ECLI:NL:OGEAA:2023:133

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202202633
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vaststellingsovereenkomst en aanneemovereenkomst tussen eisers en gedaagde met betrekking tot betalingsverplichtingen en schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. J.M. de Cuba, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 11 augustus 2022, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil betreft een vaststellingsovereenkomst die op 20 april 2022 is gesloten, waarin gedaagde zich verplichtte om een bedrag van AWG 42.000,- te betalen aan eisers, als gevolg van een aanneemovereenkomst voor de bouw van een woonhuis. Gedaagde heeft echter niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.

De feiten tonen aan dat er een aanneemovereenkomst was voor de bouw van een woning, maar dat gedaagde in gebreke is gebleven bij de uitvoering daarvan. Eisers hebben gedaagde herhaaldelijk aangemaand tot betaling, maar slechts twee betalingen zijn gedaan. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde in verzuim is en dat de openstaande schuld onmiddellijk opeisbaar is. Gedaagde heeft zich verdedigd met de stelling van financiële onmacht, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat dit geen rechtsgeldige reden is om de betalingsverplichtingen op te schorten.

Het Gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat gedaagde gehouden is om de vaststellingsovereenkomst na te komen en heeft een bedrag van AWG 39.500,- toegewezen, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 10 mei 2023 door mr. J.M.J. Keltjens.

Uitspraak

Vonnis van 10 mei 2023
Behorend bij A.R. AUA202202633 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[naam eiser 1],

2. [naam eiser 2],
wonend in Rotterdam, Nederland,
woonplaats kiezend in Aruba,
eisers, hierna samen te noemen: [eisers] c.s.,
gemachtigde: mr. J.M. de Cuba,
tegen:
[naam gedaagde],
wonend en gevestigd in Aruba,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ingediend op 11 augustus 2022 met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek tevens akte wijziging eis met producties 7 en 8;
- de conclusie van dupliek.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE FEITEN

2.1
Bij de vaststellingsovereenkomst van 20 april 2022 zijn [eisers] c.s. en [gedaagde] (in de overeenkomst aangeduid als: FGC) het volgende overeengekomen:
“(…)
Overwegingen:
  • Partijen zijn op 5 september 2019 een aanneemovereenkomst aangegaan voor de bouw van een woonhuis te [adres], [plaats], Aruba, met opleverdatum 29 mei 2020;
  • Er is vertraging ontstaan in de bouw, waardoor [eisers] c.s. de aanneemovereenkomst bij brief van 23 november 2020 hebben ontbonden wegens niet-nakoming door [gedaagde] van de aanneemovereenkomst en [eisers] c.s. hebben gebreken geconstateerd in het opgeleverde werk, bestaande uit twee lekkages in de waterleiding in de badkamer achter de wandtegels en in een buitenmuur;
  • [eisers] c.s. hebben schade geleden als gevolg van bovenbedoelde niet-nakoming en gebreken in het opgeleverde werk;
  • Tussen partijen is geschil ontstaan ten aanzien van het bedrag van de door [eisers] c.s. geleden schade;
  • Partijen wensen hun geschil in onderling overleg te beëindigen en door middel van deze overeenkomst hun rechtsverhouding ter zake vast te stellen.
Komen overeen als volgt:
1. gedaagde] betaalt aan [eisers] c.s. een bedrag van AWG 42.000 (…) uit hoofde van deze vaststellingovereenkomst.
(…)
2 Partijen komen een betalingsregeling overeen waarbij [gedaagde] minimaal een bedrag van AWG 1.250 (…) per maand zal aflossen op de in artikel 1 genoemde schuld.
3. Betaling van de maandelijkse termijnen dient te geschieden uiterlijk op de laatste dag van iedere maand. De eerste betaling zal geschieden in de maand mei 2022, uiterlijk op 30 mei 2022 en vervolgens iedere opvolgende maand uiterlijk op de laatste dag van de maand, totdat de volledige schuld is afgelost.
(…)
9. In het geval dat [gedaagde] een van zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst niet, niet volledig en/of niet tijdig nakomt:
a. zal [gedaagde] automatisch in verzuim zijn, zonder dat een ingebrekestelling nodig is;
b. wordt het alsdan openstaande saldo van de schuld onmiddellijk opeisbaar;
c. zal [gedaagde] een rente verschuldigd zijn van 1,5% per maand, te berekenen over de gehele openstaande hoofdsom vanaf de eerste dag dat de achterstallige betaling opeisbaar is geworden en totdat de schuld, inclusief rente en kosten, volledig zal zijn betaald; en
d. zal [gedaagde] gehouden zijn tot vergoeding aan [eisers] c.s. van buitengerechtelijke incassokosten gelijk aan 15% van het openstaande saldo.
10. Onder opschortende voorwaarde van volledige en tijdige nakoming door [gedaagde] van zijn betalingsverplichtingen zoals hierboven vastgelegd, doen partijen hierbij over [e]en weer afstand van alle vorderingsrechten die zij in verband met de aanneemovereenkomst of de uitvoering daarvan op elkaar mochten hebben of in de toekomst mochten verkrijgen, en verlenen partijen elkaar over en weer ter zake volledige kwijting.
11. Deze overeenkomst geldt als vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW en vervangt alle eerdere mondelinge of schriftelijke afspraken tussen de partijen met betrekking tot het onderwerp hiervan. Partijen zien af van het recht om deze overeenkomst te ontbinden.
12. Op deze overeenkomst is Aruba recht van toepassing. Elk geschil dat voortvloeit uit of verband houdt met deze overeenkomst zal uitsluitend worden berecht door de bevoegde rechter in Aruba.
(…)”
2.2 [
eisers] c.s. hebben [gedaagde] uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst herhaaldelijk tot betaling aangemaand en gesommeerd (voor het eerst op 1 juni 2022). [gedaagde] heeft hieraan slechts ten aanzien van twee betalingstermijnen gevolg gegeven.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eisers] c.s. vorderen, na wijziging van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om aan [eisers] c.s. een bedrag te voldoen van Afl. 42.000,-, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand vanaf 1 juni 2022, althans de dag van indiening van het verzoek, tot de dag der algehele voldoening en voorts vermeerderd met overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 6.300,-, met vermindering van het bedrag Afl. 2.500,- op het totaal door [gedaagde] verschuldigde;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2 [
gedaagde] voert hiertegen (in beperkte mate) verweer.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat partijen een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW hebben gesloten. [eisers] c.s. vorderen thans nakoming van die overeenkomst.
4.2
Volgens artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst heeft [gedaagde] zich verplicht om een totaalbedrag van Afl. 42.000,- aan [eisers] c.s. te betalen vanwege geleden schade als gevolg van de niet-nakoming door [gedaagde] van de tussen partijen gesloten aanneemovereenkomst en gebreken in het door hem opgeleverde werk. Partijen zijn in artikel 2 een betalingsregeling overeengekomen waarbij [gedaagde] met ingang van mei 2022, uiterlijk op 30 mei 2022, en daarna uiterlijk op de laatste dag van iedere maand, minimaal Afl. 1.250,- per maand moet aflossen op zijn schuld aan [eisers] c.s.
4.3 [
gedaagde] heeft niet weersproken dat hij aan deze betalingsregeling niet (volledig en tijdig) heeft voldaan. Op grond van producties 7 en 8 van [eisers] c.s. is genoegzaam gebleken dat [gedaagde] slechts twee termijnen heeft betaald (op 30 november en 29 december 2022). Dat [gedaagde] verdere betalingen ten behoeve van [eisers] c.s. heeft verricht, heeft hij zijdelings gesteld, maar niet onderbouwd met stukken. [gedaagde] heeft daartoe ook geen bewijsaanbod gedaan. Het Gerecht gaat er daarom vanuit dat het bij gemelde twee betalingen is gebleven. Daarmee is sprake van een aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen onder de vaststellingsovereenkomst per 1 juni 2022. Artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst treedt daarmee in werking. Daarin is (o.a.) bepaald dat [gedaagde], bij niet-nakoming, automatisch in verzuim komt te verkeren en het alsdan openstaande saldo van de schuld onmiddellijk opeisbaar is.
4.4 [
gedaagde] verweert zich enkel met de stelling dat hij financieel onmachtig was/is vanwege het uitblijven van opdrachten. Hij heeft zich bereid getoond om de betalingsregeling te hervatten, zodra hij weer over een opdracht beschikt, en biedt zelfs aan de betalingstermijnen te verhogen. Hoewel het Gerecht oog heeft voor de belangen van [gedaagde] staat financiële onmacht niet aan toewijzing van de vordering in de weg. Evenmin is dit een rechtsgeldige reden voor opschorting van de betalingsverplichtingen.
4.5
De slotsom luidt dan ook dat [gedaagde] gehouden is om de vaststellingsovereenkomst onverkort na te komen. Het voorgaande leidt ertoe dat een bedrag van Afl. 2.500,- in mindering wordt gebracht op de gevorderde hoofdsom en daarmee een bedrag van Afl. 39.500,- wordt toegewezen.
4.6
De door [eisers] c.s. gevorderde contractuele rente van 1,5% per maand over de openstaande hoofdsom (artikel 9 sub c van de vaststellingsovereenkomst) is als niet betwist toewijsbaar op de wijze als hierna in het dictum bepaald.
[eisers] c.s. maken voorts aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 9 sub d van de vaststellingsovereenkomst). De niet weersproken buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 5.925,- (15% x Afl. 39.500,-).
4.7 [
gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] c.s. een bedrag te voldoen van Afl. 39.500,- (zegge: negenendertigduizend en vijfhonderd florin), vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand vanaf 11 augustus 2022 steeds over het alsdan openstaande bedrag tot de dag der algehele voldoening en voorts vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 5.925,-,
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eisers] c.s. worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 225,35 aan explootkosten en Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde,
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 mei 2023 in aanwezigheid van de griffier.