ECLI:NL:OGEAA:2023:218

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202301376
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over salarisaanpassingen door werkgever in verband met COVID-19

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een geschil met hun werkgever, de naamloze vennootschap [N.V. 1], over salarisaanpassingen die zijn doorgevoerd in het kader van de COVID-19 pandemie. De verzoekers, beiden in dienst van [N.V. 1], hebben in juni 2020 ingestemd met een tijdelijke salarisverlaging van 9% als gevolg van de financiële gevolgen van de pandemie. Deze verlaging zou in principe tot december 2020 van kracht zijn. Echter, [N.V. 1] heeft de verlaging na deze datum voortgezet, wat heeft geleid tot een geschil over de rechtmatigheid van deze eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2023 hebben de partijen hun standpunten toegelicht. De verzoekers hebben gesteld dat zij nooit hebben ingestemd met een verlaging van hun loon na december 2020 en dat [N.V. 1] hen achterstallig loon verschuldigd is. De werkgever heeft echter betoogd dat de verzoekers met de verlaging hebben ingestemd en dat de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verzoekers in ieder geval akkoord zijn gegaan met de verlaging tot en met december 2020, maar dat de voortzetting van de verlaging na deze datum niet gerechtvaardigd was. De verzoeken van de verzoekers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis op 3 oktober 2023.

Uitspraak

Beschikking van 3 oktober 2023
Behorend bij E.J. no. AUA202301376
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:

1.[Naam verzoeker 1],

2.
[Naam verzoeker 2],
beiden wonende te Aruba,
verzoekers,
hierna gezamenlijk te noemen: [verzoeker 1] c.s., dan wel afzonderlijk [verzoeker 1] en [verzoeker 2],
gemachtigden: de advocaten mrs. G. de Hoogd en D. Emerencia,
tegen:
de naamloze vennootschap
[Naam N.V. 1],
h.o.d.n.
[Naam N.V. 1.1],
gevestigd te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: [N.V. 1],
gemachtigden: de advocaten mr. L.A.J. Banis en C.R.O. Richardson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van dinsdag 22 augustus 2023.
1.2 [
verzoeker 1] c.s. zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd. [N.V. 1] is verschenen bij haar gemachtigden, vergezeld van de heer [naam leidinggevende] (leidinggevende bij [N.V. 1]) en mevrouw [naam HR] (personeel Human Resources bij [N.V. 1]). Partijen hebben over en weer het woord gevoerd (mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen), op vragen van het Gerecht geantwoord en gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Zoals tijdens de mondelinge behandeling van de zaak beslist, worden de door [N.V. 1] op 21 augustus 2023 ingediende producties – na bezwaar daartegen van de zijde van verzoekers - buiten beschouwing gelaten, omdat deze te laat zijn ingediend.
1.4
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
N.V. 1] is een bouw- en constructiebedrijf. Zij is door het Water- en Energiebedrijf Aruba (hierna: het WEB) ingehuurd om algemene onderhoudsdiensten te verlenen aan haar fabriek, faciliteiten en installaties.
2.2 [
verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van [N.V. 1]. Zij zijn beiden door [N.V. 1] tewerkgesteld bij het WEB. [verzoeker 1] verdiende laatstelijk een salaris van Afl. 20,- per uur en [verzoeker 2] verdiende laatstelijk een salaris van Afl.19,62 per uur.
2.3
Bij brief van 11 juni 2020 heeft [N.V. 1] aan haar werknemers, waaronder [verzoeker 1] c.s., bericht dat vanwege de financiële gevolgen van de
Covid-pandemie de lonen door het WEB worden verlaagd met 9% en dat [N.V. 1] 2% daarvan zal dragen en 7% ten laste van de werknemers komt. In de brief staat verder:
“(…) En principio e reducsion lo tin un duración te cu December 2020.
Esaki lo drenta na vigor entrante 01-Juni-2020 (…).”
2.4 [
verzoeker 1] c.s. zijn door ondertekening van een formulier op 11 juni 2020 met voormelde verlaging akkoord gegaan.
2.5
In november 2020 heeft het WEB aan [N.V. 1] bericht dat de vanwege de covidpandemie getroffen maatregelen nog steeds nodig zijn en dat de gewijzigde loontarieven ook voor 2021 van kracht zullen blijven.
2.6 [
N.V. 1] heeft het loon van [verzoeker 1] c.s. ook na december 2020 met 7% gekort.
2.7
Bij brief van 26 februari 2021 heeft [N.V. 1] het volgende aan haar werknemers, en dus ook aan [verzoeker 1] c.s., bericht:
“Anja pasa un carta a wordo manda pa tur nos empleado, informando tocante e reducción di salario (di 9 %) di tur trahador pa motive di Covid-19. Compania [N.V. 1.1] lo juda cubri cu 2% y e trahador lo cubri solamente7%.
Den e carta a wordo informa cu en principio e reducción lo tin duration te cu December 2020. Via e medio ki, nos kier a informa nos empleado cu nos lo keda kita e 7%, manera ta wordo stipula den e carta nobo cu nos a ricibi di WEB na December.
En principio e reducción lo tin un duración te cu orden adicional di WEB.
Nos kier a gradici tur empleado pa e comprensión y cooperación.”
2.8
Vervolgens heeft [N.V. 1] bij brief van 21 juli 2022 bericht dat het loon van de werknemers om financiële redenen gekort blijft met 9%. In deze brief staat onder meer:
“Pa medio di e carta aki, nos kier informa tur nos trahador, cu awe 21 di Juli 2022 nos a wordo informa cu cada compañía trahando cu WEB N.V. lo sigi entrega e porciento di 9% pa aña 2022.
Manera nos tur ta na altura cu [naam N.V. 1.1] tin un ‘Labor Contract’ cu WEB N.V., cu ta paga cada función via un ‘Craft Rate List’. Desde 13 di mei 2020, WEB N.V. a ahusta tur prijs di cada función cu 9% pa motivo financlial (venta di utilidades). Asina na aña 2020 y después den aña 2021 un carta a wordo manda na tur contratista cu e splicacion di 7% ta keda vigente pa tur contratista trahando directo of indirecto cu WEB N.V.. E aña aki, nos a organiza un reunión (1 April 2022) cu tur trahador, pa duna un splicacion tocante e motivo y con e porcentahe ta wordo aplica.
E 9% ta un porciento cu compañía [naam N.V. 1.1]no ta ricibi, manera cada un empleado e compañía tambe ta perde. Tur contratista ta hanja un salario husto,no tin espaciopa e compañía absorba full e 9% (…)
Por ultimo, compañía [naam N.V. 1.1] kier informa tur trahador cu nolo tin exceptionna ningún persona den e 7% deducción.”
2.9 [
verzoeker 1] c.s. hebben [N.V. 1] bij e-mailberichten van 22 februari 2023 en 28 februari 2023 verzocht en voor zover nodig gesommeerd om het achterstallige loon aan hen te betalen.
2.1
Het loon van [verzoeker 1] c.s. is vanaf februari 2023 weer verhoogd naar 100%.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het Gerecht wordt (na vermindering van eis ter zitting) verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) [N.V. 1] te veroordelen om aan [verzoeker 1] door te betalen het bedrag van Afl. 6.309,16 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50%, althans met een door het Gerecht in goede justitie te stellen percentage, en vermeerderd met de wettelijke rente over de netto loonbedragen die per contractuele betaaldag verschuldigd zijn, te rekenen vanaf de contractuele betaaldag tot de dag der betaling;
b) [N.V. 1] te veroordelen om aan [verzoeker 2] door te betalen het bedrag van Afl. 6.189,30 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50%, althans met een door het Gerecht in goede justitie te stellen percentage, en vermeerderd met de wettelijke rente over de netto loonbedragen die per contractuele betaaldag verschuldigd zijn, te rekenen vanaf de contractuele betaaldag tot de dag der betaling;
c) ten opzichte van al het vorenstaande enige andere beslissing te nemen die het Gerecht juist acht;
d) [N.V. 1] te veroordelen in de kosten van de procedure, die van het gelegde conservatoire beslag daaronder begrepen.
3.2 [
verzoeker 1] c.s. hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat [N.V. 1] hen achterstallig loon is verschuldigd, omdat zij in de periode van januari 2021 tot begin 2023 (stelselmatig) te weinig loon uitbetaald hebben gekregen. [verzoeker 1] c.s. zijn akkoord gegaan met een verlaging van hun loon tot en met december 2020, maar daarna niet meer. Nu [verzoeker 1] c.s. nooit hebben ingestemd met een verlaging van hun loon na december 2020, is sprake van een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden door [N.V. 1].
3.3 [
N.V. 1] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker 1] c.s., met veroordeling van [verzoeker 1] c.s. in de kosten van de procedure.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beslissing van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

Verlaging loon
4.1
Vast staat dat [N.V. 1] het loon van [verzoeker 1] c.s. met 7% heeft verlaagd. [N.V. 1] heeft als verweer gevoerd dat geen sprake was van een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden, nu [verzoeker 1] c.s. met de verlaging van het loon hebben ingestemd. Dit blijkt volgens [N.V. 1] uit het (door haar als productie 2 overgelegde) bij de brief van 11 juni 2020 gevoegde formulier, dat [verzoeker 1] c.s. op 11 juni 2020 voor akkoord hebben getekend. Omdat in de brief van 11 juni 2020 duidelijk staat vermeld dat de loonkorting
in principetot en met december 2020 van toepassing is, geldt volgens [N.V. 1] dat [verzoeker 1] c.s. met de ondertekening van het formulier ook akkoord zijn gegaan met een inkorting van hun loon voor de periode daarna. Verder hebben [verzoeker 1] c.s. nooit bezwaar gemaakt tegen de verlaging van hun loon, ook niet nadat hen was medegedeeld dat hun loon in het jaar 2021 en 2022 ingekort blijft. De wijziging is bovendien gedaan op basis van een redelijk voorstel dat in alle redelijkheid geaccepteerd diende te worden, aldus nog steeds [N.V. 1].
4.2
Vast staat dat in de arbeidsovereenkomsten met [verzoeker 1] c.s. geen eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen. Daarom moet aan de hand van de redelijkheid en billijkheid worden bekeken of [N.V. 1] de wijziging, de loonkorting, mocht doorvoeren.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker 1] c.s. in ieder geval akkoord zijn gegaan met een verlaging van hun loon tot en met december 2020. Voor wat betreft de vraag of hun instemming ook geldt voor de periode na december 2020, wordt als volgt overwogen.
4.4
In haar brief van 11 juni 2020 heeft [N.V. 1] geschreven dat de loonkorting
in principetot en met december 2020 gold. Dat de instemming van haar werknemers ook voor daarna zou gelden, kan daarom niet zonder meer worden gezegd. Na ommekomst van de genoemde termijn is [N.V. 1] het lagere loon blijven betalen, heeft zij haar werknemers door middel van de hiervoor in 2.7 en 2.8 genoemde brieven geïnformeerd en op 1 april 2022 een vergadering georganiseerd voor alle werknemers om uitleg te geven over de loonkorting en het daarbij toe te passen percentage. Uit deze gang van zaken en de door haar gedane mededelingen volgt dat [N.V. 1] heeft voorgesteld de loonkorting toe te blijven passen, zolang het WEB niet de volledige vergoeding voor de werknemers, en daarmee voor [verzoeker 1] c.s., aan [N.V. 1] betaalt.
- met betrekking tot [verzoeker 2]
4.5
Ter zitting is gebleken dat [verzoeker 2] geen bezwaar heeft gemaakt tegen het blijven inkorten van zijn loon, ook niet naar aanleiding van de verschillende door [N.V. 1] gestuurde brieven en de door haar georganiseerde vergadering (waarvan niet is gesteld of gebleken dat [verzoeker 2] daarbij niet aanwezig was). [N.V. 1] mocht daarom ervan uitgaan dat de instemming van [verzoeker 2] met de loonkorting ook na december 2022 nog gold en de loonkorting in redelijkheid blijven toepassen. Pas aan het einde van 2022 heeft [verzoeker 2] bezwaar gemaakt tegen de loonkorting en vanaf februari 2023 heeft [N.V. 1] het loon weer volledig uitbetaald. Indien en voor zover voor wat betreft de tussenliggende periode moet worden aangenomen dat [N.V. 1] wist dat de instemming van [verzoeker 2] ontbrak, geldt daarvoor hetzelfde als hierna met betrekking tot [verzoeker 1] wordt overwogen.
- met betrekking tot [verzoeker 1]
4.6 [
verzoeker 1] heeft ter zitting gesteld, en [N.V. 1] heeft erkend, dat [verzoeker 1] na december 2020 steeds heeft geprotesteerd tegen de door [N.V. 1] na december 2020 toegepaste loonkorting en daarover vragen heeft gesteld. Voor [N.V. 1] moet het daarom duidelijk zijn geweest dat [verzoeker 1] niet met het voortduren van de loonkorting na december 2020 heeft ingestemd. Voor dit oordeel is mede van belang dat [N.V. 1] met haar mededeling in de brief van 11 juni 2020 dat de loonkorting
in principetot en met december 2020 gold, zelf de mogelijkheid heeft opengelaten dat de loonkorting per ultimo 2020 zou stoppen.
4.7
De vraag die dan moet worden beantwoord, is of [verzoeker 1], ondanks het ontbreken van zijn instemming, gebonden is aan deze door [N.V. 1] opgelegde loonkorting. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf in zijn arrest van 11 juli 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD1847; Stoof/Mammoet). Kort gezegd komt die maatstaf erop neer dat gewijzigde omstandigheden aanleiding kunnen zijn voor een aanpassing van de individuele arbeidsrelatie, indien (i) de werkgever als goed werkgever in die gewijzigde omstandigheden aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de overeenkomst, (ii) het door de werkgever gedane voorstel redelijk is en (iii) de aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer kan worden gevergd. Met inachtneming van deze maatstaf oordeelt het Gerecht als volgt.
4.8
Vast staat dat ook vanaf januari 2021 nog sprake was van een wijziging van omstandigheden, omdat het WEB - de opdrachtgever van [N.V. 1], bij wie [N.V. 1] haar werknemers, en dus ook [verzoeker 1], tewerk heeft gesteld - de voor deze werknemers aan [N.V. 1] te betalen vergoeding vanwege de financiële gevolgen van de covid-pandemie nog steeds met 9% had verlaagd. Nu het WEB, zoals [N.V. 1] onweersproken heeft gesteld, de enige opdrachtgever is van [N.V. 1], was zij niet in de positie om het laten voortduren van deze verlaging te weigeren. En omdat [N.V. 1] geen andere inkomsten heeft, had de (blijvende) verlaging een directe invloed op haar inkomsten. Zij heeft daarom terecht aanleiding kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot (het voortduren van de) wijziging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker 1], in die zin dat zijn loon werd verlaagd. Het voorstel is verder redelijk. Het is door alle overige medewerkers van [N.V. 1] aanvaard en de korting is (zoals [N.V. 1] onweersproken heeft gesteld) lager dan over het algemeen ten gevolge van de covidpandemie werd toegepast. Ook houdt het voorstel in dat ook [N.V. 1] een deel van de door het WEB doorgevoerde verlaging draagt. Weliswaar rust het merendeel van de loonkorting op de schouders van [verzoeker 1], maar [N.V. 1] heeft niet, althans onvoldoende weersproken gesteld dat het voor haar vanwege haar eigen financiële situatie en bij gebrek aan andere opdrachtgevers, niet mogelijk was om meer dan 2% per werknemer te dragen. Gebleken is verder dat [N.V. 1], zodra het WEB in februari 2023 weer het oorspronkelijke, volledige tarief aan [N.V. 1] betaalde, de loonkorting heeft stopgezet en haar werknemers weer het volledig loon heeft betaald. Gelet op al deze omstandigheden kan in redelijkheid van [verzoeker 1] worden verlangd dat hij het door [N.V. 1] gedane redelijke voorstel aanvaard. Voor dit oordeel is mede van belang dat [verzoeker 1] geen (persoonlijke) omstandigheden heeft gesteld die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
4.9
De slotsom van het voorgaande is dat voor toewijzing van het verzochte geen grond bestaat. De verzoeken van [verzoeker 1] c.s. zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.10 [
verzoeker 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [N.V. 1] gevallen. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [verzoeker 1] c.s. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [N.V. 1] tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 3 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.