ECLI:NL:OGEAA:2023:185

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
AUA202201323
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over consumentenkrediet en betalingsverplichtingen

In deze civiele procedure, aangespannen door ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA), is de gedaagde, wonende in Aruba, betrokken bij een geschil over een lening in verbruikleen. De overeenkomst, aangegaan op 31 augustus 2017, betrof een lening van Afl. 15.126,63, die in 48 maandelijkse termijnen moest worden terugbetaald. IFA stelt dat de gedaagde nog een bedrag van Afl. 11.256,93 verschuldigd is, terwijl de gedaagde betwist dat zij deze schuld heeft. De gedaagde heeft verschillende betalingen gedaan die volgens haar niet zijn erkend door IFA, en stelt dat zij slechts eenmaal een lening heeft afgesloten.

Tijdens de procedure zijn er verschillende producties overgelegd door beide partijen. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat de door IFA overgelegde stukken de schuld van de gedaagde ondersteunen. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde nog een bedrag van Afl. 10.656,93 aan IFA moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van IFA.

De rechter heeft de vordering tot betaling van boeterente afgewezen, omdat deze in strijd zou zijn met het door het Gemeenschappelijk Hof vastgestelde maximum. De uitspraak is gedaan op 30 augustus 2023 door mr. T.A.M. Tijhuis, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 30 augustus 2023
Behorend bij A.R. nr. AUA202201323
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaten mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis in deze zaak van 29 maart 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2
Bij voormeld vonnis is een comparitie van partijen bepaald, die heeft plaatsgevonden op 15 mei 2023. [gedaagde] is verschenen en IFA is verschenen bij haar gemachtigde voornoemd. Partijen hebben op vragen van het Gerecht geantwoord. Voorafgaand aan de zitting heeft IFA nog een nadere productie overgelegd.
1.3
Na afloop van de zitting heeft IFA op 24 mei 2023 nog een akte uitlating na comparitie, met producties, genomen, waarop [gedaagde] op 7 juni 2023 heeft geantwoord. [gedaagde] heeft tevens producties overgelegd.
1.4
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij haar laatste akte heeft [gedaagde] producties overgelegd waarop IFA niet meer heeft kunnen reageren. Nu deze producties al eerder waren overgelegd, wordt IFA daardoor niet in haar belangen geschaad.
2.2
Zoals in het tussenvonnis al is overwogen, is [gedaagde] bij overeenkomst van verbruikleen van 31 augustus 2017 met IFA een lening in verbruikleen aangegaan voor een bedrag van Afl. 15.126,63 (hierna: de overeenkomst). Daarbij is overeengekomen dat dit bedrag, vermeerderd met de overeengekomen rente en kosten (in totaal Afl. 27.777,92) in 48 maandelijkse termijnen van elk Afl. 537,04 met ingang van 15 oktober 2017 moet worden terugbetaald. Na matiging van de contractuele rente overeenkomstig de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van 21 april 2020 (ECLI:NL:OGHACMB:2020:84), is [gedaagde] volgens IFA uit hoofde van de overeenkomst Afl. 24.891,93 verschuldigd, van welk bedrag zij, zo stelt IFA, Afl. 13.635,- heeft voldaan, zodat nog een te betalen bedrag van Afl. 11.256,93 resteert.
2.3 [
gedaagde] heeft de gestelde hoogte van de schuld betwist. Volgens [gedaagde] heeft zij in de periode van februari tot en met september 2017 verschillende betalingen gedaan, waarmee IFA ten onrechte geen rekening heeft gehouden. Ter onderbouwing van haar verweer heeft [gedaagde] stukken overgelegd waaruit volgens haar de maandelijkse betalingen in de periode van februari 2017 tot en met september 2017 blijken. IFA heeft de gestelde betalingen niet betwist, maar volgens haar is sprake van verschillende door [gedaagde] aangegane leningen die (steeds) zijn overgesloten en zijn de betreffende betalingen afgeboekt op een andere lening dan de lening waar de onderhavige procedure op ziet.
2.4 [
gedaagde] heeft betwist dat zij meermalen een leenovereenkomst is aangegaan en voert aan dat zij slechts eenmaal, in 2017, een bedrag van ongeveer Afl. 15.000,- heeft geleend. Uit de door IFA overgelegde stukken blijkt echter dat [gedaagde] onder meer al op 28 april 2016 een leenovereenkomst met IFA heeft gesloten (met nummer [x]). Deze overeenkomst is getekend door [gedaagde]. Dat de handtekening niet van [gedaagde] afkomstig is, is gesteld noch gebleken. Evenmin zijn concrete feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die (indien bewezen) tot het oordeel leiden dat die overeenkomst niet door [gedaagde] is aangegaan, zoals zij heeft betoogd. De ten tijde van de looptijd van deze eerdere lening door [gedaagde] verrichte betalingen, waaronder de door haar gestelde betalingen in de periode van februari tot en met augustus 2017, zijn blijkens de door IFA overgelegde stukken op deze lening afgeboekt. Nadat de onderhavige overeenkomst van 31 augustus 2017 (met nummer [x]) was aangegaan, is met deze gelden de restantschuld uit hoofde van de leenovereenkomst van 28 april 2016 afgelost. Per 31 augustus 2017 bedroeg de schuld van [gedaagde] aan IFA derhalve Afl. 15.126,63, te vermeerderen met rente en kosten. [gedaagde] stelt, onderbouwd met de door haar overgelegde stukken, dat zij op 25 september 2017 een bedrag van Afl. 600,- aan IFA heeft betaald. Deze betaling is niet betwist en dat met deze betaling rekening is gehouden, blijkt niet uit de gegevens die door IFA zijn overgelegd. Dit bedrag strekt daarom op de te betalen hoofdsom in mindering.
2.5
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] nog een bedrag van Afl. 10.656,93 (Afl. 11.256,93 verminderd met Afl. 600,-) aan IFA moet betalen. De gevorderde hoofdsom is daarom tot dat bedrag toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, nu dit deel van de vordering niet nader is toegelicht.
2.6
De gevorderde boeterente van 5% wordt afgewezen. Het gaat om een (boete)rente over niet of niet tijdig betaalde termijnen gedurende de looptijd van de geldleningsovereenkomst, en leidt, nu de door IFA gehanteerde effectieve rente 27% bedraagt, in feite ertoe dat het door het Gemeenschappelijk Hof in zijn voormelde uitspraak bepaalde maximum wordt overschreden.
2.7
De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten zal, nu deze zijn bedongen en de hoogte daarvan mede in het licht van de ter onderbouwing van deze kosten overgelegde stukken onvoldoende is bestreden, worden toegewezen als verzocht.
2.8
Ter zitting is namens IFA desgevraagd geantwoord dat zij bereid is het ten laste van [gedaagde] gelegde beslag tot een bedrag van Afl. 600,- te verlagen. [gedaagde] heeft echter meegedeeld dat het huidige bedrag van Afl. 800,- per maand kan worden gehandhaafd.
2.9
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van IFA, inclusief die voor het gelegde beslag, worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 877,22 aan explootkosten en Afl. 3.000,- (3 punten tarief 4) aan salaris voor gemachtigde. De kosten voor de akte na de comparitie van partijen dienen door IFA zelf te worden gedragen.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
veroordeelt [gedaagde] om aan IFA tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van Afl. 10.656,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
3.2
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan IFA van de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 1.300,-;
3.3
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die van het beslag daaronder begrepen en tot op heden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 877,22 aan explootkosten en Afl. 3.000,- aan gemachtigdensalaris;
3.4
verklaart in dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 augustus 2023 in aanwezigheid van de griffier.