ECLI:NL:OGEAA:2023:36

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
AUA202300370
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag in het kader van een functie in de horeca

In deze zaak heeft klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.M.E. Mohamed, een klaagschrift ingediend tegen de beschikking van verweerder, mr. J.W. Klamer, die op 19 januari 2023 haar verzoek om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) had afgewezen. Klaagster had de VOG nodig voor een promotie naar de functie van barmanager bij haar werkgever, waar zij al zeven jaar werkzaam is. De afwijzing was gebaseerd op een openstaande strafzaak tegen klaagster, die volgens verweerder een contra-indicatie vormde voor de functie in een casino. Klaagster betwistte de juistheid van de afwijzing en stelde dat zij niet op de hoogte was van enig strafbaar feit.

Tijdens de zitting op 22 februari 2023 heeft het gerecht de zaak behandeld. Het gerecht overwoog dat de bestreden beschikking was gebaseerd op een verdenking van ernstige strafbare feiten, maar dat de uiteindelijke motivering van verweerder tijdens de zitting afweek van de oorspronkelijke motivering. Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking niet in stand kon blijven, omdat de nieuwe motivering niet voldoende was om de afgifte van de VOG te weigeren.

Het gerecht heeft de klacht van klaagster gegrond verklaard en de beschikking van 19 januari 2023 vernietigd. Verweerder is verplicht om binnen drie dagen na ontvangst van de beschikking de verzochte verklaring af te geven. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 8 maart 2023, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Beschikking van 8 maart 2023
VOG nr. AUA202300370

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
gericht tegen de beschikking van 19 januari 2023 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
vertegenwoordigd door: mr. J.W. Klamer.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 19 januari 2023 (bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klaagster om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, afgewezen.
Op 31 januari 2023 heeft klaagster daartegen een klaagschrift ingediend.
Verweerder heeft op 21 februari 2023 een pleitnota ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 22 februari 2023. Klaagster is bij haar gemachtigde voornoemd verschenen, en de aangewezen ambtenaar is verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
Klaagster heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (vog) in verband met het vervullen van de functie van ‘barmanager’ bij het [bedrijf]. Zij kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en heeft aan haar klacht ten grondslag gelegd dat de beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen, nu zij niet bekend is met enig (strafbaar) feit dat op 12 augustus 2021 zou hebben plaatsgevonden en zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan enig drugsdelict of aan witwassen. Ter zitting heeft klaagster hieraan toegevoegd, dat zij de vog nodig heeft voor een promotie, nu zij al ruim zeven jaar – en thans als ‘head waitress’ – bij dezelfde werkgever, [bedrijf], werkt.
1.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder – naar het gerecht begrijpt – ten grondslag gelegd dat uit de justitiële documentatie ten aanzien van klaagster van 19 januari 2023, blijkt van een openstaande strafzaak ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met in artikelen 3 en 4 van de Landsverordening verdovende middelen (LVM) gegeven verboden en gewoontewitwassen.
Ter zitting heeft verweerder aangevoerd, dat uit onderzoek is gebleken dat de openstaande strafzaak tegen klaagster de verdenking betreft van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2:215 van het Wetboek van Strafrecht, omdat zij (mede-) eigenaar is van een illegaal casino en zich actief bezighoudt met hazardspelen zonder de daarvoor bestemde vergunning te hebben. Deze verdenking vormt, aldus verweerder, een contra-indicatie voor de functie van barmanager in een casino, gelet op de maatschappelijke risico’s die zich kunnen verwezenlijken bij o.a. de omgang met geld en de toegang tot (computer)systemen.
Het geschil
2. Ter beoordeling ligt voor de vraag of de aangewezen ambtenaar in redelijkheid heeft mogen weigeren de door klaagster verzochte vog af te geven. Bij de beoordeling of er, gelet op het doel waarvoor een vog wordt verzocht, sprake is van bezwaren tegen de afgifte van een dergelijke verklaring, dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij rekening dient te wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval. Het gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Lv VOG houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
3.2
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
3.3
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
Beoordeling
4.1
Het gerecht overweegt dat de bestreden beschikking is gebaseerd op een verdenking (openstaande zaak) ter zake van drie zeer ernstige strafbare feiten waarop hoge gevangenisstraffen staan. Immers, degene die handelt in strijd met het in artikel 3 van de LVM gestelde verbod kan volgens artikel 11 van de LVM worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of met tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaren, en hij die zich schuldig maakt aan gewoontewitwassen wordt ingevolge artikel 2:405 van het Wetboek van Strafrecht, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting is echter gebleken dat tegen klaagster alleen de verdenking bestaat dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan kort gezegd: het aanbieden van gelegenheid tot hazardspel, wat een delict is waarop ten hoogste zes maanden gevangenisstraf op staat.
4.2
Gelet hierop stelt het gerecht vast dat verweerder ter zitting een andere motivering aan de bestreden beschikking ten grondslag heeft gelegd en daarmee de oorspronkelijke motivering niet heeft gehandhaafd. De bestreden beschikking kan (alleen al) daarom niet in stand blijven. (vgl. GHvJ 8 december 2022, ECLI:NL:OGHACMB:2022:159). Dit betekent dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
4.3
Het gerecht ziet vervolgens in de nieuw gegeven motivering geen grond om de rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden beschikking in stand te laten. Daartoe neemt het gerecht in aanmerking de aard en ernst van het thans verweten strafbare feit en de hieraan verbonden strafmaat, de – niet weersproken – omstandigheid dat klaagster al zeven jaar bij dezelfde werkgever in een casino werkzaam is en dat zij de vog nodig heeft voor een promotie naar de functie van bar manager, en de persoonlijke omstandigheden zoals ter zitting uiteengezet.
5. De klacht is gegrond en de bestreden beschikking zal worden vernietigd. Dat brengt met zich dat verweerder ingevolge artikel 29 van de Lv VOG gehouden is om binnen drie dagen na ontvangst van deze beschikking de door klaagster verzochte verklaring af te geven.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart de klacht gegrond;
- vernietigt de beschikking van 19 januari 2023, met kenmerk nr. [nummer];
- verstaat dat verweerder binnen drie dagen na ontvangst van deze beslissing alsnog de verzochte verklaring aan klaagster, [klaagster], geboren op [geboortedatum], zal afgeven.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, op 8 maart 2023, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).