ECLI:NL:OGEAA:2023:18

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
AUA202201623 t/m AUA202201630
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van verzegelingskosten door douane-expediteur in Aruba

In deze zaak heeft de douane-expediteur, belanghebbende, kosten van verzegeling van containers met inkomende douanegoederen verzocht terug te krijgen. Deze kosten, die in rekening zijn gebracht tussen 2014 en 2021, bedragen in totaal Afl. 2.542,50. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de verzegelingskosten, maar de Inspecteur heeft dit bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de zitting heeft de Inspecteur gesteld dat de kosten van verzegeling betrekking hebben op een container waarvoor aangifte ten invoer is gedaan. Het Gerecht heeft geoordeeld dat artikel 100 van de Landsverordening In-, uit- en doorvoer (LIUD) van toepassing is, wat betekent dat de kosten van verzegeling voor rekening van het Land komen. Belanghebbende heeft terecht om teruggaaf verzocht. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. Het beroep is gegrond verklaard, en de Inspecteur is opgedragen het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 6 april 2023
BBZ nrs. AUA202201623 t/m AUA202201630
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Belanghebbende heeft op 26 januari 2021 bezwaar gemaakt en teruggaaf verzocht van betaalde verzegelingskosten over de periode 2014 t/m 2020 (nota’s van 18 november 2014 tot en met 28 december 2020).
1.2
Belanghebbende heeft op 31 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 juni 2022 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
De Inspecteur heeft op 5 augustus 2022 een verweerschrift ingediend.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023 te Oranjestad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is douane-expediteur. In de periode 2014 tot en met 2021 zijn aan hem kosten van verzegeling in rekening gebracht voor de verzegeling van containers met inkomende douanegoederen. Het betreft in totaal een bedrag van Afl. 2.542,50. Belanghebbende heeft die kosten voldaan.

3.OVERWEGINGEN

Beroep niet tijdig beslissen op bezwaar

3.1
Belanghebbende heeft op 31 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar. Hangende onderhavige beroepsprocedure heeft de Inspecteur op 3 juni 2022 alsnog uitspraak gedaan op het bezwaar. Belanghebbende heeft derhalve geen belang meer bij dit beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Dit beroep is mitsdien niet-ontvankelijk.
3.2
Het door belanghebbende ingestelde beroep van 31 mei 2022 wordt ook geacht te zijn gericht tegen de (reële) uitspraak op bezwaar van 3 juni 2022 (GEA Curaçao, 17 april 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:57). Ook deze uitspraak is dus onderwerp van onderhavige procedure.
Beroep jaar 2021
3.3
Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift aangegeven in beroep te komen tegen het jaar 2021. Belanghebbende is in zijn schrijven van 26 januari 2021 echter opgekomen tegen de betaalde verzegelingskosten over de jaren 2014 t/m 2020.
3.4
Het Gerecht concludeert aldus, dat er geen bezwaar is gemaakt tegen de verzegelingskosten van het jaar 2021. Nu belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt daartegen en de Inspecteur (mitsdien) geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan, is geen beroep mogelijk en dient belanghebbendes beroep dat ziet op het jaar 2021 niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling beroep
Ontvankelijkheid bezwaren
3.5
De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht begrijpt aldus dat belanghebbende in beroep is gekomen tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar. Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes bezwaar te beoordelen.
3.6.1
De verzegelingskosten worden berekend op basis van het Retributie-en legesbesluit Inspectie der invoerrechten en accijnzen (AB 2001 no. 90) (hierna: het besluit). Dit besluit is vastgesteld ter uitvoering van de Retributieverordening.
3.6.2
De in artikelen 17 tot en met 20 van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) opgenomen bepalingen van bezwaar en beroep zijn van toepassing op de op basis van dit besluit geheven bedragen aan leges en retributies (vgl. GEA van 28 augustus 2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:677 en GHvJ van 5 september 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:227).
3.7
Ingevolge artikel 17, lid 1, van de ALB kan degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur. Belanghebbende heeft bij schrijven van 26 januari 2021 onder andere bezwaar gemaakt tegen de betaalde verzegelingskosten over de jaren 2014 tot en met 20 november 2020 (nota’s van 8 november 2014 tot en met 24 november 2020). Voor de bezwaren tegen deze nota’s geldt dat belanghebbende buiten de wettelijke termijn bezwaar heeft gemaakt.
3.8
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is. Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Belanghebbende heeft op de zitting betoogd dat hij voor alle betaalde kosten eerder teruggaaf heeft verzocht maar dat hij nimmer een antwoord van de douane heeft gekregen. Zonder nadere onderbouwing en bewijs acht het Gerecht dit betoog niet aannemelijk. De Inspecteur heeft het bezwaar dat ziet op deze nota’s dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. In zoverre is het beroep tegen de beslissing van de Inspecteur ongegrond.
3.9
Daarnaast heeft belanghebbende op 26 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen de betaalde verzegelingskosten van Afl. 7,50 opgenomen in de nota van 28 december 2020. Dit bezwaar is binnen twee maanden, en derhalve tijdig ingediend. De Inspecteur heeft het bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Verzegelingskosten nota 28 december 2020
3.1
De volgende bepalingen van het besluit zijn van belang:
3.10.1
Artikel 1, lid 1, letter E van het besluit luidt als volgt:
Ten behoeve van het Land worden door de Inspectie der invoerrechten en accijnzen retributies en leges geheven als volgt:
A. voor het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer:
per uur Afl. 20.00;
(…)
E. voor het plaatsen van een zegel of plombe:
per document Afl. 7,50;
3.10.2
Artikel 3,1 luidt als volgt:
De retributies, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen (..) en E, zijn verschuldigd door degene die om verlening van desbetreffende diensten verzoekt.
3.11
Belanghebbende stelt dat hij teruggaaf moet krijgen van de betaalde kosten van verzegeling. Volgens belanghebbende moeten alle containers beladen met inkomende douanegoederen op basis van artikel 100, lid 1 van de Landsverordening In-, uit en doorvoer (hierna: LIUD) op kosten van het land worden verzegeld.
3.12
De Inspecteur stelt dat de kosten van verzegeling op basis van artikel 24, lid 3 van de LIUD ten laste van belanghebbende moeten komen.
3.12.1
Artikel 24 van de LIUD luidt als volgt:
1. De lossing kan slechts geschieden op werkdagen van voormiddags 6 tot namiddags 6 uur: op andere dagen en uren slechts met vergunning van de Inspecteur.
2. De lossing moet geschieden in Aruba in de haven, wordende de ligplaats der schepen nader aangewezen door de Havenmeester in overleg met de Inspecteur.
3. In bijzondere gevallen kan de Inspecteur vergunnen om elders te lossen, in welk geval de lading gedurende de reis naar de bijzondere losplaats onder verzegeling of bewaking kan worden gesteld en de kosten van bewaking en toezicht door de ambtenaren ten laste van belanghebbende komen. Deze vergunning wordt niet verleend voor accijnsgoederen.
3.12 2
Artikel 25 luidt als volgt:
1. Met de lossing mag niet worden aangevangen dan in tegenwoordigheid of met medeweten der ambtenaren, belast met de visitatie.
2. De ambtenaren moeten aan boord der schepen toegelaten worden.
3.12.3
Artikel 26 luidt als volgt:
Indien de lossing van enig schip niet is volbracht binnen twee maal 24 uren na de inklaring, zal bewaking toegepast worden.
3.13
Op de zitting heeft de Inspecteur aangevoerd dat de kosten van verzegeling die aan belanghebbende in rekening zijn gebracht betrekking hebben op de verzegeling van een container met goederen waarvoor aangifte ten invoer is gedaan en die vervolgens op het adres van de klant is vrijgemaakt.
3.14
Naar het oordeel van het Gerecht is artikel 24 van de LIUD in dit geval niet van toepassing. Immers die bepaling ziet op het lossen van schepen, derhalve goederen waarvoor nog geen aangifte is gedaan. Hierbij wordt opgemerkt dat ook de artikelen 25 en 26 van de LIUD geen aanknopingspunten bieden om artikel 24 LIUD anders uit te leggen.
3.15
Het Gerecht is het met belanghebbende eens dat in het onderhavige geval voor het antwoord op de vraag of belanghebbende de verzegelingskosten moet betalen, artikel 100 van de LIUD van belang is. Dit artikel luidt voor zover van belang als volgt:
Lid 1: In de gevallen waarin de bewaking, verzegeling of plombering bij dit hoofdstuk is bevolen, zal zulks geschieden op kosten van het Land.
Lid 2: Hiervan zijn uitgezonderd:
de kosten van bewaking die moeten worden toegepast, omdat de inrichting der schepen geen plombering of verzegeling toelaat;
de kosten van bewaking, verzegeling of plombering van schepen in de gevallen van de artikelen 16 en 22;
de kosten van bewaking in de gevallen van de artikelen, 13, 18, 26, 41, 42, 45 en 92.
In deze gevallen worden die kosten ten laste van belanghebbende berekend naar een tarief, bij een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen.
3.16
De verzegeling van de container met douanegoederen is kennelijk door de douane bevolen. Niet is immers gesteld dat belanghebbende om verzegeling van de container heeft verzocht. De kosten van verzegeling komen derhalve voor rekening van het Land. De uitzondering van het tweede lid van artikel 100 LIUD ziet op bewakingskosten waarvan in het onderhavige geval geen sprake van is. Belanghebbende heeft dan ook terecht om teruggaaf verzocht.
3.17
Belanghebbende heeft nog verzocht om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 254,25. Voor de veroordeling van de Inspecteur tot de vergoeding van deze kosten bestaat geen wettelijke grondslag. Bovendien zijn deze kosten niet gespecificeerd.
3.18
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

4.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. Er is immers geen sprake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, Landsverordening beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

5.BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het jaar 2021 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de reële uitspraak op bezwaar inzake de nota’s van 18 november 2014 tot en met 24 november 2020 ongegrond en het beroep inzake de nota van 28 december 2020, gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het ziet op de nota van 28 december 2020;
- bepaalt dat teruggaaf wordt verleend van Afl. 7,50; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 6 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300