Uitspraak
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
DE PROCEDURE
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) betaling van een schuld van Afl. 17.650,43 van de gedaagde, met een contractuele rente van 27% en bijkomende kosten. De procedure begon met een tussenvonnis op 12 april 2023, gevolgd door een comparitie van partijen op 11 mei 2023. IFA werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.E.D. Brown, terwijl de gedaagde in persoon verscheen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de gedaagde sinds de indiening van het verzoekschrift op 20 december 2022 geen betalingen had verricht.
Het Gerecht oordeelde dat de vordering van IFA in hoofdsom toewijsbaar was, met inachtneming van de contractuele rente en wettelijke rente. De door IFA gevorderde boeterente van 5% werd echter afgewezen, omdat deze in strijd was met de wettelijke bepalingen omtrent het maximale percentage aan jaarlijkse kredietvergoeding. Het Gerecht oordeelde dat de boeterente nietig was op grond van artikel 3:40 BW, wat betekende dat IFA een eerdere verrekening van een deel van de betaling ongedaan moest maken.
Daarnaast werd de vordering van IFA voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat IFA meer werkzaamheden had verricht dan enkel ter voorbereiding van de zaak. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die in totaal op Afl. 4.873,10 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 28 juni 2023, waarbij het Gerecht de vordering van IFA grotendeels toewijsbaar achtte, met uitzondering van de boeterente.