ECLI:NL:OGEAA:2023:41

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
3 van 2023
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in Arubaanse strafzaak wegens mishandeling met wapens

In deze Arubaanse strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg op 14 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1997 in Aruba. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling met gebruikmaking van wapens, zoals gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het eerste feit betrof de beschuldiging dat de verdachte op 27 april 2022 een andere persoon met een fles tegen het hoofd zou hebben geslagen, terwijl het tweede feit betrekking had op een vermeende mishandeling van een andere persoon met een scherp voorwerp op 21 augustus 2022.

Tijdens de rechtszittingen op 12 januari en 24 maart 2023 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.S. Gravenstijn, zijn onschuld volgehouden. De officier van justitie, mr. A. Vroomhout, eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. In het bijzonder werd opgemerkt dat de alternatieve verklaring van de verdachte over het eerste feit niet in strijd was met de beschikbare bewijsmiddelen en niet als ongeloofwaardig kon worden afgewezen. Voor het tweede feit ontbrak bewijs uit andere bronnen dan de verklaring van de aangever, wat in strijd is met de wettelijke vereisten voor bewijsvoering.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak om niet uitsluitend te vertrouwen op getuigenverklaringen zonder ondersteunend bewijs.

Uitspraak

Parketnummer: P-2022/09254
Zaaknummer: 3 van 2023
Uitspraak: 14 april 2023 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1997 in Aruba,
wonende in [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023 en op 24 maart 2023. De verdachte is (telkens) verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.S. Gravenstijn, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. A. Vroomhout, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1.
dat hij op of omstreeks 27 april 2022 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld met een wapen, te weten een (bier)fles, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar die [slachtoffer 1] met die fles meermalen, althans eenmaal tegen zijn hoofd geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
dat hij op of omstreeks 21 augustus 2022 in Aruba, opzettelijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld met een wapen, te weten een scherp en/of puntig voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar die [slachtoffer 2] met dat scherp en/of puntig voorwerp aan zijn (linker)arm gekrast en/of in zijn rug gestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Feit 1
Op de tot de processtukken behorende videobeelden van [bar restaurant] van de nacht van 27 april 2022 kan niet met voldoende zekerheid worden waargenomen dat de verdachte of de medeverdachte aangever met een fles tegen het hoofd heeft geslagen. Uit de medische informatie valt weliswaar af te leiden dat aangever een verwonding heeft opgelopen aan zijn hoofd, maar uit de aard van de verwonding kan naar het oordeel van het Gerecht niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat deze is veroorzaakt door het slaan met een fles. Verdachte heeft ter terechtzitting namelijk verklaard dat hij een ring droeg en dat hij aangever een vuistslag tegen het hoofd heeft gegeven. Hij heeft verklaard daarmee mogelijk de verwonding bij de aangever te hebben veroorzaakt. Deze (vuist)slag is ook op de videobeelden waar te nemen. Dit door de verdachte gestelde alternatieve scenario is niet in strijd met de beschikbare bewijsmiddelen en kan niet als onaannemelijk of als ongeloofwaardig terzijde worden gesteld. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte de aangever met een fles tegen het hoofd heeft geslagen. Nu de tenlastelegging blijkens haar bewoordingen geheel is toegesneden op mishandeling met een wapen, zijnde de in de tenlastelegging genoemde fles, is er geen wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde feit.
Feit 2
In artikel 385, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering van Aruba is bepaald dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de feiten en omstandigheden waarover een aangever verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Verdachte heeft van meet af aan ontkend aangever met een scherp en/of puntig voorwerp te hebben mishandeld. Het Gerecht stelt vast dat voor de omschrijving van het feit, zoals deze is tenlastegelegd, uitsluitend is geput uit de verklaring van de aangever [slachtoffer 2]. Bewijs voor het tenlastegelegde uit andere bron is niet voorhanden. Zo ontbreekt in het dossier enige medische informatie over het door de aangever opgelopen letsel en getuigenverklaringen van onder anderen de uitsmijters en politieagenten die volgens de aangever op die bewuste avond bij [bar restaurant] aanwezig waren en deze vermeende mishandeling met een wapen door verdachte en/of het door aangever opgelopen letsel als gevolg daarvan, hebben waargenomen. De verklaring van de verdachte dat hij wel heeft geprobeerd zijn tas, die de aangever had vastgepakt, van deze los te trekken, alsmede dat hij met een andere man, niet zijnde de aangever, heeft gevochten, is, naar het oordeel van het Gerecht van onvoldoende gewicht om als steunbewijs voor het tenlastegelegde te kunnen dienen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat voor beide tenlastegelegde feiten geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door mr. A.B. Bennett, (zittingsgriffier), en op 14 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:
Inhoudsindicatie:
Arubaanse strafzaak: Integrale vrijspraak voor de tenlastegelegde feiten, te weten mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening.
M.b.t. feit 1: de door de verdachte gestelde alternatieve scenario is niet in strijd met de beschikbare bewijsmiddelen en kan niet als onaannemelijk of als ongeloofwaardig terzijde worden gesteld;
M.b.t. feit 2: De verdachte heeft van meet af aan ontkend. Bewijs voor het tenlastegelegde uit andere bron is niet voorhanden. Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.