ECLI:NL:OGEAA:2023:184

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
AUA202300425
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeval en dekking onder verzekering

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de naamloze vennootschap Boogaard Assurantien N.V. betaling van schadevergoeding van de gedaagde, die als eigenaar van een motorrijtuig aansprakelijk werd gesteld voor schade veroorzaakt door een bestuurder zonder geldig rijbewijs. Het ongeval vond plaats op 11 mei 2022, waarbij de bestuurder, [bestuurder], geen voorrang verleende op een kruising, wat resulteerde in schade aan twee andere voertuigen. Boogaard, als gevolmachtigde van de verzekeringsmaatschappij Fatum, had schadevergoeding betaald aan de benadeelden en vorderde deze kosten terug van de gedaagde, omdat de bestuurder niet over een geldig Arubaans rijbewijs beschikte, wat volgens de verzekeringsvoorwaarden leidde tot uitsluiting van dekking.

De procedure omvatte verschillende conclusies en een vonnis werd uitgesproken op 30 augustus 2023. Het Gerecht oordeelde dat de bestuurder ten tijde van het ongeval niet over een geldig rijbewijs beschikte, wat de aansprakelijkheid van de gedaagde bevestigde. De vordering van Boogaard werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, kosten voor het vaststellen van de schade, en buitengerechtelijke incassokosten, evenals de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 30 augustus 2023
Behorend bij A.R. no. AUA202300425 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIEN N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Boogaard,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 3 februari 2023;
- de conclusie van antwoord, met producties, van 20 maart 2023;
- de conclusie van repliek, met producties, van 10 mei 2023;
- de conclusie van dupliek van 6 juni 2023.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Op 11 mei 2022 heeft [Naam bestuurder] (hierna: [bestuurder]) als bestuurder van het motorrijtuig met kentekenplaatnummer A-[kentekennummer 1] (hierna: de auto) een verkeersongeval veroorzaakt door geen voorrang te verlenen op een voorrangskruising. Als gevolg daarvan is [bestuurder] met de auto eerst tegen het motorrijtuig met het kenteken A-[kentekennummer 2] gebotst en direct daarna tegen het motorrijtuig met kenteken A-[kentekennummer 3]. Aan beide motorrijtuigen is schade ontstaan.
2.2
De auto is eigendom van [gedaagde]. Het motorrijtuig met kenteken A-[kentekennummer 3] is eigendom van [naam eigenaresse] en het motorrijtuig met kenteken A-[kentekennummer 2] is eigendom van [naam eigenaar x] (hierna: [eigenaar x]).
2.3
De auto was ten tijde van het ongeval verzekerd bij Fatum General Insurance Aruba N.V. (hierna: Fatum). Boogaard treedt op als gevolmachtigde van Fatum.
2.4
In de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden is onder meer als volgt bepaald:
“12. Uitsluitingen
Niet gedekt is de aansprakelijkheid:
(…)
k. voor schade veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder van het motorrijtuig de rijbevoegdheid is ontzegd of geen houder is van een in het verzekeringsgebied geldig rijbewijs (…).”
2.5
Ten tijde van het ongeval was [bestuurder] niet in het bezit van een Arubaans rijbewijs.
2.6
Boogaard heeft ter voldoening van de als gevolg van het ongeval geleden schade aan [eigenaresse] een bedrag van in totaal Afl. 1.226,50 betaald en aan [eigenaar x] een totaalbedrag van Afl. 1.932,90.
2.7
Bij brief van 13 juli 2022 heeft Bogaard aan [gedaagde] bericht dat zij informatie hebben verkregen waaruit blijkt dat de bestuurder van de auto, [bestuurder], niet over een geldig rijbewijs beschikte en dat zij daarom de uit hoofde van de verzekering aan [eigenaresse] en [eigenaar x] betaalde schade van [gedaagde] terugvordert.
2.8 [
gedaagde] is namens Boogaard op 28 juli 2022 en 12 augustus 2022 aangemaand en gesommeerd het door hem aan Boogaard verschuldigde te betalen. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

3.DE VORDERING

3.1
Boogaard vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan haar van:
a. Afl. 3.159,40 uit hoofde van de veroorzaakte schade;
b. Afl. 320,- uit hoofde van het vaststellen van de schade;
c. Afl. 375,- uit hoofde van kosten voor buitengerechtelijke kosten;
d. de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022, dan wel met ingang van een ander door het Gerecht te bepalen datum;
d. de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden.
3.2
Boogaard legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] krachtens de verzekeringsvoorwaarden geen dekking toekomt en dat Boogaard daarom, als gemachtigde van Fatum, een opeisbare regresvordering heeft op [gedaagde] omdat hij als eigenaar van de auto persoonlijk aansprakelijk is voor de daarmee veroorzaakte schade.
3.3 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, kosten rechtens.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

Het ongeval
4.1
Niet is in geschil dat [bestuurder] ten tijde van het verkeersongeval in de auto van [gedaagde] reed. Tevens staat als niet weersproken vast dat het ongeval door toedoen van [bestuurder] is veroorzaakt en dat [bestuurder] tegen de motorrijtuigen van [eigenaresse] en [eigenaar x] is aangereden. Voorts staat vast dat [bestuurder] ten tijde van het ongeval niet over een Arubaans rijbewijs, maar wel over een geldig Venezolaans rijbewijs beschikte.
Arubaans rijbewijs
4.2
Krachtens het bepaalde in artikel 10 lid 1 van de Landsverordening wegverkeer (AB 1997 no. 18) is het de in Aruba ingezeten bestuurder van een motorvoertuig verboden daarmee over een weg te rijden, tenzij hij bij zich heeft een door de Minister afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmee gereden wordt, en hij de 18-jarige leeftijd heeft bereikt. Het tweede lid van dit artikel bepaald dat het de niet in Aruba ingezeten bestuurder van een motorvoertuig is verboden daarmee over een weg te rijden, tenzij hij bij zich heeft een geldig, door de autoriteiten in het land van herkomst afgegeven rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmee gereden wordt.
4.3
Boogaard stelt zich op het standpunt dat [bestuurder] als ingezetene van Aruba moet worden aangemerkt, omdat alhier zijn feitelijke, werkelijke woonplaats is en hij hier ten lande asiel heeft gevraagd met het doel om hier te blijven. Om die reden is het tweede lid van artikel 10 van de Landsverordening wegverkeer volgens Boogaard niet van toepassing.
[gedaagde] heeft dit weersproken. Volgens hem is het voor [bestuurder], nu hij asiel heeft aangevraagd en nog niet heeft verkregen, niet mogelijk om zich in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand en kan hij daarom niet zijn geldige Venezolaanse rijbewijs naar een Arubaans rijbewijs laten omwisselen.
4.4
Het Gerecht overweegt als volgt.
4.5
Met ‘de in Aruba ingezeten bestuurder’ als genoemd in het eerste lid 1 artikel 10 van de Landsverordening wegverkeer wordt gedoeld op degenen die in Aruba (legaal) wonen en verblijven, in die zin dat zij zich alhier (legaal) hebben gevestigd. Het tweede lid van dat artikel ziet op degenen die slechts tijdelijk in Aruba verblijven. Dit tijdelijk verblijf moet blijkens de memorie van toelichting worden begrepen als onder meer het doorbrengen van een vakantie in Aruba (toeristen), voor betrekkelijk korte tijd. Ook kan naar het oordeel van het Gerecht daaronder worden begrepen zij die tijdelijk (voor betrekkelijk korte tijd) in Aruba verblijven anders dan voor vakantie, bijvoorbeeld voor studie of werk. Te denken valt aan een medisch specialist die als vervanger optreedt voor een lokale collega die betrekkelijk korte tijd verhinderd is zijn werkzaamheden uit te voeren, of buitenlandse deelnemers aan een in Aruba plaatsvindend congres die na afloop daarvan weer terugkeren naar het land van herkomst. Het gaat derhalve om personen die elders dan in Aruba hun daadwerkelijke woon- of verblijfplaats hebben.
4.6
Tussen partijen is niet in geschil dat [bestuurder] ten tijde van het ongeval hier ten lande zijn feitelijke woon- en verblijfplaats had. Ook [gedaagde] stelt dat [bestuurder] hier al een aantal jaar woont en werkt en asiel heeft aangevraagd met het doel zich hier te vestigen. Daargelaten het antwoord op de vraag of [bestuurder] zich ten tijde van het ongeval op legale wijze in Aruba bevond, heeft in elk geval te gelden dat [bestuurder] op dat moment hier woonde, zodat naar zijn aard van een betrekkelijk kort verblijf in Aruba geen sprake was. Voor dit oordeel is mede van belang dat is gesteld noch gebleken dat [bestuurder] elders een daadwerkelijke woon- of verblijfplaats had. Aldus diende [bestuurder] ten tijde van het ongeval over een geldig Arubaans rijbewijs te beschikken, hetgeen niet het geval was. Indien en voor zover [bestuurder] (vanwege zijn juridische status hier ten lande) zijn Venezolaans rijbewijs niet heeft kunnen inwisselen voor een Arubaans rijbewijs, komt dat voor zijn rekening en risico en doet dat aan het voorgaande niet af.
4.7
Nu [bestuurder] ten tijde van het ongeval niet over een Arubaans rijbewijs beschikte, had hij de auto krachtens het bepaalde in het eerste lid van artikel 10 van de Landsverordening wegverkeer niet mogen besturen.
Uitsluitingsgrond
4.8
Omdat de bestuurder van de auto, [bestuurder], ten tijde van het ongeval niet over een geldig voor het motorrijtuig wettelijk voorgeschreven rijbewijs beschikte, is krachtens het in de polisvoorwaarden in artikel 12 onder k bepaalde de door het verkeersongeval veroorzaakte schade niet gedekt. Boogaard heeft daarom (overeenkomstig de polisvoorwaarden) recht op terugbetaling door [gedaagde] van de door haar, Boogaard, ter zake van de schade aan [eigenaresse] en [eigenaar x] betaalde bedragen. Indien en voor zover juist is dat [gedaagde], zoals hij stelt en Boogaard heeft betwist, in een eerder, gelijk geval niet tot terugbetaling van de schade is aangesproken, doet dat daar niet aan af.
4.9 [
gedaagde] heeft aangevoerd dat hij het eigen risico heeft betaald en dat de schade (zo begrijpt het Gerecht) om die reden moet worden gedekt. Volgens [gedaagde] heeft Boogaard door hem het eigen risico te laten betalen, het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de schade zou worden vergoed. Dit betoog faalt. De enkele omstandigheid dat om betaling van het contractueel overeengekomen eigen risicobedrag is gevraagd, is voor een dergelijke conclusie niet voldoende. Verder geldt dat indien en voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat Boogaard aan hem heeft toegezegd dat de betaalde schade niet zou worden teruggevorderd en dat de vordering daarom moet worden afgewezen, ook dit betoog faalt. Boogaard heeft de gestelde toezegging weersproken en [gedaagde] heeft zijn stelling niet met (voldoende) concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden onderbouwd.
De schade
4.10 [
gedaagde] heeft de hoogte van de vordering (die bestaat uit de aan [eigenaresse] en [eigenaar x] betaalde bedragen ter zake van de reparatiekosten en time loss compensatie, alsmede de kosten van de deskundigenrapporten ten bedrage van in totaal Afl. 320,-) niet weersproken, zodat de hiervoor in 3.1 onder a en b weergegeven vorderingen zullen worden toegewezen zoals verzocht.
4.11
Indien en voor zover [gedaagde] het eigen risico van Afl. 150,- aan Boogaard heeft betaald, strekt dit op de toegewezen bedragen in mindering.
Werkwijze Boogaard
4.12 [
gedaagde] heeft zich verder nog beklaagd over de werkwijze van Boogaard, omdat zij in haar brief van 13 juli 2022 aan [gedaagde] een termijn van 10 dagen gaf om te reageren, maar de zaak al voor ommekomst van die termijn aan haar advocaat uit handen heeft gegeven. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat Boogaard aldus wat voorbarig heeft gehandeld. Conclusies kunnen hieraan evenwel niet worden verbonden.
De wettelijke rente
4.13
Boogaard vordert de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022, zijnde de datum met ingang van wanneer [gedaagde] in gebreke is gesteld. Nu [gedaagde] echter bij brief van 28 juli 2022 is gesommeerd om het verschuldigde binnen 7 dagen na dagtekening te betalen, is [gedaagde] eerst per 4 augustus 2022 in verzuim. De wettelijke rente is daarom vanaf die datum toewijsbaar. Verder geldt dat Boogaard niet heeft gespecificeerd waarover de wettelijke rente wordt verzocht. Nu in de sommatiebrief van 28 juli 2022 de wettelijke rente is aangezegd over het schadebedrag van Afl. 3.159,40 en de kosten ter vaststelling van de schade van Afl. 320,-, zal de wettelijke rente over deze bedragen vanaf genoemde datum worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen, nu is gesteld en niet is weersproken dat werkzaamheden zijn verricht die toewijzing van deze kosten rechtvaardigen, worden toegewezen zoals hierna te vermelden. Het Gerecht begrijpt uit de opbouw van het petitum en de toelichting daarop dat de wettelijke rente ook over de buitengerechtelijke kosten wordt gevorderd. Dit deel van de vordering zal, bij gebreke aan voldoende concrete aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel, worden toegewezen zoals hierna te vermelden.
Proceskosten
4.15 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van Boogaard gevallen en tot op heden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht en Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris. De over deze kosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals hierna te vermelden. Boogaard vordert daarnaast veroordeling van [gedaagde] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Het Gerecht zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om uit hoofde van de veroorzaakte schade tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Boogaard te betalen het bedrag van Afl. 3.159,40, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om uit hoofde van de kosten voor het vaststellen van de schade tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Boogaard het bedrag van Afl. 320,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3
veroordeelt [gedaagde] om uit hoofde van buitengerechtelijke incassokosten tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Boogaard het bedrag van Afl. 375,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.4
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van Boogaard tot op heden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht en Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.