In deze zaak heeft appellant, geboren in 1983, beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hoofd Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van Aruba, die zijn bezwaar tegen een eerdere afwijzing van zijn verzoek om wijziging van zijn adreshistorie in het bevolkingsregister ongegrond heeft verklaard. Appellant had verzocht om de periode van 9 november 2018 tot 31 oktober 2019, waarin hij volgens de administratie in Libanon zou hebben gewoond, te wijzigen naar Nederland. Hij stelde dat hij nooit in Libanon heeft gewoond, maar dat hij daar slechts op doorreis was naar Syrië en uiteindelijk asiel heeft aangevraagd in Nederland.
De procedure begon met een beslissing van 9 augustus 2022, waarin het bezwaar van appellant werd afgewezen. Appellant heeft hiertegen op 8 september 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zitting vond plaats op 1 maart 2023, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de afwijzing van het verzoek van appellant geen beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) was, omdat het verzoek niet gericht was op enig rechtsgevolg.
Het Gerecht heeft de bestreden beslissing vernietigd en het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris. De uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.