ECLI:NL:OGEAA:2023:196

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
AUA202300744
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bevel tot uitzetting van een Venezolaanse asielzoeker

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een bevel tot uitzetting van een Venezolaanse asielzoeker, die op 11 oktober 1999 in Venezuela is geboren en op 11 februari 2019 Aruba is binnengekomen als toerist. Hij heeft een asielaanvraag ingediend, maar deze is op 17 november 2021 buiten behandeling gesteld. Op 9 juni 2022 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie het bevel tot uitzetting gegeven, wat door de appellant is bestreden. De appellant heeft op 24 februari 2023 beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister, die het bezwaar ongegrond verklaarde. De zaak is behandeld op 14 juni 2023, waarbij zowel de appellant als de vertegenwoordiger van de minister aanwezig waren.

De rechter heeft overwogen dat de appellant ten tijde van de asielaanvraag geen rechtmatig verblijf had in Aruba, aangezien zijn eerdere aanvraag was afgewezen en hij geen geldige verblijfstitel had. De schorsing van de afwijzing van de asielaanvraag door de rechter op 15 september 2022 heeft geen invloed gehad op de status van de appellant. De rechter concludeert dat de minister op goede gronden het uitzettingsbevel heeft gehandhaafd, omdat de appellant zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef en zijn asielaanvraag had ingetrokken. De rechter verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 6 september 2023, en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 6 september 2023
Lar nr. AUA202300744

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[naam appellant],

domicilie kiezende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 13 januari 2023 (bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar van appellant, gericht tegen het bevelschrift tot uitzetting van 9 juni 2022, ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 24 februari 2023 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Appellant heeft op 10 maart 2023 en 7 juni 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 14 juni 2023 behandeld. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellant, geboren op 11 oktober 1999 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is op 11 februari 2019 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van zeven dagen. Bij zijn aankomst heeft appellant een asielaanvraag gedaan bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS).
1.2
Bij beschikking van 17 november 2021 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie de onder 1.1 vermelde asielaanvraag buiten behandeling gesteld en is appellant onmiddellijk vertrek uit Aruba aangezegd.
1.3
Op 10 december 2021 heeft appellant wederom asiel aangevraagd. Naar aanleiding hiervan is appellant op 27 mei 2022 gehoord.
1.4
Bij beschikking van 9 juni 2022 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie de onder 1.3 vermelde asielaanvraag afgewezen.
1.5
Bij beschikking van 9 juni 2022 heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen en is aan appellant een terugkeerverbod van 48 maanden opgelegd. Bij bevelschrift van diezelfde datum heeft verweerder de inbewaringstelling van verzoeker bevolen. Daartegen heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.6
Op 8 september 2022 heeft appellant de volgende, met de hand opgestelde verklaring, afgelegd: “
Yo [naam appellant] compre mi boleto y no espero la respuesta del 4 del juzgado, por que no quiero estar encerrado. Mi abogado quedara a cargo de todo.”
1.7
Op 9 september 2022 heeft appellant de volgende, met de hand opgestelde verklaring afgelegd:
“(…)
1. Si usted abandone Aruba, hacia donde viajarias?
Por via Colombia a Venezuela
2. Estarás en peligro cuando llegas alli?
No
3. Renuncia usted de todos los casos legales que tienes pendiente aquí en Aruba referente a su petición y decision de asilo?
Si
Esta declaracion la hice sin ninguna precion, la hice en total voluntad
[naam appellant] 09/09/2022
(…)
Part B. REASONS OF CANCELATION REQUEST/MOTIVOS DE RETIRO DE PETICION/REDENEN VAN INTREKKING VAN VERZOEK:
Para poder irme a reunir con mis familiares y amigos que aun estan en Venezuela”.
1.8
Op 10 september 2022 is appellant Aruba uitgezet.
1.9
Bij uitspraak van dit gerecht van 15 september 2022 (AUA202202000) heeft het gerecht de onder 1.4 vermelde beschikking geschorst.
1.1
Bij bestreden beslissing op bezwaar van 13 januari 2023 heeft verweerder het onder 1.5 vermelde bezwaar ongegrond verklaard en het uitzettingsbevel van 9 juni 2022 gehandhaafd, met dien verstande dat de termijn van niet-toelating is bepaald op 36 maanden.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
2.2
Ingevolge artikel 11, eerste lid van het Toelatingsbesluit 2009 worden bij regeling van de Minister de normen vastgelegd voor het bepalen van de periode gedurende welke een toelatingsplichtige als bedoeld in artikel 10, niet tot Aruba wordt toegelaten. Ter uitvoering hiervan is de ministeriele regeling ter uitvoering van de artikelen 11, eerste lid, en 17, derde lid, van het Toelatingsbesluit 2009 (AB 2009 no. 72) ingevoerd.
Ingevolge het derde lid van artikel 11 voornoemd, kan de in een bevelschrift opgenomen periode van niet-toelating door de Minister worden verkort of opgeheven: a. op een daartoe strekkend schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de betrokkene, b. om redenen, aan het algemeen belang ontleend.
2.3
Ingevolge artikel 1 van de ministeriele regeling ter uitvoering van de artikelen 11, eerste lid, en 17, derde lid, van het Toelatingsbesluit 2009, bedraagt de periode van niet-toelating na een beslissing tot uitzetting -voor zover hier van belang-:
a. bij overschrijding van de geldigheidsduur van de verblijfstitel of de vergunning tot tijdelijk verblijf van:
- 1 tot en met 12 maanden: 18 maanden;
- 13 tot en met 18 maanden: 24 maanden;
- 19 tot en met 24 maanden: 30 maanden;
- 25 tot en met 30 maanden: 36 maanden;
- 31 tot en met 36 maanden: 42 maanden;
- 37 tot en met 42 maanden: 48 maanden;
- 43 tot en met 48 maanden: 54 maanden;
- meer dan 48 maanden: 60 maanden.
De beoordeling
3.1
Appellant betoogt dat verweerder bij de bestreden beslissing ten onrechte het uitzettingsbevel heeft gehandhaafd, omdat – zo begrijpt het gerecht – hij tot 9 juni 2022 rechtmatig verblijf had op Aruba en zijn asielaanvraag ten tijde van het geven van de beslissing op bezwaar nog in behandeling was, nu het gerecht de afwijzing van die aanvraag heeft geschorst (zie 1.9).
3.2
Dit betoog faalt. Aan appellant is nimmer een verblijfstitel verleend. Ten tijde van het indienen van de asielaanvraag op 10 december 2021 had appellant dan ook geen rechtmatig verblijf in Aruba. Het indienen van die aanvraag heeft daar geen verandering in gebracht. Voorts komt aan de schorsing van de afwijzing van de asielaanvraag van 9 juni 2022 door het gerecht (zie 1.9) in dit verband niet de betekenis toe die appellant daaraan gehecht wenst te zien. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat appellant op 9 september 2022 zijn asielaanvraag heeft ingetrokken. Uit de door appellant met de hand geschreven verklaring, op een document in zijn moedertaal, en gelet op de door appellant daarbij gegeven toelichting, is geen aanknopingspunt te vinden voor het oordeel dat appellant niet wist wat hij deed, dan wel dit tegen zijn wil heeft gedaan, zoals thans wordt betoogd. Nu appellant zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef en hij geen asielaanvraag aanhangig had, heeft verweerder op goede gronden bij de bestreden beslissing het uitzettingsbevel van 9 juni 2022 gehandhaafd.
4.1
Appellant betoogt voorts dat zijn verblijf gedurende de periode tot 9 juni 2022 niet illegaal was, omdat hij toen in afwachting was van de beslissing op zijn asielaanvraag. De opgelegde periode van niet-toelating van is dan ook te lang, aldus appellant.
4.2
Dit betoog faalt, reeds omdat de asielaanvraag van appellant niets aan zijn illegale status heeft veranderd (vergelijk de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van 7 juni 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:89).
5. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard en daarbij het uitzettingsbevel heeft gehandhaafd. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenvergoeding is er geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op 6 september 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.