In deze civiele procedure vorderde eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.G. Illes, betaling van een bedrag van Afl. 16.300,- van gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een geldlening die eiser aan gedaagde heeft verstrekt voor de aankoop van een motor. Eiser heeft in 2017 een motor aan gedaagde verkocht en daarbij een lening van Afl. 18.000,- verstrekt. Gedaagde heeft de motor doorverkocht en is overeengekomen dat hij de lening later zou terugbetalen. Eiser heeft gedaagde in juni 2019 in gebreke gesteld en de volledige terugbetaling geëist, maar gedaagde heeft slechts een deel van de lening afgelost.
De procedure omvatte verschillende conclusies van partijen, waarin gedaagde verweer voerde tegen de vordering van eiser. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde in totaal Afl. 1.000,- heeft afgelost, maar dat er nog een bedrag van Afl. 15.650,- resteerde. Eiser heeft ook de incassokosten van Afl. 550,- gevorderd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van eiser toewijsbaar is, gezien de omstandigheden en de afspraken tussen partijen. De vordering is toegewezen voor een totaalbedrag van Afl. 16.200,-, inclusief incassokosten en wettelijke rente vanaf 5 juni 2019. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op Afl. 2.970,05. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.J. Keltjens op 2 februari 2022.