ECLI:NL:OGEAA:2022:88
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in kinderpornografiezaak na onvoldoende bewijs van opzet
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en wonende in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 maart 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografische videoafbeeldingen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 24 januari 2020. De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, eiste een gevangenisstraf van 81 dagen en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen mobiele telefoon. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.M. Paesch, pleitte voor vrijspraak.
Tijdens de zitting op 10 februari 2022 verklaarde de verdachte dat hij deel uitmaakte van een groepschat op WhatsApp en ongevraagd videobeelden had ontvangen, die hij had verwijderd. Hij stelde dat de beelden opnieuw op zijn nieuwe telefoon waren verschenen door een back-up van zijn oude telefoon. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet, aangezien de verdachte had aangetoond dat hij niet opzettelijk in bezit was van de beelden. De verklaring van de verdachte werd als geloofwaardig beschouwd, en de officier van justitie kon niet aantonen dat de verdachte opzettelijk de beelden had verspreid.
Het Gerecht sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en beval de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen mobiele telefoon, omdat deze beelden bevatte die in strijd zijn met de wet. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mw. L.H. Hoogenbergen.