ECLI:NL:OGEAA:2023:115

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
70 van 2023
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie met het oogmerk tot vervalsing van vaccinatiebewijzen

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in Aruba, beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met het vervalsen van vaccinatiebewijzen. Het onderzoek vond plaats tijdens openbare terechtzittingen op 9 maart en 15 juni 2023, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.G. Croes. De officier van justitie, mr. E. Stevens, eiste een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren, naast een geldboete van Afl. 2.500,-. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de ten laste gelegde feiten.

De tenlastelegging omvatte deelname aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven, waaronder het vervalsen van vaccinatiebewijzen. Het gerecht oordeelde dat de dagvaarding voor een deel nietig was, maar dat de overige onderdelen geldig waren. Het gerecht achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met inachtneming van de verklaringen van medeverdachten en bewijsstukken die de samenwerking en de criminele activiteiten aantoonden.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan 410 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, een taakstraf van 240 uren en een geldboete van Afl. 2.500,-. Het gerecht hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De voorlopige hechtenis werd opgeheven, en de tijd in voorarrest werd in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: P-2022/01780
Zaaknummer: 70 van 2023
Uitspraak: 6 juli 2023 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 in Aruba,
wonende in Aruba, [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2023 en op 15 juni 2023. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.G. Croes, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. E. Stevens, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts met een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig (240) uren, subsidiair honderdtwintig (120) dagen vervangende hechtenis en een geldboete van Afl. 2.500,-, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
Zijn vordering behelst voorts de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
De raadsvrouw heeft, mede aan de hand van de ter zitting overgelegde pleitnota, bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van aan hem ten laste gelegde feiten. Tot slot heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 14 december 2021 in Aruba, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of één of meer andere personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [verdachte] en/of [afnemer 1] en/of [afnemer 2] en/of [afnemer 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het vervalsen van vaccinatiebewijzen en/of het oneigenlijk verstrekken van vaccinatiebewijzen;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen, subsidiair,
hij op of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 14 december 2021 te Aruba, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een bewijs van vaccinatie (tegen Covid-19)
valselijk heeft opgemaakt, door telkens valselijk te registreren/vermelden, in een daartoe bestemd geautomatiseerd werk (het datasysteem van de DVG en/of DVG –dashboard en/of Aruba Health App) dat meerdere personen (waaronder [afnemer 3] en/of [afnemer 4] en/of [afnemer 5] en/of [afnemer 6] en/of [afnemer 7]) één of meerdere malen zijn gevaccineerd (tegen Covid-19) waardoor bewijzen en/of certificaten, althans documenten konden worden aangemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij, in de periode van 1 maart 2021 tot en met 14 december 2021 te Aruba, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten een computersysteem van de DVG, is binnengedrongen door (telkens)
- met behulp van een valse sleutel en/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid
te weten door het inloggen met een hem en/of op naam van een ander ter beschikking gestelde gebruikersnaam en wachtwoord met een ander doel dan waarvoor hem en/of een van zijn mededader(s) dat account en wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem en/of en van zijn mededader(s) die toegang was toegestaan;
2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de 1 maart 2021 tot en met 14 december 2021 te Aruba, als ambtenaar, in de functie als OVO-contractant bij de DVG, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer gift(en), te weten (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), en/of eten, heeft/hebben aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat die gift(en) hem, verdachte en/of zijn mededader(s), werd(en) gedaan en/of aangeboden, teneinde hem/hen te bewegen om, in strijd met zijn/hun plicht, in zijn/hun bediening iets te doen of na te laten,
te weten het (telkens) registreren van vaccinaties en/of invoeren van gegevens in het DVG-Datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden en/of dat die gegevens gebuikt werden voor een onjuiste (vaccinatie) registratie;
Formele voorvragen
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Een tenlastelegging dient op grond van artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (hierna: Sv) voldoende feitelijk en duidelijk te zijn, zodat de verdachte weet waartegen hij zich heeft te verdedigen. Of aan die eisen is voldaan, hangt af van de bewoordingen waarin de tenlastelegging is gesteld en het dossier waarop zij is gebaseerd.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde is het gerecht van oordeel dat met de zinsnede
‘en/of het oneigenlijk verstrekken van vaccinatiebewijzen’onvoldoende duidelijk is op welk misdrijf wordt gedoeld (dat de criminele organisatie volgens de tenlastelegging beoogde te plegen) en waartegen de verdachte zich op dit punt moet verdedigen. De dagvaarding zal ten aanzien van dit deel nietig worden verklaard.
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. primair: dat hij in
of omstreeksde periode van 1
maartseptember2021 tot en met 14 december 2021 in Aruba, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en
/of één of meerandere personen, te weten
(onder andere)[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]
en/of [verdachte] en/of [afnemer 1] en/of [afnemer 2] en/of [afnemer 3],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het vervalsen van vaccinatiebewijzen.
2.
dathij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode vande1
maartseptember2021 tot en met 14 december 2021 te Aruba, als ambtenaar, in de functie als OVO-contractant bij de DVG, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,een of meer gift
(en
), te weten (telkens) een of meerdere geldbedrag
(en
)en
/ofeten,
heeft/hebben aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat die gift
(en
)hem, verdachte en
/ofzijn mededader
(s), werd
(en
)gedaan en
/ofaangeboden, teneinde
hem/hen te bewegen om, in strijd met
zijn/hun plicht, in
zijn/hun bediening iets te doen
of na te laten,
te weten het (telkens) registreren van vaccinaties en
/ofinvoeren van gegevens in het DVG-Datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden en
/ofdat die gegevens gebuikt werden voor een onjuiste (vaccinatie) registratie.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 primair en van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij – kort samengevat –aangevoerd dat er geen sprake is van deelname aan een criminele organisatie door de verdachte. De verdachte heeft enkel 8 tot 10 persoonsgegevens van afnemers aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] doorgegeven over een periode van slechts drie tot vier maanden en er was geen leider. Gelet hierop is er geen sprake van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit geen ambtenaar noch een contractant was, waardoor hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Feit 1 primair: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
In zijn arrest van 5 juli 2022 heeft de Hoge Raad ten aanzien van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (artikel 2:79 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba) het volgende overwogen (ECLI:NL:HR:2022:969, r.o. 2.4.2 - 2.4.4).
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene. Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het gerecht het volgende af.
Tussen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bestond een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. Verdachte heeft verklaard dat hij door verschillende afnemers is benaderd voor valse COVID-19-vaccinatiebewijzen en daarvoor ook is betaald. Zijn verklaring wordt onder andere ondersteund door de verklaring van de afnemers [afnemer 1] en [afnemer 2]. Doordat verdachte niet meer bij de DVG werkte en daardoor ook geen toegang meer had tot het DVG-datasysteem, heeft hij [medeverdachte 1] benaderd om hem hiermee te helpen. [medeverdachte 1] had toegang tot het DVG-datasysteem en mocht mensen registreren omdat dat binnen zijn normale taakomschrijving viel. [medeverdachte 1] heeft in eerste instantie geholpen met het registreren van vaccinaties en het invoeren van gegevens, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden, dat die gegevens werden gebruikt voor een onjuiste vaccinatieregistratie en dat het oogmerk was het vervalsen van vaccinatiebewijzen. Het voorgaande blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 1] zelf. Op 8 oktober 2021 is [medeverdachte 1] echter door een collega betrapt tijdens het invoeren van de gegevens van onder anderen mevrouw [afnemer 4] in het DVG-datasysteem terwijl er op dat moment geen klanten bij de prikpost aanwezig waren. Vanaf dat moment was [medeverdachte 1] niet langer in staat gegevens in het datasysteem van DVG in te voeren. Daarop heeft de verdachte [medeverdachte 2] benaderd en bereid gevonden om op een andere dag verder te gaan met het invoeren in het DVG-datasysteem van de gegevens van mevrouw [afnemer 4] en die van andere niet gevaccineerde personen die de verdachte hadden benaderd met het verzoek hen als gevaccineerd in het DVG-datasysteem te doen registreren. Hiermee werd de duurzaamheid van de organisatie in stand gehouden, ook al was [medeverdachte 1] op dat moment niet meer in staat om feitelijk bij te dragen aan het valselijk registreren van niet-gevaccineerden. [medeverdachte 2] heeft hierbij gebruikt gemaakt van de op listige wijze verkregen inloggegevens van een collega. Het samenwerkingsverband blijkt verder ook uit de WhatsApp-gesprekken die de verdachte en [medeverdachte 2] in de periode van 12 november 2021 tot en met 14 december 2021 hebben gevoerd. In die gesprekken gaat het onder meer over personen die aan hen betaald hebben doch die zij op dat moment niet meer valselijk konden registreren. Verdachte en [medeverdachte 2] bespreken manieren waarop zij hun deel van het geld dat zij hebben ontvangen aan deze mensen kunnen terugbetalen en/of dat deze mensen moeten wachten op de zogeheten vacunathon, bij welke gelegenheid zij zouden trachten hun op dat moment gestopte activiteiten voort te zetten.
Verdachte heeft aan deze organisatie deelgenomen door tegen betaling de gegevens van de afnemers in eerste instantie aan [medeverdachte 1] te geven, zodat [medeverdachte 1] die gegevens in het DVG-datasysteem kon invoeren wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden, dat die gegevens werden gebruikt voor een onjuiste vaccinatie registratie en dat het oogmerk was het vervalsen van vaccinatiebewijzen. Vervolgens heeft de verdachte [medeverdachte 2] met die taak belast, omdat [medeverdachte 1] inmiddels was gesnapt en geen toegang meer had tot het DVG-datasysteem. Het gerecht is op grond van vorenstaande van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten het vervalsen van vaccinatiebewijzen, welk misdrijf strafbaar is gesteld bij artikel 2:184 Sr.
Feit 2: passieve ambtelijke omkoping
Allereerst is voor een bewezenverklaring van passieve ambtelijke omkoping vereist dat een ambtenaar in zijn bediening wordt omgekocht. De woorden ‘
in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt.
Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van het aannemen of vragen van giften van een ander door de ambtenaar. Van het aannemen van giften is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar is gekomen.
Als is komen vast te staan dat de ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd, is de volgende vraag of die ambtenaar
wistof
redelijkerwijs vermoeddedat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten. Art. 363 Sr (artikel 2:351 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba) vereist niet dat het met de giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd.
Onder ‘
wetende’is ook voorwaardelijk opzet begrepen (HR 30 mei 2008, NJ 2008/318). Door toevoeging van ‘
redelijkerwijs vermoedende’aan de wettekst heeft de wetgever volgens de Memorie van Toelichting ook voorzien in een schuldvariant, waarmee ‘in gevallen van verwijtbare of wellicht gefingeerde naïviteit van de ambtenaar strafrechtelijk kan worden opgetreden’.
Verdachte heeft bekend dat hij tegen betaling personen heeft geholpen met het registreren van vaccinaties en het invoeren van gegevens in het DVG-datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden en dat die gegevens werden gebruikt voor een onjuiste vaccinatie registratie. Vast staat dat de verdachte ten tijde van het vervalsen van de vaccinatiebewijzen niet meer bij de DVG werkzaam was en geen toegang meer had tot het DVG-datasysteem. Verder staat vast dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de bewezenverklaarde periode allebei middels een overeenkomst van opdracht waren aangetrokken om administratieve ondersteuning te bieden aan de uitvoering van het Covid-19 vaccinatieproject van de DVG. De verdachte heeft eerst [medeverdachte 1] benaderd om hem met het vervalsen van de vaccinatiebewijzen te helpen. Nadat [medeverdachte 1] op 8 oktober 2021 door een collega werd betrapt tijdens het invoeren van de gegevens van mevrouw [afnemer 4] in het DVG-datasysteem terwijl er op dat moment geen klanten bij de prikpost aanwezig waren, heeft de verdachte [medeverdachte 2] benaderd en bereid gevonden om op een andere dag verder te gaan met het invoeren van de gegevens van mevrouw [afnemer 4], en ook die van andere afnemers.
Artikel 1:205, eerste lid, van het Sr bepaalt dat onder ambtenaren mede worden verstaan diegenen die onder toezicht en verantwoording van een overheidsinstelling zijn aangesteld. Gelet op deze bepaling komt het gerecht tot de conclusie dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gedurende de bewezenverklaarde periode, ambtenaar waren in de zin van artikel 2:351 Sr.
Tussen verdachte en de medeverdachten was sprake van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bij het vervalsen van vaccinatiebewijzen, dat er van medeplegen kan worden gesproken. Uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten blijkt dat de verdachte geld heeft ontvangen van de afnemers voor het vervalsen van de vaccinatiebewijzen en dat verdachte dit geld deelde met de medeverdachten.
Nu zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] de hoedanigheid van ambtenaar vervulden, kan verdachte worden aangemerkt als medepleger van het kwaliteitsdelict ‘passieve ambtelijke omkoping’. Daarvoor is niet vereist dat verdachte zelf de hoedanigheid van ambtenaar beschikt (HR 21 juni 1926, NJ 1926/955).
Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat ook de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan passieve omkoping.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 2:79, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. Het medeplegen van het als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem of een ander gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten,
strafbaar gesteld bij artikel 2:351, eerste lid, onder a, juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft samen met anderen deel uitgemaakt van een criminele organisatie die tot oogmerk had het vervalsen van vaccinatiebewijzen, door tegen betaling vaccinaties te registreren en gegeven in te voeren in het DVG-datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden en dat die gegevens werden gebruikt voor een onjuiste vaccinatie registratie.
Het gerecht neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij door zo te handelen als medepleger misbruik heeft gemaakt van de functie van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als administratief medewerker bij de DVG en het vertrouwen van hun werkgever ernstig heeft beschaamd. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen van de burger ernstig beschaamd. De samenleving moet immers kunnen vertrouwen op het zorgvuldige handelen van medewerkers in de publieke sector. Te meer daar waar het gaat om de volksgezondheid. De samenleving moet kunnen vertrouwen op de echtheid van documenten waaruit blijkt of betrokkene wel of niet is gevaccineerd nu deze vaccinatiestatus een belangrijke rol kreeg bij de bestrijding van de Corona-crisis waar de samenleving destijds onder gebukt ging. Het Gerecht neemt ten nadele van de verdachte voorts in aanmerking dat hij in de door hem en zijn medeverdachte gevormde criminele organisatie een centrale rol speelde, eruit blijkende dat hij de ‘constante factor’ binnen die organisatie was en degene was die door ‘klanten’ werd benaderd.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart niet eerder met justitie in aanraking gekomen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het Gerecht er acht op geslagen dat voor de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten een aanzienlijk kortere pleegperiode bewezen is geacht dan is ten laste gelegd, alsmede op de omstandigheid dat over de totale omvang van de door de criminele organisatie gepleegde fraude onvoldoende duidelijkheid is verkregen.
Het Gerecht zal, na dit een en ander te hebben afgewogen, volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur de reeds ondergane tijd in voorlopige hechtenis niet overschrijdt, met daarbij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts zal het gerecht een taakstraf opleggen voor de maximale duur. Het gerecht beoogt hiermee mede een generale preventieve werking te bewerkstelligen.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte geldelijk is beloond voor zijn handelen acht het gerecht ook een geldboete op zijn plaats.
Voorlopige hechtenis
Verdachte heeft in de onderhavige zaak van 22 februari 2022 tot 3 mei 2022 in voorarrest verbleven. Met ingang van laatstgenoemde datum is de voorlopige hechtenis onder voorwaarden geschorst. De verdachte heeft in totaal 70 dagen in voorarrest verbleven. Gelet op de strafmaatoverwegingen en de op te leggen straffen zal de ten aanzien van verdachte bevolen voorlopige hechtenis, worden opgeheven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:62 en 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder 1 primair ten laste gelegde ‘en/of het oneigenlijk verstrekken van vaccinatiebewijzen’;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
zestien [16] maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
vierhonderdtien [410] dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie [3] jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
tweehonderdveertig [240] uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
honderdtwintig [120] dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
Afl. 2.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
50 dagen hechtenis;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door mr. A.B. Bennett, (zittingsgriffier), en op 6 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:
Inhoudsindicatie:
Arubaanse strafzaak: Verdachte heeft samen met anderen (die ambtenaar waren) deel uitgemaakt van een criminele organisatie die tot oogmerk had het vervalsen van vaccinatiebewijzen.
Het gerecht heeft een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd waarvan 410 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, een taakstraf van 240 uren en een geldboete van Afl. 2.500,=.