In deze zaak heeft de verzoeker, [verzoeker], een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba om te bepalen dat zijn werkgever, [VBA], zijn salarisstroken en werkgeversverklaring corrigeert en aan hem verstrekt. De verzoeker stelt dat hij sinds 1 november 2003 onafgebroken in dienst is bij [VBA], terwijl de werkgever betwist dat hij in de periode van 1 september 2015 tot 1 maart 2018 in dienst was. De procedure begon met een verzoekschrift op 24 oktober 2022, gevolgd door een verweerschrift op 17 januari 2023 en een mondelinge behandeling op 4 juli 2023. Tijdens deze behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het gerecht heeft partijen de gelegenheid gegeven om tot een regeling te komen, maar dit is niet gelukt. De beschikking is gegeven op 7 november 2023.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de verzoeker in de genoemde periode niet in dienst was bij [VBA], omdat hij loon ontving van een andere organisatie, [bedrijf]. De verzoeker heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij in die periode door [VBA] was uitgeleend aan [bedrijf]. Het gerecht concludeert dat de verzoeken van de verzoeker om de indiensttredingsdatum te corrigeren en om werkgeversverklaringen te verstrekken, niet kunnen worden toegewezen. De verzoeken zijn afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.