanslag voor 2017 moest verlagen. De uitspraak werd gedaan op 5 april 2023, waarbij de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende werden vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 5 april 2023
BBZ nrs. AUA202203781 en AUA202203782
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Nederland,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan “Mevr. [A]” is op 4 november 2021 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2016 naar een binnenlands belastbaar inkomen van Afl. 47.177 en een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van Afl. 2.912.
1.2
Aan “Mevr. [A]” is op 4 november 2021 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2017 naar een binnenlands belastbaar inkomen van Afl. 103.606 en een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van Afl. 18.320.
1.3
De heer [B] (hierna: belanghebbende) is op 21 oktober 2021 in bezwaar gekomen tegen bovengenoemde aanslagen.
1.4
De Inspecteur heeft op 31 augustus 2022 uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen inkomstenbelasting 2016 en 2017 gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende is op 26 oktober 2022 in beroep gekomen. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.6
De Inspecteur heeft op 24 januari 2023 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2023 te Oranjestad. Belanghebbende is, alhoewel op de juiste wijze te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Per e-mail van 30 januari 2023 is belanghebbende opgeroepen voor de zitting van 17 februari 2023. De oproeping is verzonden naar het e-mailadres van de gemachtigde van belanghebbende, de in Nederland wonende heer [C]. In het begeleidend schrijven bij de oproeping vermeldt de belastinggriffie dat belanghebbende op 17 februari 2023 om 10:15 een link zal ontvangen om de zitting, overeenkomstig zijn wens, digitaal, bij te wonen. Op 17 februari 2023 vóór de zitting heeft de Griffie voorgenoemde link naar de heer [C] gemaild en is de videoverbinding tot stand gebracht, echter de heer [C] heeft zich niet aangesloten. De griffier heeft nog getracht om de heer [C] telefonisch te bereiken, maar dit zonder succes. Daarna heeft de zitting doorgang gevonden. Namens de Inspecteur zijn verschenen [D] en [E].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is woonachtig in de [adres 1] (Nederland).
2.2
Met dagtekening 27 september 2021 heeft de Inspecteur informatie verkregen van de Belastingdienst Nederland in het kader van spontane inlichtingenuitwisseling. In de brief staat- voor zoverre relevant- het volgende opgenomen.
‘Naam: [B]
Voornaam: [B]
Adres: [Adres]
Postcode en plaats: [B]
(…)
De heer [B] heeft in 2016 en 2017 loon ontvangen van [K]. Een gedeelte hiervan is afkomstig uit Aruba. Op grond van artikel 15 lid 1 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk komt de belastingheffing ten aanzien van het gedeelte van het inkomen dat ziet op de werkzaamheden in Aruba toe aan Aruba. Nederland (als woonland) heeft een vermindering voor in Aruba belast inkomen verleend.
2016
Loon € 65.295
Totaal aantal werkdagen 159
Totaal aantal werkdagen Aruba 58
Belastbaar inkomen in Aruba € 23.818 (=58/159* € 65.295)
2017
Loon € 61.810
Totaal aantal werkdagen 175
Totaal aantal werkdagen Aruba 145
Belastbaar inkomen in Aruba € 51.214 (=145/175* € 61.810)
De Arubaanse belastingautoriteit kan voor 2016 en 2017 over inkomensbedragen van respectievelijk € 23.818 en € 51.214 inkomstenbelasting heffen.
(…).’
2.3
De Inspecteur heeft op basis van deze gegevens op 4 november 2021 de aanslagen inkomstenbelasting over 2016 en 2017 opgelegd. Hij heeft daarbij in 2016 een wisselkoers voor de omrekening van euro’s in Arubaanse guldens gehanteerd van 1.9807 en in 2017 van 2.023.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2016 en 2017 op de juiste wijze en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt primair dat de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2016 en 2017 vernietigd dienen te worden. Subsidiair stelt belanghebbende dat de belastbare inkomens voor de jaren 2016 en 2017 op een voor hem onbegrijpelijke wijze door de Inspecteur zijn bepaald.
3.3
De Inspecteur beantwoordt de vraag bevestigend en concludeert dat de aanslagen inkomstenbelasting 2016 en 2017 terecht en correct, conform de informatie van de belastingdienst Nederland, zijn opgelegd. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat de aanslag inkomstenbelasting 2017 dient te worden verminderd.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Tenaamstelling

4.1
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2016 en 2017 vernietigd dienen te worden omdat deze niet op de juiste wijze aan hem kenbaar zijn gemaakt aangezien sprake is van een onjuiste tenaamstelling. De aanslagen zijn opgelegd aan ‘Mevr. [A]’ terwijl belanghebbende [B] heet en geen vrouw is. Het Gerecht overweegt dat een onjuiste tenaamstelling in het algemeen niet kan leiden tot een belastingverplichting. Echter, in onderhavige geval is naar het oordeel van het Gerecht sprake van een zodanige geringe onvolkomenheid dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan voor wie de door de belastingdienst verzonden aanslagbiljetten zijn bestemd (vgl. HR 31 augustus 1998, nr. 33 569, BNB 1998/335, ECLI:NL:HR:1998:AA2356). Ondanks de foutieve tenaamstelling op de aanslagbiljetten wist belanghebbende derhalve of kon belanghebbende redelijkerwijs weten dat de aanslagbiljetten voor hem waren bedoeld. Dat hij die kennis had blijkt overigens ook uit de omstandigheid dat hij bezwaar en beroep heeft ingesteld.
Wisselkoers
4.2
Belanghebbende heeft voorts aangevoerd dat het voor hem niet duidelijk is welke wisselkoersen de belastingdienst hanteert. Zo is het belanghebbende niet duidelijk welke wisselkoers de Inspecteur bij de berekening van het belastbaar inkomen voor 2016 en 2017 heeft gebruikt. Of dat een gemiddelde wisselkoers is of de wisselkoers per welke datum en door welke instantie deze wisselkoers wordt vastgesteld.
Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd verklaard dat de belastingdienst een gemiddelde jaarkoers gebruikt die elk jaar opnieuw door de Centrale Bank van Aruba wordt vastgesteld. Het Gerecht acht dat juist. Voorts heeft de Inspecteur ter zitting verklaard dat hij voor de berekening van het binnenlands belastbaar inkomen voor het jaar 2016 in het verweerschrift de verkeerde wisselkoers heeft gebruikt. Dat had 1.9807 moeten zijn in plaats van 1.98.
4.3
Na hetgeen in 4.1 en 4.2 is overwogen, komt het Gerecht tot het oordeel dat de aanslag inkomstenbelasting voor jaar 2016 naar het juiste binnenlands belastbaar inkomen is opgelegd.
Negen extra werkdagen
4.4
Ter zitting heeft de Inspecteur te kennen gegeven akkoord te gaan met de voor het jaar 2017 door belanghebbende gestelde 9 extra werkdagen buiten Aruba.
Het binnenlands belastbaar inkomen voor de inkomstenbelasting voor het jaar 2017 dient dan vastgesteld te worden op Afl. 98.538 (145/184 x 61.810 euro = 48.708 euro x 2.023). Belanghebbendes beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting 2017 is derhalve gegrond.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 Landverordening beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
5.3
In artikel 1 van dit landsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op Afl. 700 (1 punt voor het beroepschrift, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 1).
5.4
Tevens dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, LBB, het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016 ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017 gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2017;
  • vermindert de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017 tot één naar een belastbaar inkomen van Afl. 98.538;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Afl. 700; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.M. de Werd, rechter, en is uitgesproken 5 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300