ECLI:NL:OGEAA:2023:150

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
KG AUA202302245
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.O. Lopez, een vordering ingediend tot opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde, vertegenwoordigd door mrs. L.A.J. Banis en C.R.O. Richardson, was gelegd op zijn bankrekening. De procedure vond plaats in kort geding, waarbij de zitting op 10 juli 2023 heeft plaatsgevonden. Eiser stelt dat het beslag onrechtmatig is gelegd, terwijl gedaagde betwist dat er sprake is van een onrechtmatige daad. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde voldoende rechtsgronden heeft aangedragen voor haar vordering en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beslag ondeugdelijk of onnodig is. De rechter heeft ook geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van gedaagde uitvalt, aangezien het belang van gedaagde bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van eiser bij opheffing. Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van eiser afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

Vonnis van 19 juli 2023
Behorend bij K.G. AUA202302245
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:
[Naam eiser],
wonende in Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M.O. Lopez,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende in Nederland,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: mrs. L.A.J. Banis en C.R.O. Richardson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de behandeling van de zaak ter zitting van maandag 10 juli 2023.
1.2 [
eiser] is ter zitting verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. [gedaagde] is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde mr. C.R.O. Richardson. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd – beiden mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnotities, die van [eiser] voorzien van toegelaten producties – en zij hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Na afloop van de zitting hebben partijen geprobeerd om tot een minnelijke regeling te komen. Bij e-mail bericht van 12 juli 2023 is namens beide partijen vonnis verzocht.
1.4
Vonnis is nader bepaald op heden.
2. FEITEN
2.1 [
gedaagde] heeft twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2].
2.2
Op 12 september 2022 is [eiser] bijgeschreven als rekeninghouder op de spaarrekening van [gedaagde] bij de Banco di Caribe, met rekeningnummer [rekeningnummer] (hierna te noemen: de spaarrekening).
2.3
In de periode van augustus 2022 tot december 2022 verbleef [gedaagde] bij [eiser] op Aruba.
2.4
Op 1 november 2022 heeft [gedaagde] een bijzondere volmacht verstrekt aan [eiser] om haar woning gelegen te [adres] in Curaçao (hierna te noemen: de woning) te verkopen.
2.5
De woning is verkocht en op 15 december 2022 is het bedrag van ANG. 343.754,55 op de spaarrekening gestort.
2.6
Op 16 december 2023 is het bedrag van Afl. 161.600,- overgemaakt van de spaarrekening naar de privé bankrekening van [eiser].
2.7
Op 18 december 2022 is [gedaagde] naar Nederland vertrokken. Sindsdien verblijft [gedaagde] in Nederland bij [kind 2].
2.8
Na haar vertrek naar Nederland vond er verschillende afschrijvingen van de spaarrekening plaats.
2.9
Bij beschikking van 12 april 2023 heeft het Gerecht [gedaagde] verlof verleend om ten laste van [eiser] onder Caribbean Mercantile Bank N.V. conservatoir derdenbeslag te leggen ter verzekering en om betaling te verkrijgen van een bedrag van Afl. 249.238,99 (ANG/Afl. 191.722,30 + 30%).
2.1
Op 12 april 2023 is namens [gedaagde] conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [eiser] onder Caribbean Mercantile Bank N.V. voor een bedrag van Afl. 249.239,-.

3.HET GESCHIL

3.1 [
[eiser] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [x] beveelt om
met onmiddellijk ingang het derdenbeslag op te (doen) heffen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 [
eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatige beslag heeft gelegd.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de
vordering van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vordering tot opheffing van het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag is gebaseerd op artikel 705 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), welk artikel het Gerecht, de bevoegdheid geeft dit beslag, des gevorderd, in kort geding op te heffen. Dit artikel vereist geen spoedeisend belang aan de zijde van de partij die opheffing van het beslag vordert. Het betreffende verweer van [gedaagde] kan derhalve geen doel treffen. Dit brengt mee dat het door [gedaagde] gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
4.2
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld, aldus artikel 705 lid 2 Rv.
4.3
Het ligt in de eerste plaats op de weg van degene die de opheffing vordert, in casu van [eiser], om met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
Ondeugdelijkheid van de vordering
4.4
Naar het voorshands oordeel van het Gerecht heeft [eiser] binnen het bestek van dit kort geding - waarin gelet op de aard van de procedure geen plaats is voor verdere bewijslevering - niet aannemelijk weten te maken dat de vordering waarvoor [gedaagde] conservatoir beslag heeft doen leggen ondeugdelijk is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5 [
gedaagde] heeft in het inleidende beslagrekest gemotiveerd uiteengezet op welke rechtsgronden haar vordering op [eiser] berust en zij heeft zulks concreet en gespecificeerd toegelicht aan de hand van een uitgebreide weergave van relevante feiten en omstandigheden. Ook de hoogte van de van [gedaagde] gevorderde schadevergoeding is in het beslagrekest gemotiveerd en gespecificeerd toegelicht met bankoverzichten. Dat er geen sprake is van een jegens [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad omdat [eiser] door [gedaagde] is gevolmachtigd om de gelden afkomstig van de verkoop van de woning te verdelen onder de familie van [gedaagde], zoals door [eiser] is gesteld, is door [gedaagde] gemotiveerd betwist. Die stelling staat daarom niet vast, terwijl het Gerecht in het licht van die betwisting geen grond of aanleiding ziet om die stelling voorshands aannemelijk te oordelen. Daar komt bij dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde] geen toestemming heeft gegeven aan [eiser] voor het overmaken van gelden naar zijn privé bankrekening. Sterker nog, uit de volmacht blijkt dat [eiser] en zijn zus gezamenlijk (dus niet afzonderlijk) door [gedaagde] gevolmachtigd zijn om het in de volmacht genoemde rechtshandelingen te verrichten nu in de volmacht is bepaald dat de rechtshandeling tot het verrichten van belastingvrije schenkingen gezamenlijk moeten worden gedaan.
Onnodigheid van het beslag
4.6
Vervolgens dient het Gerecht de vraag te beantwoorden of - zoals [eiser] stelt en door [gedaagde] is betwist - het ten laste van [eiser] onder Caribbean Mercantile Bank N.V. gelegde conservatoir beslag op de bankrekening aldaar onnodig is. Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. [gedaagde] heeft onderhavig beslag gelegd ter verzekering van verhaal van een vordering op [eiser] van Afl. 249.239,-. [eiser] heeft niet gesteld en ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat hij - los van onderhavig beslag - voldoende verhaal biedt voor deze vordering.
4.7
De stelling dat er nog genoeg geld op de spaarrekening staat om de verdeling zoals uitgestippeld door [gedaagde] na te komen, is door [gedaagde] gemotiveerd bestreden. Deze stelling staat daarom niet vast en komt in deze procedure ook niet vast te staan.
4.8
Het vorenstaande brengt mee dat het onderhavig beslag naar het voorshands oordeel van het Gerecht niet als onnodig kan worden aangemerkt. De daartoe strekkende opheffingsgrond wordt verworpen.
Vexatoir beslag
4.9
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen (HR 24 november 1995, NJ 1996, 160).
4.1
Naar het voorshands oordeel van het Gerecht heeft [eiser] niet voldoende gesteld, noch is anderszins aannemelijk geworden dat onderhavige beslaglegging als misbruik van recht moet worden aangemerkt. Het stond [gedaagde], nadat zij daartoe verlof had verkregen, naar het voorshands oordeel van het Gerecht vrij om onderhavig beslag te leggen. Daarnaast verdient opmerking dat het bedrag dat door onderhavig beslag is getroffen - Afl. 118.343,22 - slechts een fractie bedraagt van de vordering waarvoor het beslag is gelegd. Voorts is het Gerecht voorshands van oordeel dat [eiser] door onderhavig beslag niet op zodanig onevenredig zware wijze in zijn belangen wordt getroffen, dat de beslaglegging als misbruik van recht moet worden aangemerkt.
Voldoende zekerheid voor verhaal / verzuim van vormen
4.11
Zoals hiervoor is overwogen, is niet aannemelijk geworden dat [eiser] - los van onderhavig beslag - voldoende verhaal kan bieden voor de vordering van [gedaagde]. Hierin kan derhalve geen grond worden gevonden voor opheffing van onderhavig beslag.
4.12
Gesteld noch gebleken is voorts dat er bij de beslaglegging op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd in acht te nemen. Ook die opheffingsgrond kan [eiser] niet baten.
Belangenafweging
4.13
Een afweging van de belangen van partijen over en weer kan evenmin leiden tot de door [eiser] gewenste opheffing van het beslag. Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht weegt het belang van [gedaagde] bij handhaving van het beslag op dit moment zwaarder dan het belang van [eiser] bij opheffing hiervan. Voor zover [eiser] stelt dat hij als gevolg van het beslag - waardoor zijn privé bankrekening is getroffen – de goederen die hij voor zijn vennootschap in het buitenland koopt niet meer kan betalen, komt die omstandigheid voor zijn eigen rekening en risico.
Kostenveroordeling
4.14
In de aard van deze procedure ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen als na te melden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
wijst de vordering van [eiser] af;
5.2
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.