ECLI:NL:OGEAA:2023:327

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
AUA202300930
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening aanlegvergunning door Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag voor een aanlegvergunning door Natura Development N.V. De aanvraag was eerder op 16 januari 2023 door de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening afgewezen. Natura Development N.V. had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij de benodigde vergunning kon verkrijgen voor het verbreden van de strandstrook voor hun hotelproject.

Het gerecht heeft de zaak behandeld op 12 april 2023, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter overwoog dat de gevraagde voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat deze niet het karakter van een voorlopige maatregel had. De rechter concludeerde dat de verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat de minister geen andere keuze had dan de gevraagde vergunning te verlenen. Bovendien werd opgemerkt dat de verzoekster, als niet-eigenaar van de grond, niet zonder meer een aanlegvergunning kon aanvragen. De rechter benadrukte dat de bezwaarschriftenprocedure de juiste weg was voor verder onderzoek naar de aanvraag.

De rechter wees het verzoek af en stelde vast dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is definitief, aangezien er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 26 april 2023
Lar nr. AUA202300930

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

NATURA DEVELOPMENT N.V.,

gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaten mrs. G.F. Croes en R.A. Wix,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 16 januari 2023 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster ter verlening van een aanlegvergunning, afgewezen. .
Hiertegen heeft verzoekster op 30 januari 2023 bezwaar gemaakt.
Op 16 maart 2023 heeft verzoekster het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 april 2023. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
1.2
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
De feiten
2.1
Aan verzoekster is een perceel domeingrond groot 18.144 m2, gelegen te Bubali, in erfpacht afgegeven voor het daarop optrekken, hebben en exploiteren van een condominiumgebouw van maximaal twintig units, annex bijbehorende voorzieningen en recreatiefaciliteiten (het hotelproject), conform een door de Dienst Openbare Werken goedgekeurd plan van bebouwing en af te geven bouwvergunning.
2.2
Verzoekster heeft op 8 november 2018 een verzoek ingediend voor ingebruikneming van (een gedeelte van) de domeingrond gelegen tegenover het hotelproject, het aanleggen c.q. uitbreiden van het strand, het mogen aanbieden van de nodige strandfaciliteiten aan de hotelgasten, en het bouwen van een ondergrondse tunnel ten behoeve van een veilige oversteek van de hotelgasten naar het strand.
2.3
Bij schrijven van 25 oktober 2019 van de directeur van de Directie Infrastructuur en Planning (DIP) is aan verzoekster bericht geen bezwaar te hebben tegen het aanwinnen van land (strandstrook) ten westen/zuid-westen van het betreffende perceel.
2.4
Bij schrijven van 25 oktober 2019 van de directeur van de DIP is aan verzoekster bericht dat aan verzoekster een toezegging kan worden verleend voor het mogen plaatsen van een verplaatsbare “Towelhut” als mede voor het gebruiken van strandstoelen.
2.5
Op 19 augustus 2022 heeft verzoekster een aanvraag ingediend ter verlening van een aanlegvergunning ertoe strekkende dat verzoeker wordt toegestaan het strand ter plaatse te verbreden door daar zand aan te brengen. Bij brief van 4 oktober 2022 heeft verzoekster dit verzoek herhaald.
2.6
Bij bestreden beschikking van 16 januari 2023 heeft verweerder voornoemd verzoek, afgewezen, op de grond dat uitsluitend de eigenaar van de grond, in casu het Land Aruba, een aanvraag kan indienen.
De beoordeling
3.1
Het verzoek strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudende dat aan verzoekster de verzochte aanlegvergunning wordt verleend voor het verbreden van de strandstrook gelegen voor het hotelproject, dan wel aan verweerder op te dragen om de bedoelde strandstrook binnen twee weken te verbreden, opdat verzoekster strandfaciliteiten aan haar gasten kan aanbieden.
3.2
Voor de toewijzing van een voorlopige voorziening dient onder meer de gevraagde voorziening een voorlopig karakter te hebben, namelijk voor de duur van de bodemprocedure. Het gerecht overweegt dat de door verzoekster verzochte voorziening niet kan worden aangemerkt als een voorziening met een voorlopig karakter. Hetgeen verzoekster met het onderhavige verzoek wenst te bereiken is, naar het oordeel van het gerecht, zodanig verstrekkend dat het de kaders van deze voorlopige voorzieningsprocedure te buiten gaat. Daarbij is in aanmerking genomen dat, mede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van het voor de beoordeling van de aanvraag om aanlegvergunning aan te leggen toetsingskader, vooralsnog niet aannemelijk is gemaakt dat verweerder geen andere keuze heeft dan de gevraagde vergunning te verlenen. Daarvoor is nader onderzoek nodig, waarvoor de bezwaarschriftenprocedure bij uitstek de gelegenheid biedt. Voor zover wordt verzocht verweerder op te dragen om de strook strand te verbreden, betreft dit een feitelijke handeling die buiten de omvang van dit bestuursrechtelijke geding ligt, welk geding immers wordt begrensd door het bestreden besluit. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
4. Het gerecht overweegt nog wel het volgende.
Voor zover verweerder stelt dat alleen de eigenaar van de grond, in dit geval het Land, een aanlegvergunning ter uitbreiding de strandstrook kan aanvragen, stelt het gerecht vast dat dit niet zonder meer uit de toepasselijke wettelijke voorschriften volgt. Het gerecht overweegt verder dat uit de overgelegde stukken – in het bijzonder de brieven van 25 oktober 2019 – lijkt te volgen dat aan verzoekster namens het Land bepaalde privaatrechtelijke toestemmingen zijn verleend ten aanzien van het hotelproject en de daarvoor gelegen strandstrook. Dit impliceert dat verzoekster ook in de gelegenheid moet worden gesteld de daarvoor benodigde (aanleg)vergunning aan te vragen en dat verweerder inhoudelijk op de onderhavige aanvraag om een aanlegvergunning zal dienen te beslissen. Verweerder zal deze dienen te toetsen aan de ter zake geldende voorschriften te weten artikel 23 van de Landverordening ruimtelijke ontwikkeling jo. de artikelen 5 en 15 van het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan met voorschriften (ROPv) (en niet – zoals verweerder ter zitting heeft betoogd – mede aan het zogeheten strandenbeleid, dat van dit wettelijk toetsingskader geen deel uitmaakt).
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.