[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in Jamaica,
wonende in Aruba, [adres].
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2023. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.L. Emerencia advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest en een rijontzegging voor de duur van twee jaar.
Zijn vordering behelst voorts:
de verbeurdverklaring van het in beslag genomen motorvoertuig en
de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van Afl. 3.320,- aan materiele schade en een bedrag van Afl. 5000,- aan immateriële schade en de afwijzing van hetgeen overigens is gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting– ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 11 november 2020 in Aruba, als weggebruiker, te weten als bestuurder van een motorvoertuig, minivan van het merk Suzuki, gekentekend [kentekenplaatnummer],
daarmee rijdende op een voor het verkeer openstaande weg, de hoofdverkeersweg leidende van Oranjestad naar Sint-Nicolaas, ter hoogte van lichtmast 2810, zijnde de verharde weg tussen de rotonde Las Americas en de spiraalrotonde ter hoogte van de luchthaven,
zich zodanig heeft gedragen, dat aan zijn schuld te wijten een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorvoertuig
roekeloos en/of zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, te rijden,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer], zijnde bestuurder van een personenauto van het merk Suzuki, type Baleno, gekentekend [kentekenplaatnummer], is overleden,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte:
- op voornoemde weg in de oostelijke richting met een (hoge) snelheid van ongeveer 95 km/u reed, althans (veel) hoger dan de aldaar toegestane snelheid van 80 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan (voor het veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan, en/of
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 14 van het Landsbesluit verkeersregels heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of
- ( vervolgens) meermalen en/of voor enige tijd op (zeer) korte afstand achter een motorvoertuig heeft gereden, althans in strijd heeft gehandeld met artikel 19 van het Landsbesluit verkeersregels door geen voldoende afstand te houden van het motorvoertuig waar hij, verdachte, achter reed dat een hem inhalend voertuig voor hem kon invoegen en/of
- ( vervolgens) in strijd heeft gehandeld met artikel 23 van het Landsbesluit verkeersregels door op een weg in te (willen) halen terwijl, die [slachtoffer], reeds begonnen was hem, verdachte, in te halen,
waardoor die [slachtoffer] de macht over het stuur verloor en tegen een (kwihi)boom botste,
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend en/of gevaarlijk heeft ingehaald;
(artikel 4 lid 1 jo. 40 lid 1 en 3 van de Landsverordening wegverkeer)
subsidiair althans, indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 11 november 2020 in Aruba, op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, de hoofdverkeersweg leidende van Oranjestad naar Sint-Nicolaas, ter hoogte van lichtmast 2810, zijnde de verharde weg tussen de rotonde Las Americas en de spiraalrotonde ter hoogte van de luchthaven,
als weggebruiker, te weten als bestuurder van een motorvoertuig, minivan van het merk Suzuki, gekentekend [kentekenplaatnummer],
zich zodanig heeft gedragen dat daardoor de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak werd belemmerd en/of de veiligheid op die weg in gevaar werd gebracht en/of redelijkerwijs was aan te nemen dat de veiligheid op de weg in gevaar kon worden gebracht, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- op voornoemde weg in de oostelijke richting met een (hoge) snelheid van ongeveer 95 km/u reed, althans (veel) hoger dan de aldaar toegestane snelheid van 80 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan (voor het veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan, en/of
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 14 van het Landsbesluit verkeersregels heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of
- ( vervolgens) meermalen en/of voor enige tijd op (zeer) korte afstand achter een motorvoertuig heeft gereden, althans in strijd heeft gehandeld met artikel 19 van het Landsbesluit verkeersregels door geen voldoende afstand te houden van het motorvoertuig waar hij, verdachte, achter reed dat een hem inhalend voertuig voor hem kon invoegen en/of
- ( vervolgens) in strijd heeft gehandeld met artikel 23 van het Landsbesluit verkeersregels door op een weg in te (willen) halen terwijl een andere bestuurder, zijnde [slachtoffer], reeds begonnen was hem, verdachte, in te halen waardoor die [slachtoffer] de macht over het stuur verloor en tegen een (kwihi)boom botste;
(artikel 2 jo. 40 lid 4 van de Landsverordening wegverkeer)
2. hij op of omstreeks 11 november 2020 in Aruba, als weggebruiker, te weten bestuurder van een motorvoertuig, minivan van het merk Suzuki, gekentekend [kentekenplaatnummer],
betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de hoofdverkeersweg leidende van Oranjestad naar Sint-Nicolaas, ter hoogte van lichtmast 2810, zijnde de verharde weg tussen de rotonde Las Americas en de spiraalrotonde ter hoogte van de luchthaven,
de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander, te weten [slachtoffer], werd gedood dan wel letsel of schade aan die [slachtoffer] was toegebracht;
(artikel 4 leden 2 en 5 van de Landsverordening wegverkeer)
3. hij als ingezetene van Aruba, op of omstreeks 11 november 2020 in Aruba, als bestuurder van een vierwielig motorvoertuig, minivan van het merk Suzuki, gekentekend [kentekenplaatnummer], daarmee heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de hoofdverkeersweg leidende van Oranjestad naar Sint-Nicolaas, ter hoogte van lichtmast 2810, zijnde de verharde weg tussen de rotonde Las Americas en de spiraalrotonde ter hoogte van de luchthaven, zonder dat verdachte toen bij zich heeft gehad een ten name van verdachte gesteld door de Minister van Justitie afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig van de aard als waarmee toen daar gereden werd;
(artikel 10 lid 1 van de Landsverordening wegverkeer)
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op
of omstreeks11 november 2020 in Aruba, op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, de hoofdverkeersweg leidende van Oranjestad naar Sint-Nicolaas, ter hoogte van lichtmast 2810, zijnde de verharde weg tussen de rotonde Las Americas en de spiraalrotonde ter hoogte van de luchthaven,
als weggebruiker, te weten als bestuurder van een motorvoertuig, minivan van het merk Suzuki, gekentekend [kentekenplaatnummer],
zich zodanig heeft gedragen dat daardoor
de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak werd belemmerd en/ofde veiligheid op die weg in gevaar werd gebracht
en/of redelijkerwijs was aan te nemen dat de veiligheid op de weg in gevaar kon worden gebracht, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- op voornoemde weg in de oostelijke richting met een (hoge) snelheid van ongeveer 95 km/u reed, althans (veel) hoger dan de aldaar toegestane snelheid van 80 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan (voor het veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan, en/of
- (vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 14 van het Landsbesluit verkeersregels heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of
-
(vervolgens) meermalen en/of voor enige tijd op (zeer) korte afstand achter een motorvoertuig heeft gereden, althans in strijd heeft gehandeld met artikel 19 van het Landsbesluit verkeersregels door geen voldoende afstand te houden van het motorvoertuig waar hij, verdachte, achter reed dat een hem inhalend voertuig voor hem kon invoegen en/of
-
(vervolgens)in strijd heeft gehandeld met artikel 23 van het Landsbesluit verkeersregels door op een weg in te (willen) halen terwijl een andere bestuurder, zijnde [slachtoffer], reeds begonnen was hem, verdachte, in te halen waardoor die [slachtoffer] de macht over het stuur verloor en tegen een (kwihi)boom botste;
2. hij op
of omstreeks11 november 2020 in Aruba, als weggebruiker, te weten bestuurder van een motorvoertuig, minivan van het merk Suzuki, gekentekend [kentekenplaatnummer],
betrokken bij een verkeersongeval ofdoor wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de hoofdverkeersweg leidende van Oranjestad naar Sint-Nicolaas, ter hoogte van lichtmast 2810, zijnde de verharde weg tussen de rotonde Las Americas en de spiraalrotonde ter hoogte van de luchthaven, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander, te weten [slachtoffer], werd gedood dan wel letsel of schade aan die [slachtoffer] was toegebracht;
3. hij als ingezetene van Aruba, op
of omstreeks11 november 2020 in Aruba, als bestuurder van een vierwielig motorvoertuig, minivan van het merk Suzuki, gekentekend [kentekenplaatnummer], daarmee heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de hoofdverkeersweg leidende van Oranjestad naar Sint-Nicolaas, ter hoogte van lichtmast 2810, zijnde de verharde weg tussen de rotonde Las Americas en de spiraalrotonde ter hoogte van de luchthaven, zonder dat verdachte toen bij zich heeft gehad een ten name van verdachte gesteld door de Minister van Justitie afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig van de aard als waarmee toen daar gereden werd;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de getuigenverklaringen, het proces-verbaal bevinding camerabeelden en de verklaring van de verdachte.
Volgens de officier van justitie kan uit het samenstel van de gedragingen van de verdachte worden afgeleid dat er sprake was van een zeer onvoorzichtig rijgedrag, omdat de verdachte met een hoge snelheid reed terwijl hij bezig was met een straatrace en te dicht reed achter een ander auto. Tevens heeft de verdachte in strijd gehandeld met artikel 23 van het Landsbesluit verkeersregels door te willen inhalen terwijl het slachtoffer [slachtoffer] reeds aan het inhalen was. Daarnaast heeft de verdachte na het verkeersongeluk weggereden en reed hij zonder een rijbewijs bij zich te hebben.
standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte roekeloos danwel aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden noch dat hij de veiligheid op de weg in gevaar heeft gebracht waardoor het slachtoffer hierdoor is komen te overlijden. Tevens heeft zij aangevoerd dat de verdachte niet betrokken was bij het verkeersongeval en ook niet dit verkeersongeval heeft veroorzaakt zodat van hem kan worden verlangd dat hij bij het verkeersongeval moest blijven rondhangen.
oordeel van het Gerecht
Het Gerecht overweegt als volgt. Vooropgesteld moet worden dat voor schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 4, eerste lid, Landsverordening wegverkeer, onderzocht dient te worden of verdachte in het onderhavige geval zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte ter zitting kunnen de volgende feiten worden vastgesteld. Op 11 november 2020 in de avonduren reed de verdachte als bestuurder van een witkleurige minivan op de weg van L.G. Smith Boulevard in de richting van rotonde las Americas, gevolgd door de grijskleurige Suzuki Baleno waarin het slachtoffer [slachtoffer] reed. Vervolgens haalt de verdachte een aantal auto’s in en wordt door het slachtoffer [slachtoffer] gevolgd die hetzelfde doet. Op een gegeven moment, voorbij de rotonde Las Americas richting de luchthaven, wil [slachtoffer] kennelijk de door verdachte bestuurde auto en de daarvoor rijdende auto links inhalen. Terwijl de door het slachtoffer bestuurde auto zich naast de auto van de verdachte bevindt stuurt de verdachte zijn auto ook naar links, kennelijk om de voor hem rijdende auto in te halen. Vervolgens verliest het slachtoffer de macht over het stuur waardoor de auto in een slip raakt, over zijn kop gaat en tegen een kwihiboom botst. Door deze botsing wordt [slachtoffer] uit de auto geslingerd en is ten gevolge hiervan aan zijn letsels overlijden.
Het Gerecht stelt vast dat uit de verklaringen van de getuigen noch uit de videobeelden kan worden afgeleid dat de verdachte en het slachtoffer elkaar aan het uitdagen waren. Het feit dat de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] auto’s inhaalden op de invoegstrook van de L.G. Smith Blvd rechtvaardigt die conclusie niet. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet objectief is komen vast te staan dat de verdachte daarbij met (veel te) hoge snelheid heeft gereden. In dit verband is tevens van belang dat de bestuurder en de bijrijder van de tijdens het ongeval voor de auto van de verdachte rijdende personenauto hebben verklaard ongeveer 50 tot 60 kilometer per uur te hebben gereden. Dat de verdachte te weinig afstand heeft gehouden tot de voor hem rijdende auto en zich daardoor schuldig heeft gemaakt aan ‘bumperkleven’ is naar het oordeel van het Gerecht evenmin vast komen te staan. De in dit verband door getuigen afgelegde verklaringen zijn daarvoor te weinig concreet en specifiek. Overigens is niet aannemelijk geworden dat, indien de verdachte inderdaad onvoldoende afstand heeft gehouden, dit op enigerlei wijze invloed heeft gehad op het ontstaan van het ongeval. Op grond van diverse getuigenverklaringen acht het Gerecht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft getracht de voor hem rijdende auto in te halen en daarbij onvoldoende opmerkzaam is geweest op het op dat moment al met een inhaalmanoeuvre bezig zijnde slachtoffer. Dat is een verkeersfout, maar deze enkele fout is in het onderhavige geval onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de verdachte zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend is geweest. In dit verband is mede van belang dat er aanwijzingen zijn dat het slachtoffer met grote snelheid diens inhaalmanoeuvre had ingezet en die manoeuvre niet met zijn richtingsaanwijzer heeft aangekondigd.
Gezien voornoemde feiten en omstandigheden, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder primair tenlastegelegde omdat het bestanddeel “aan zijn schuld te wijten” niet kan worden bewezen. Wel is het Gerecht van oordeel dat de handelingen van de verdachte wel als gevaarzetting in de zin van artikel 2 van de Landsverordening wegverkeer kunnen worden gezien. Bij gevaarzetting staat de veiligheid van het verkeer op het spel en is slechts afwezigheid van alle schuld reden om de strafbaarheid van de gevaarzettende handeling op te heffen. Daarvan is in dit geval, gelet op de geconstateerde onoplettendheid, geen sprake.
Tenslotte kan ook het onder 2 ten laste gelede wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, namelijk dat de verdachte na het veroorzaken van het verkeersongeval de plaats van het ongeval heeft verlaten.
De verdachte heeft dan ook het bepaalde in artikel 2 en artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening Wegverkeer overtreden.
Verder was de verdachte, naar hij heeft erkend, niet in het bezit van een geldig rijbewijs.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met het verbod als bedoeld in artikel 2 van de Landverordening wegverkeer,
strafbaar gesteld bij artikel 40, vierde lid, van deze Landsverordening.
2. Handelen in strijd met het verbod als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Landverordening wegverkeer,
strafbaar gesteld bij artikel 40, derde lid, van deze Landsverordening.
3. Handelen in strijd met het verbod als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening wegverkeer, strafbaar gesteld bij artikel 40, derde lid, van deze Landsverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft met zijn handelingen de veiligheid van het verkeer op de weg in gevaar gebracht, door naar links te sturen terwijl het slachtoffer hem aan het inhalen was, waardoor het slachtoffer de macht over het stuur verloor, tegen een kwihiboom botste en als gevolg hiervan is overleden. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het verlaten van de plaats van het verkeersongeval en door een auto te rijden zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. In het verkeer moet een verkeersdeelnemer erop kunnen vertrouwen dat iedere verkeersdeelnemer zich nauwgezet aan de verkeersregels houdt en dat men zich zodanig zal gedragen dat een adequate reactie op onvoorzichtig gedrag van anderen mogelijk blijft. Door niet goed op te letten voordat hij naar links wilde sturen heeft de verdachte zich niet aan de verkeersregels gehouden. In dit geval waren de consequenties van het verkeersongeval ernstig omdat het slachtoffer is overleden.
Bij de strafoplegging houdt het Gerecht rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Nu het Gerecht tot een minder zware bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is bepleit, zal het een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een werkstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde ia voorts het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de minivan van het merk Suzuki.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte. Voor verbeurdverklaring ziet het Gerecht, gelet op de aard van het aan de verdachte gemaakte verwijt, onvoldoende grond. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
De benadeelde partij, [benadeelde partij], echtgenote van het overleden slachtoffer, heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bestaat uit materiele schade bestaande uit kosten, gemaakt voor aan haar verleende verblijfsvergunningen tot een bedrag van Afl. 3.320, -, begrafeniskosten tot een bedrag van Afl. 7.570,50 en gederfde inkomsten en immateriële schade tot een bedrag van Afl. 35.000, -.
De verdediging heeft de vordering betwist.
materiele schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden voor de kosten gemaakt ter verkrijging van verblijfsvergunningen tot een bedrag van Afl. 3.320, -. Het Gerecht acht aannemelijk dat zij tot aan de dood van haar echtgenote van rechtswege toelating genoot, en dat zij als gevolg van zijn overlijden (wederom) vergunningplichtig is geworden op grond van de Landsverordening toelating en uitzetting en daarvoor kosten heeft moeten maken. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] ten aanzien van de begrafeniskosten tot een bedrag van Afl. 7.570,50 dient te worden afgewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze kosten niet door de benadeelde partij [benadeelde partij] zelf zijn gedragen, maar door andere familieleden van het slachtoffer.
Voor zover de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] ook uit gederfde inkomsten bestaat is het Gerecht van oordeel dat er nader onderzoek noodzakelijk is waarvoor in deze strafprocedure geen ruimte is. Daarnaast heeft de benadeelde partij de gederfde inkomsten niet met stukken onderbouwd. Het Gerecht zal om deze redenen de benadeelde partij [benadeelde partij] voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Immateriele schade
Het Gerecht acht boven iedere twijfel verheven is dat het overlijden van het slachtoffer als gevolg van het door de verdachte veroorzaakte ongeval voor de benadeelde partij een tragische en aangrijpende gebeurtenis is geweest en nog altijd is. Schade, enkel geleden vanwege het verdriet om het overlijden van een naaste (affectieschade) komt echter niet voor vergoeding in aanmerking. Slechts indien sprake is van zogeheten ‘shockschade’ kan grond bestaan tot toewijzing van het verzoek die schade te vergoeden. Daarvoor is wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarvan dient een medische onderbouwing te worden gegeven, die op dit moment ontbreekt. Dit betekent dat er ook op dit punt nader onderzoek noodzakelijk is waarvoor in deze strafprocedure geen ruimte is. De vordering is ook in zoverre niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan haar vordering, voor zover niet-ontvankelijk, slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:45, 1:46, 1:136, 1:137 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.