ECLI:NL:OGEAA:2023:39

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AUA202300470
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van uitzettingsbevel op verzoek van Venezolaanse burger in het kader van gezinshereniging

Op 15 maart 2023 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarbij een Venezolaanse burger, verzoeker, een verzoek indiende tot schorsing van een uitzettingsbevel. Dit bevel was op 23 januari 2023 door de Minister van Justitie en Sociale Zaken gegeven, nadat verzoeker op 18 november 2022 een aanvraag had ingediend voor een achtste vergunning tot tijdelijk verblijf, die was gebaseerd op gezinshereniging met zijn echtgenote. De Minister had echter geconstateerd dat het huwelijk van verzoeker met zijn echtgenote ten onrechte was ingeschreven in het bevolkingsregister, omdat de huwelijksakten vals zouden zijn. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de uitzetting en stelde dat hij niet op de hoogte was van de valsheid van de huwelijksakte en dat hij slachtoffer was van oplichting door een bemiddelaar.

Tijdens de zitting op 1 maart 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.G. Croes, en de Minister werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia. Het gerecht oordeelde dat de uitvoering van het uitzettingsbevel voor verzoeker een onevenredig nadeel zou meebrengen in verhouding tot het belang van de onmiddellijke uitvoering. Het gerecht stelde vast dat verzoeker sinds 11 november 2022 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef, maar dat er onvoldoende bewijs was dat de eerder verleende vergunningen ten onrechte waren verstrekt.

Daarom besloot het gerecht om het uitzettingsbevel te schorsen totdat er een beslissing was genomen op het bezwaar van verzoeker. Tevens werd de teruggave van het door verzoeker betaalde griffierecht gelast. Deze uitspraak werd gedaan door rechter mr. W.C.E. Winfield en is definitief, aangezien er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 15 maart 2023
Lar nr. AUA202300470

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 23 januari 2023 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Hiertegen heeft verzoeker op 8 februari 2023 bezwaar gemaakt.
Op 8 februari 2023 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 1 maart 2023. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Ltu kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
feiten
2.1
Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1978 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit. Op 10 maart 2016 is ingeschreven in het bevolkingsregister van de Burgerlijke Stand van Aruba het op 27 januari 2015 in Colombia gesloten huwelijk tussen verzoeker en [de echtgenote] (hierna: de echtgenote).
2.2
Op 9 oktober 2016 is verzoeker Aruba binnengekomen.
2.3
Aan verzoeker zijn zeven vergunningen tot tijdelijk verblijf verleend, met als verblijfsdoel gezinshereniging (verblijf bij echtgenote). De laatste vergunning van verzoeker was geldig tot 11 november 2022.
2.4
Op 18 november 2022 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een achtste vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel gezinshereniging (verblijf bij echtgenote).
2.5
Bij beschikking van 19 januari 2023 heeft het Hoofd Dienst Burgerlijke Stand (DBS) en Bevolkingsregister verzoeker bericht dat het huwelijk van verzoeker en de echtgenote ten onrechte is ingeschreven in het bevolkingsregister omdat de door verzoeker overgelegde huwelijksakten vals zijn. Voorts heeft het Hoofd DBS aan verzoeker bericht dat het huwelijk is doorgehaald.
2.6
Bij kennisgeving van onbekende datum heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie aan verzoeker het voornemen bekendgemaakt tot intrekking van de vergunningen tot tijdelijk verblijf nummer 1, 2, 5, 6 en 7 en duplicaat nr. 3.
2.7
Bij bevelschriften van 23 januari 2023 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
2.8
Bij uitspraak van 26 januari 2023 heeft de rechter-commissaris de inbewaringstelling van verzoeker opgeheven.
2.9
Op 31 januari 2023 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om als inwonende dienstbode werkzaam te zijn.
standpunten van partijen
3.1
Aan het uitzettingsbevel heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit bericht van het Hoofd DBS is gebleken dat het huwelijk van verzoeker met zijn echtgenote in het bevolkingsregister is doorgehaald omdat de huwelijksakte vals is. Verweerder is voornemens om de reeds aan verzoeker verleende vergunningen in te trekken. Zijn laatste vergunning was geldig tot 11 november 2022. Verzoeker is niet in het bezit van een geldige verblijfstitel.
3.2
Het verzoek strekt tot schorsing van het bestreden uitzettingsbevel. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat hij weldegelijk rechtsgeldig is gehuwd en dat hij niet wist dat er sprake zou zijn van een valse huwelijksakte. Verzoeker heeft gebruik gemaakt van een bemiddelaar die hem waarschijnlijk heeft opgelicht. Verzoeker heeft tegen de bemiddelaar aangifte gedaan. Voor het geval mocht blijken dat hij niet in aanmerking komt voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinshereniging heeft hij ook een aanvraag ingediend om als inwonende dienstbode werkzaam te zijn. Er bestaat zicht op legalisering, aldus verzoeker.
beoordeling
4.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van het bestreden bevelschrift voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
4.2
Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
5. Het gerecht ziet aanleiding om het uitzettingsbevel te schorsen. Daartoe overweegt het gerecht als volgt. Vast staat dat verzoeker sinds 11 november 2022 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Ltu in beginsel bevoegd is hem uit te zetten. De vraag is of verweerder in het onderhavige geval toepassing heeft kunnen geven aan die bevoegdheid. Het gerecht beantwoord deze vraag vooralsnog ontkennend. Vast staat dat aan verzoeker reeds zeven vergunningen zijn verleend in het kader van gezinshereniging. Vast staat ook dat verzoeker op 18 november 2022 een aanvraag heeft ingediend voor zijn achtste vergunning. Verweerder heeft geen stukken overgelegd waaruit mag blijken dat de eerder verleende vergunningen ten onrechte aan verzoeker zijn verleend en waaruit mag blijken dat de achtste vergunning ook niet kan worden verleend. De enkele mededeling van het Hoofd DBSB, dat er sprake zou zijn van valse huwelijksakten, is hiertoe onvoldoende nu het (strafrechtelijk) onderzoek kennelijk nog niet is afgerond en de gedingstukken ook overigens geen informatie bevatten die de conclusie van het Hoofd DBSB ondersteunen. Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat de onmiddellijke uitvoering van het uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor verzoeker met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Het gerecht ziet aldus grond om het bestreden uitzettingsbevel te schorsen totdat op het daartegen ingediende bezwaar is beslist.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen wettelijke grondslag.
7. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- schorst het bevelschrift tot uitzetting van 23 januari 2023 jegens [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1978 in Venezuela, totdat op het daartegen ingediende bezwaar is beslist,
- gelast de teruggave van het door verzoeker betaalde griffierecht ad Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.