ECLI:NL:OGEAA:2023:113

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
68 van 2023
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie met het oogmerk tot vervalsing van vaccinatiebewijzen en passieve ambtelijke omkoping

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte, geboren in 1986 en wonende in Aruba, beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met het vervalsen van vaccinatiebewijzen. De verdachte heeft samen met anderen, waaronder medeverdachten, deelgenomen aan activiteiten die gericht waren op het valselijk registreren van vaccinaties in het DVG-datasysteem. De verdachte heeft gebruik gemaakt van inloggegevens van een collega om deze handelingen uit te voeren, wetende dat de vaccinaties niet daadwerkelijk hadden plaatsgevonden. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van passieve ambtelijke omkoping, waarbij hij geld heeft aangenomen voor zijn medewerking aan deze illegale activiteiten. Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor een deel nietig is verklaard, maar dat de overige beschuldigingen wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 328 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, een taakstraf van 240 uren en een geldboete van Afl. 2.500. De uitspraak vond plaats op 6 juli 2023, na openbare terechtzittingen op 9 maart en 15 juni 2023.

Uitspraak

Parketnummer: P-2021/10123
Zaaknummer: 68 van 2023
Uitspraak: 6 juli 2023 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1986 in Aruba,
wonende in Aruba, [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2023 en op 15 juni 2023. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. E. Stevens, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëntwintig maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts met een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig (240) uren, subsidiair honderdtwintig (120) dagen vervangende hechtenis en een geldboete van Afl. 2.500,-, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
Zijn vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van de in beslag genomen lamineermachine en de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en van het onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht. Tot slot heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 14 december 2021 in Aruba, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of één of meer andere personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of [afnemer 1] en/of [afnemer 2] en/of [afnemer 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het vervalsen van vaccinatiebewijzen en/of het oneigenlijk verstrekken van vaccinatiebewijzen;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen, subsidiair,
hij op of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 14 december 2021 te Aruba, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een bewijs van vaccinatie (tegen Covid-19)
valselijk heeft opgemaakt, door telkens valselijk te registreren/vermelden, in een daartoe bestemd geautomatiseerd werk (het datasysteem van de DVG en/of DVG –dashboard en/of Aruba Health App) dat meerdere personen (waaronder [afnemer 3] en/of [afnemer 4] en/of [afnemer 5] en/of [afnemer 6] en/of [afnemer 7]) één of meerdere malen zijn gevaccineerd (tegen Covid-19) waardoor bewijzen en/of certificaten, althans documenten konden worden aangemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij, in de periode van 1 maart 2021 tot en met 14 december 2021 te Aruba, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten een computersysteem van de DVG, is binnengedrongen door (telkens)
- met behulp van een valse sleutel en/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid
te weten door het inloggen met een hem en/of op naam van een ander ter beschikking gestelde gebruikersnaam en wachtwoord met een ander doel dan waarvoor hem en/of een van zijn mededader(s) dat account en wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem en/of en van zijn mededader(s) die toegang was toegestaan;
2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de 1 maart 2021 tot en met 14 december 2021 te Aruba, als ambtenaar, in de functie als OVO-contractant bij de DVG, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer gift(en), te weten (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft/hebben aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat die gift(en) hem, verdachte en/of zijn mededader(s), werd(en) gedaan en/of aangeboden, teneinde hem/hen te bewegen om, in strijd met zijn/hun plicht, in zijn/hun bediening iets te doen of na te laten,
te weten het (telkens) registreren van vaccinaties en/of invoeren van gegevens in het DVG-Datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden en/of dat die gegevens gebuikt werden voor een onjuiste (vaccinatie) registratie;
3. dat verdachte op of omstreeks 14 december 2021 in Aruba, opzettelijk cocaïne, althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, in bezit of aanwezig heeft gehad.
Formele voorvragen
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Een tenlastelegging dient op grond van artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (hierna: Sv) voldoende feitelijk en duidelijk te zijn, zodat de verdachte weet waartegen hij zich heeft te verdedigen. Of aan die eisen is voldaan, hangt af van de bewoordingen waarin de tenlastelegging is gesteld en het dossier waarop zij is gebaseerd.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde is het gerecht van oordeel dat met de zinsnede
‘en/of het oneigenlijk verstrekken van vaccinatiebewijzen’onvoldoende duidelijk is op welk misdrijf wordt gedoeld (dat de criminele organisatie volgens de tenlastelegging beoogde te plegen) en waartegen de verdachte zich op dit punt moet verdedigen. De dagvaarding zal ten aanzien van dit deel nietig worden verklaard.
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. primair: dat hij in
of omstreeksde periode van
1 maart15 oktober2021 tot en met 14 december 2021 in Aruba, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en
/of één of meerandere personen, te weten
(onder andere)[medeverdachte 1] en
/of [verdachte] en/of[medeverdachte 2]
en/of [afnemer 1] en/of [afnemer 2] en/of [afnemer 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het vervalsen van vaccinatiebewijzen.
2.
dathij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode vande 1 maart15 oktober2021 tot en met 14 december 2021 te Aruba, als ambtenaar, in de functie als OVO-contractant bij de DVG, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,een of meer gift
(en
), te weten (telkens) een of meerdere geldbedrag
(en
),
heeft/hebben aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat die gift
(en
)hem, verdachte en
/ofzijn mededader
(s), werd
(en
)gedaan en
/ofaangeboden, teneinde
hem/hen te bewegen om, in strijd met
zijn/hun plicht, in
zijn/hun bediening iets te doen
of na te laten,
te weten het (telkens) registreren van vaccinaties en
/ofinvoeren van gegevens in het DVG-Datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden en
/ofdat die gegevens gebuikt werden voor een onjuiste (vaccinatie) registratie;
3. dat verdachte op
of omstreeks14 december 2021 in Aruba, opzettelijk cocaïne,
althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld,in bezit
ofenaanwezig heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 primair en van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft hij – kort samengevat –aangevoerd dat er geen sprake is van deelname aan een criminele organisatie door de verdachte. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt niet dat er sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. De verdachte heeft niet met de medeverdachte [medeverdachte 1] samengewerkt en de medewerking die hij aan [medeverdachte 2] heeft verleend betrof slechts een eenmalig incident.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte niet erop bedacht hoefde te zijn dat het geld dat hij van [medeverdachte 2] heeft gekregen, een gift was voor zijn hulp bij het invoeren van gegevens in het DVG-datasysteem. Voor passieve omkoping geldt een zware bewijslastwaar in deze zaak niet aan is voldaan, aldus de raadsman.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Feit 1 primair: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
In zijn arrest van 5 juli 2022 heeft de Hoge Raad ten aanzien van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (artikel 2:79 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba) het volgende overwogen (ECLI:NL:HR:2022:969, r.o. 2.4.2 - 2.4.4).
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene. Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het gerecht het volgende af.
Tussen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bestond een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij door verschillende afnemers is benaderd voor valse COVID-19-vaccinatiebewijzen en daarvoor ook is betaald. Zijn verklaring wordt onder andere ondersteund door de verklaring van de afnemers [afnemer 1] en [afnemer 2]. Doordat [medeverdachte 2] niet meer bij DVG werkte en daardoor ook geen toegang meer had tot het DVG-datasysteem, heeft hij [medeverdachte 1] benaderd om hem hiermee te helpen. [medeverdachte 1] had toegang tot het DVG-datasysteem en mocht mensen registreren omdat dat binnen zijn normale taakomschrijving viel. [medeverdachte 1] heeft in eerste instantie geholpen met het registreren van vaccinaties en het invoeren van gegevens, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden, dat die gegevens werden gebruikt voor een onjuiste vaccinatieregistratie en dat het oogmerk was het vervalsen van vaccinatiebewijzen. Het voorgaande blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 1] zelf. Op 8 oktober 2021 is [medeverdachte 1] echter door een collega betrapt tijdens het invoeren van de gegevens van onder anderen mevrouw [afnemer 4] in het DVG-datasysteem terwijl er op dat moment geen klanten bij de prikpost aanwezig waren. Vanaf dat moment was [medeverdachte 1] niet langer in staat gegevens in het datasysteem van DVG in te voeren. Daarop heeft [medeverdachte 2] de verdachte benaderd en bereid gevonden om op een andere dag verder te gaan met het invoeren in het DVG-datasysteem van de gegevens van mevrouw [afnemer 4] en die van andere niet gevaccineerde personen die [medeverdachte 2] hadden benaderd met het verzoek hen als gevaccineerd in het DVG-datasysteem te doen registreren. Hiermee werd de duurzaamheid van de organisatie in stand gehouden, ook al was [medeverdachte 1] op dat moment niet meer in staat om feitelijk bij te dragen aan het valselijk registreren van niet-gevaccineerden. De verdachte heeft hierbij gebruikt gemaakt van de op listige wijze verkregen inloggegevens van een collega. Het samenwerkingsverband blijkt verder ook uit de WhatsApp-gesprekken die de verdachte en [medeverdachte 2] in de periode van 12 november 2021 tot en met 14 december 2021 hebben gevoerd. In die gesprekken gaat het onder meer over personen die aan hen betaald hebben doch die zij op dat moment niet meer valselijk konden registreren. Verdachte en [medeverdachte 2] bespreken manieren waarop zij hun deel van het geld dat zij hebben ontvangen aan deze mensen kunnen terugbetalen en/of dat deze mensen moeten wachten op de zogeheten vacunathon, bij welke gelegenheid zij zouden trachten hun op dat moment gestopte activiteiten voort te zetten. Uit die gesprekken blijkt verder dat verdachte voor zijn (te verrichte) inspanningen geld heeft ontvangen.
Verdachte heeft aan deze organisatie deelgenomen door [medeverdachte 2] te helpen met het invoeren van gegevens van afnemers in het DVG-datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden, dat die gegevens werden gebruikt voor een onjuiste vaccinatieregistratie en dat het oogmerk was het vervalsen van vaccinatiebewijzen. Dat verdachte stelt dat hij nimmer met [medeverdachte 1] heeft samengewerkt en niet wist dat [medeverdachte 1] ook geholpen heeft bij het vervalsen van vaccinatiebewijzen, maakt niet dat er geen sprake is van deelneming aan een organisatie, nu het voorgaande geen vereiste is en de deelneming van de verdachte op zichzelf moet worden beoordeeld. Het gerecht is op grond van vorenstaande van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten het vervalsen van vaccinatiebewijzen, welk misdrijf strafbaar is gesteld bij artikel 2:184 Sr.
Feit 2: passieve ambtelijke omkoping
Allereerst is voor een bewezenverklaring van passieve ambtelijke omkoping vereist dat een ambtenaar in zijn bediening wordt omgekocht. De woorden ‘
in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt.
Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van het aannemen of vragen van giften van een ander door de ambtenaar. Van het aannemen van giften is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar is gekomen.
Als is komen vast te staan dat de ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd, is de volgende vraag of die ambtenaar
wistof
redelijkerwijs vermoeddedat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten. Art. 363 Sr (artikel 2:351 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba) vereist niet dat het met de giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd.
Onder ‘
wetende’is ook voorwaardelijk opzet begrepen (HR 30 mei 2008, NJ 2008/318). Door toevoeging van ‘
redelijkerwijs vermoedende’aan de wettekst heeft de wetgever volgens de Memorie van Toelichting ook voorzien in een schuldvariant, waarmee ‘in gevallen van verwijtbare of wellicht gefingeerde naïviteit van de ambtenaar strafrechtelijk kan worden opgetreden’.
In dit geval is vastgesteld dat de verdachte middels een overeenkomst van opdracht is aangetrokken om administratieve ondersteuning te bieden aan de uitvoering van het Covid-19 vaccinatieproject van de DVG en dat hij deel uitmaakte van het datateam van AAA bij de luchthaven.
Artikel 1:205, eerste lid, van het Sr bepaalt dat onder ambtenaren mede worden verstaan diegenen die onder toezicht en verantwoording van een overheidsinstelling zijn aangesteld. Gelet op deze bepaling komt het gerecht tot de conclusie dat verdachte gedurende de bewezenverklaarde periode, ambtenaar was in de zin van artikel 2:351 Sr.
Verdachte was niet bevoegd en het behoorde niet tot zijn taak om vaccinaties te registreren en gegevens in het DVG-datasysteem in te voeren. Zijn ambt stelde hem daartoe echter wel in staat. Door de inloggegevens van een collega te gebruiken kreeg hij de kans om de diensten te verrichten die van hem werden gevraagd.
Uit de WhatsApp-gesprekken die de verdachte en [medeverdachte 2] in de periode van 12 november 2021 tot en met 14 december 2021 hebben gevoerd, de verklaring van [medeverdachte 2], alsmede uit zijn eigen verklaring van 23 maart 2021 blijkt dat verdachte geld van Maduro heeft gekregen voor zijn hulp bij het invoeren van de gegevens in het DVG-systeem. Gelet op het voorgaande is het gerecht is van oordeel dat verdachte een gift heeft aangenomen.
Het gerecht is voorts van oordeel dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] bij het aannemen van giften voor het invoeren van de gegevens van afnemers in het DVG-datasysteem, dat er van medeplegen kan worden gesproken. De geldbedragen die [medeverdachte 2] heeft ontvangen voor het verstrekken van valse vaccinatiebewijzen heeft hij met verdachte verdeeld als tegenprestatie. Tot slot wist verdachte dat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen, namelijk het behulpzaam zijn bij het invoeren van de gegevens van afnemers in het DVG-datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden en dat die gegevens werden gebruikt voor een onjuiste vaccinatie registratie. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan passieve omkoping.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 2:79, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. Het medeplegen van het als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem of een ander gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten,
strafbaar gesteld bij artikel 2:351, eerste lid, onder a, juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
3. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder C, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid, van deze Landsverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft als ambtenaar samen met anderen deel uitgemaakt van een criminele organisatie die tot oogmerk had het vervalsen van vaccinatiebewijzen, door tegen betaling vaccinaties te registreren en gegeven in te voeren in het DVG-datasysteem, wetende dat die vaccinaties niet hebben plaatsgevonden en dat die gegevens werden gebruikt voor een onjuiste vaccinatie registratie.
Het gerecht neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij door zo te handelen misbruik heeft gemaakt van zijn functie als administratief medewerker bij de DVG en het vertrouwen van zijn werkgever ernstig heeft beschaamd. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen van de burger ernstig beschaamd. De samenleving moet immers kunnen vertrouwen op het zorgvuldige handelen van medewerkers in de publieke sector. Te meer daar waar het gaat om de volksgezondheid. De samenleving moet kunnen vertrouwen op de echtheid van documenten waaruit blijkt of betrokkene wel of niet is gevaccineerd nu deze vaccinatiestatus een belangrijke rol kreeg bij de bestrijding van de Corona-crisis waar de samenleving destijds onder gebukt ging. Dit alles lijkt verdachte, op basis van de verklaring en houding van verdachte ter terechtzitting, niet (goed) in te zien. Uit het dossier maakt het gerecht op dat verdachte voornamelijk handelde vanuit zijn eigen financiële gewin.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het bezit en aanwezig hebben van 9,9 gram cocaïne. Van cocaïne is algemeen bekend dat deze heel verslavend is, en voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijk en in sommige gevallen zelfs levensgevaarlijk kan zijn. Het gebruik van en de handel in verdovende middelen gaat bovendien veelal gepaard met vermogens- en andere vormen van criminaliteit. Dit vormt dus een bedreiging voor de samenleving, in die zin dat het de volksgezondheid bedreigt en gepaard gaat met diverse vormen van criminaliteit.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart niet eerder met justitie in aanraking gekomen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het Gerecht er acht op geslagen dat voor de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten een aanzienlijk kortere pleegperiode bewezen is geacht dan is ten laste gelegd, alsmede op de omstandigheid dat over de totale omvang van de door de criminele organisatie gepleegde fraude onvoldoende duidelijkheid is verkregen. Voorts heeft het gerecht rekening gehouden met de geringe hoeveelheid cocaïne die bij de verdachte is aangetroffen.
Het Gerecht zal, na dit een en ander te hebben afgewogen, volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur de reeds ondergane tijd in voorlopige hechtenis niet overschrijdt, met daarbij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts zal het gerecht een taakstraf opleggen voor de maximale duur. Het gerecht beoogt hiermee mede een generale preventieve werking te bewerkstelligen.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte geldelijk is beloond voor zijn handelen acht het gerecht ook een geldboete op zijn plaats.
Voorlopige hechtenis
Verdachte heeft in de onderhavige zaak van 14 december 2021 tot 4 januari 2022 in voorarrest verbleven. Met ingang van laatstgenoemde datum is de voorlopige hechtenis onder voorwaarden geschorst. Vervolgens is de verdachte in de zaak met parketnummer P-2022/02701 van 23 maart 2022 tot 8 april 2022 in voorarrest verbleven. De verdachte heeft in totaal 37 dagen in voorarrest verbleven. Gelet op de strafmaatoverwegingen en de op te leggen straffen zal de ten aanzien van verdachte bevolen voorlopige hechtenis, worden opgeheven.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Weliswaar wordt de verdachte mede wegens het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder C, van de Landsverordening verdovende middelen veroordeeld, maar niet is bewezen dat de in beslag genomen lamineermachine met dat feit een zodanige relatie heeft dat deze verbeurd moet worden verklaard. Daarom zal de teruggave daarvan aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:62, 1:123 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder 1 primair ten laste gelegde ‘en/of het oneigenlijk verstrekken van vaccinatiebewijzen’;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
driehonderdvijfenzestig [365] dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
driehonderdachtentwintig [328] dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie [3] jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
tweehonderdveertig [240] uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
honderdtwintig [120] dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
Afl. 2.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
50 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave van de lamineermachine aan de verdachte;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door mr. A.B. Bennett, (zittingsgriffier), en op 6 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:
Inhoudsindicatie:
Arubaanse strafzaak: Verdachte heeft als ambtenaar samen met anderen deel uitgemaakt van een criminele organisatie die tot oogmerk had het vervalsen van vaccinatiebewijzen. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het bezit en aanwezig hebben van een geringe hoeveelheid cocaïne.
Het gerecht heeft een gevangenisstraf van 365 dagen opgelegd waarvan 328 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, een taakstraf van 240 uren en een geldboete van Afl. 2.500,=.