ECLI:NL:OGEAA:2022:89

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
49 van 2022
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van gezag door politieambtenaar tijdens dienst met betrekking tot ex-vriendin

In deze strafzaak tegen een politieambtenaar, die zijn ex-vriendin heeft aangehouden, oordeelt het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn gezag en functie. De verdachte heeft zijn ex-vriendin op onjuiste gronden aangehouden en haar overgedragen aan de Guarda Nos Costa voor uitzetting. De zaak kwam voor de rechter na een openbare terechtzitting op 10 maart 2022, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsvrouw, mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena. De officier van justitie eiste een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het Gerecht sprak de verdachte vrij van het valselijk opmaken van een proces-verbaal, maar achtte het misbruik van gezag bewezen. De verdachte had tijdens zijn dienst, uit persoonlijke motieven, zijn ex-vriendin aangehouden, wat leidde tot ernstige gevolgen voor haar en schade aan het vertrouwen in de politie. Het Gerecht legde een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 160 uren op, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak vond plaats op 31 maart 2022.

Uitspraak

Parketnummer: P-2021/06971
Zaaknummer: 49 van 2022
Uitspraak: 31 maart 2022 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [woonadres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 april 2021 te Aruba, als ambtenaar, zijnde politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, door misbruik van zijn gezag een persoon, genaamd [aangeefster], heeft gedwongen iets te doen of te dulden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
die [aangeefster] heeft opgewacht en/of op onjuiste gronden heeft aangehouden en/of (vervolgens) in een politieauto heeft laten plaatsnemen en/of heeft meegenomen in die politieauto en/of heeft laten insluiten bij de politiewacht,
ten gevolge waarvan die [aangeefster] in een politieauto is gestapt en in die politieauto is meegenomen naar de politiewacht en aldaar is ingesloten;
artikel 2:353 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 25 april 2021 te Aruba, als ambtenaar, zijnde politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie:
  • [aangeefster] (op onjuiste gronden) heeft aangehouden, en/of
  • die [aangeefster] overgebracht naar de politiewacht, en/of
  • die [aangeefster] heeft laten insluiten bij de politiewacht en/of
  • de Guarda Nos Costa heeft getracht te bereiken en/of te informeren over de verblijfsstatus van die [aangeefster] en/of aan een collega heeft verzocht de Guarda Nos Costa te informeren,
teneinde enig voordeel voor hemzelf, te weten de overdracht en/of insluiting van [aangeefster] aan en/of door de Guarda Nos Costa te bewerkstelligen;
artikel 2:354 Wetboek van Strafrecht
3.
dat hij in of omstreeks de periode van 25 april 2021 tot en met 26 april 2021 te Aruba, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een proces-verbaal (van aanhouding), (elk) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst (telkens) met het oogmerk om het/ze als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken, bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat in dat proces-verbaal (van aanhouding) was vermeld en/of opgenomen dat [aangeefster] na een aanspreken door verdachte bij de bar van Arashi Beach Snack weg liep van hem, verdachte, en/of dat hij verdachte terug keerde naar die Arashi Beach Snack en/of (vervolgens) constateerde dat die [aangeefster] zich niet meer op het terrein van Arashi Beach Snack bevond en/of dat die [aangeefster] achter een muur stond te gluren en/of bier aan het nuttigen was op een voor een iedere toegankelijke openbare plaats, waarna hij, verdachte, besloot om die [aangeefster] aan te houden;
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 2
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 2 ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Met onvoldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat de in de tenlastelegging beschreven delen van het door de verdachte opgestelde proces-verbaal, niet berusten op hetgeen de verdachte heeft waargenomen, of meende te hebben waargenomen. Zoals ook hierna zal worden overwogen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit, acht het Gerecht het niet uitgesloten dat de verdachte, daadwerkelijk – zij het ten onrechte – meende dat de door hem aangehouden aangeefster [aangeefster] zich buiten het terrein van Arashi Beach Snack had begeven reeds door zich buiten het overkapte gedeelte van het terras te begeven. Dat de door hem gerelateerde waarneming, zoals omschreven in de tenlastelegging, aldus bezien valselijk is opgemaakt, kan onder deze omstandigheden niet worden aangenomen. Dat de gerelateerde waarneming ook anderszins niet juist kan zijn, kan verder niet met voldoende zekerheid uit de verklaringen van de aangeefster en de gehoorde getuigen worden afgeleid. Het Gerecht gaat er daarbij vanuit dat de verdachte met de waarneming dat de aangehouden persoon zich achter een “muur” bevond, zoals omschreven in het proces-verbaal, niet doelde op het lage afscheidingsmuurtje rond de Arashi Beach Snack, maar op een muur van deze lokaliteit zelf. Het tegendeel valt althans niet uit te sluiten.
Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de verdachte, wat de in de tenlastegelegde onderdelen van het proces-verbaal betreft, opzettelijk een onjuiste weergave van zijn waarnemingen heeft gerelateerd.
Dat de verdachte op grond van zijn waarnemingen onjuiste conclusies heeft getrokken en die ook in het proces-verbaal heeft gerelateerd maakt dit niet anders, reeds omdat die conclusies geen deel uitmaken van de in de tenlastelegging omschreven valsheid. Voor zover het proces-verbaal, zoals de officier van justitie ter terechtzitting heeft gesteld, op essentiële punten onvolledig is, kan dit evenmin tot een bewezenverklaring leiden, nu de tenlastelegging op dit punt geen verwijt behelst.
De verdachte zal daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks25 april 2021 te Aruba, als ambtenaar, zijnde politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, door misbruik van zijn gezag een persoon, genaamd [aangeefster], heeft gedwongen iets te doen of te dulden, hierin bestaande dat hij, verdachte, die [aangeefster] heeft opgewacht en
/ofop onjuiste gronden heeft aangehouden en
/of (vervolgens)in een politieauto heeft laten plaatsnemen en
/ofheeft meegenomen in die politieauto en
/ofheeft laten insluiten bij de politiewacht,
ten gevolge waarvan die [aangeefster] in een politieauto is gestapt en in die politieauto is meegenomen naar de politiewacht en aldaar is ingesloten;
en
hij op
of omstreeks25 april 2021 te Aruba, als ambtenaar, zijnde politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, opzettelijk met misbruik van zijn functie
of positie:
  • [aangeefster]
  • die [aangeefster] overgebracht naar de politiewacht, en
  • die [aangeefster] heeft laten insluiten bij de politiewacht en
  • de Guarda Nos Costa heeft getracht te bereiken en
teneinde enig voordeel voor hemzelf, te weten de overdracht en
/ofinsluiting van [aangeefster] aan en
/ofdoor de Guarda Nos Costa te bewerkstelligen;.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat toen de verdachte overging tot de aanhouding van de aangeefster [aangeefster], hij een redelijk vermoeden had dat zij een strafbaar feit had gepleegd en dat hij derhalve rechtmatig heeft gehandeld door haar aan te houden en tevens, bij een gerechtvaardigd vermoeden omtrent illegaal verblijf, de Guarda Nos Costa te benaderen. In dit verband heeft zij aangevoerd dat de precieze afbakening van het terrein dat tot de Arashi Beach Shack behoort ten opzichte van de openbare weg moet worden vastgesteld – bijvoorbeeld aan de hand van de tussen het Land en de huurder van de lokaliteit ten einde met zekerheid te kunnen vaststellen of [aangeefster] daadwerkelijk een strafbaar feit heeft begaan. In elk geval mocht de verdachte het redelijk vermoeden koesteren dat zij dat heeft gedaan en mocht aanhouding volgen. De omstandigheid dat betrokkene zijn ex-partner is, vrijwaart haar immers niet van strafrechtelijk optreden jegens haar.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verdachte is tot aanhouding van de aangeefster overgegaan ter zake van verdenking van overtreding van artikel 7.2 van de Algemene regeling bestrijding COVID-19 CXLIV (AB 2022. No. 69). Dit artikel luidt als volgt:
Het is verboden op of aan de openbare weg, in openbare parken of tuinen, op de stranden of wateren, en op de voor een ieder toegankelijke parkeerplaatsen, op soortgelijke parkeergelegenheden of op delen van de openbare weg als ware die parkeerplaatsen, alcoholhoudende dranken van welke aard of in welke toestand dan ook in bezit te hebben en ter plaatse te nuttigen of te doen nuttigen.
Het eerste lid is niet van toepassing op lokaliteiten die in het bezit zijn van een vergunning in de zin van de Vergunningsverordening.
Vaststaat dat voor de lokaliteit Arashi Beach Shack een vergunning op grond van de Vergunningsverordening is verleend. Vaststaat voorts dat deze lokaliteit is omgeven door een verhard erf waarop zich onder meer een (overdekt) terras bevindt en een twee toiletunits. Dit erf is omgeven door een laag muurtje.
Anders dan de raadsvrouw meent, is voor de vaststelling of sprake is geweest van overtreding van het hiervoor weergegeven verbod, niet beslissend waar precies de grens zich bevindt van het perceel, zoals dat door het Land in huur aan de uitbater van de lokaliteit is uitgegeven. Van de burger kan immers niet worden verwacht dat deze zich ter zake vergewist ten einde te voorkomen dat hij dit verbod zal overtreden. Hij mag zich laten leiden door de feitelijke inrichting van de lokaliteit. In dit verband is van belang dat de lokaliteit zich bevind op een verhard erf, omgeven met een laag muurtje. Zolang de bezoeker van de onderhavige lokaliteit zich op dit erf bevindt zal hij zich derhalve niet schuldig maken aan overtreding van artikel 7.2, eerste lid, Algemene regeling bestrijding COVID-19 CXLIV. Nu uit het door de verdachte opgemaakte proces-verbaal van aanhouding niet blijkt dat de aangeefster zich met de door haar aangeschafte alcoholische drank buiten dit erf heeft begeven, was er derhalve geen sprake van een redelijke vermoeden van een strafbaar feit en was haar aanhouding onrechtmatig.
Daarmee staat echter nog niet vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde (misbruik van gezag/misbruik van functie of positie). Het gerecht acht het namelijk niet uitgesloten dat de verdachte oprecht meende dat het hiervoor weergegeven verbod reeds werd overtreden door zich met alcoholhoudende drank buiten het overdekte terras te begeven. In dat geval was zijn opzet immers niet gericht op het onrechtmatig aanhouden van de aangeefster.
Niettemin levert de aanhouding van de aangeefster het tenlastegelegde misbruik van gezag en/of positie op. Het Gerecht acht daarbij van belang dat de verdachte, naar hij heeft erkend, gedurende enige jaren een affectieve relatie heeft gehad met de aangeefster. De verdachte heeft ook zelf ter zitting verklaard dat deze relatie er een was met ups-and-downs en dat het verbreken van de relatie kort voor het tenlastegelegde feit hem niet onberoerd had gelaten. De verdachte is, nadat hij tijdens een patrouille met een collega, de aangeefster aan de bar van de onderhavige lokaliteit had waargenomen, met haar in gesprek gegaan. Daarbij ontstond, zoals blijkt de verklaringen van de aangeefster en gehoorde getuigen, een gespannen sfeer. Toen de aangeefster vervolgens met de door haar bestelde alcoholische dranken de bar verliet om, zou bleek later, het toilet te bezoeken, is de verdachte naar zijn collega met wie hij op patrouille was en die in de politiewagen was achtergebleven, gelopen en heeft tegen deze gezegd: “Ik ga mijn ex aanhouden”. Deze laatste vatte deze mededeling op als een grap. De verdachte heeft zijn collega ook geen verdere uitleg gegeven en hem niet om assistentie gevraagd, zoals bij aanhouding gebruikelijk is. Ook het vervoer van de aangeefster na haar aanhouding is niet volgens het voorgeschreven protocol geschied.
Deze feiten en omstandigheden leiden het Gerecht tot de conclusie dat de beslissing van de verdachte om geheel op eigen initiatief zonder overleg met zijn collega tot aanhouding van de aangeefster over te gaan, door louter persoonlijke motieven is ingegeven en geen rechtvaardiging vindt in het handelen van de aangeefster. Daarbij heeft het Gerecht in aanmerking genomen dat, ook indien de verdachte meende dat de aangeefster een strafbaar feit beging door zich buiten het overdekte terras te begeven, dit niet zonder meer een aanhouding op heterdaad rechtvaardigt, met voorbijgaan aan de normaal in acht te nemen protocollen omtrent assistentie en transport. Met het kennelijke oogmerk om haar vervolgens te doen uitzetten heeft hij voorts actief bewerkstelligt dat de aangeefster is overgedragen aan Guarda Nos Costa, wetende dat zij niet beschikte over een geldige verblijfstitel.
Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van zijn gezag en functie.
Hiermee acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. als ambtenaar door misbruik van gezag iemand iets dwingen iets te doen, en te dulden,
strafbaar gesteld bij artikel 2:353 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba,
en
als ambtenaar opzettelijk met misbruik van zijn functie iets doen ten einde enig voordeel voor hem te verkrijgen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba,
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misbruik van gezag en functie. De verdachte, een politieambtenaar, heeft tijdens zijn dienst uit louter persoonlijke motieven zijn ex-vriendin aangehouden kennelijk met het oogmerk om haar te doen uitzetten. De aangeefster werd met haar handen geboeid in de dienstauto geplaatst en door de verdachte naar de politiewacht gebracht waar zij aan de Guarda Nos Costa werd overgedragen. Het gebeurde moet voor het slachtoffer traumatisch en uitermate beangstigend zijn geweest. Een politieambtenaar neemt, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in. Hij dient in de uitoefening van zijn functie objectief te zijn en zich niet door persoonlijke gevoelens te laten leiden. De samenleving dient hierop te mogen vertrouwen. Het handelen van de verdachte heeft dan ook geleid tot forse imagoschade aan de zijde van de politieorganisatie en heeft schade toegebracht aan het vertrouwen dat eenieder op Aruba in de politie mag en moet kunnen stellen. Ook heeft hij het in hem gestelde vertrouwen van de politieorganisatie en zijn collega’s beschaamd. Het Gerecht rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het Gerecht houdt rekening bij de oplegging van de straf met de omstandigheid dat de onderhavige zaak ernstige consequenties zal hebben voor de loopbaan van de verdachte als politieambtenaar.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie [3] maanden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
honderdzestig [160] uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
tachtig [80] dagen hechtenis;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
twee [2] jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 31 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.