In deze zaak gaat het om een beroep tegen een bevel tot uitzetting van een Venezolaanse asielzoeker, die op 11 oktober 1999 in Venezuela is geboren en op 11 februari 2019 Aruba is binnengekomen als toerist. Hij heeft een asielaanvraag ingediend, maar deze is op 17 november 2021 buiten behandeling gesteld. Op 9 juni 2022 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie het bevel tot uitzetting gegeven, wat door de appellant is bestreden. De appellant heeft op 24 februari 2023 beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister, die het bezwaar ongegrond verklaarde. De zaak is behandeld op 14 juni 2023, waarbij zowel de appellant als de vertegenwoordiger van de minister aanwezig waren.
De rechter heeft overwogen dat de appellant ten tijde van de asielaanvraag geen rechtmatig verblijf had in Aruba, aangezien zijn eerdere aanvraag was afgewezen en hij geen geldige verblijfstitel had. De schorsing van de afwijzing van de asielaanvraag door de rechter op 15 september 2022 heeft geen invloed gehad op de status van de appellant. De rechter concludeert dat de minister op goede gronden het uitzettingsbevel heeft gehandhaafd, omdat de appellant zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef en zijn asielaanvraag had ingetrokken. De rechter verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 6 september 2023, en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.