Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
3.DE BESLISSING
24 mei 2022 om 8:30 uur, vooroverlegging van het resultaat van voornoemd DNA-onderzoek zijdens de moeder,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het vaderschap en de oplegging van een dwangsom. De verzoekster, de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, heeft verzocht om de man, de verweerder, te verplichten mee te werken aan een DNA-test. De man was niet verschenen op de zitting. De procedure is eerder gestart met een beschikking van 31 augustus 2021, waarin een DNA-test was gelast. De moeder heeft op 8 november 2021 een akte ingediend met de DNA-resultaten en er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 7 december 2021, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad aanwezig waren.
De moeder heeft in haar eisvermeerdering verzocht om een dwangsom van Afl. 250,- per dag voor elke dag dat de man in gebreke blijft om mee te werken aan de DNA-test, met een maximum van Afl. 25.000,-. Het gerecht heeft vastgesteld dat de man niet heeft meegewerkt aan de DNA-test zoals eerder gelast. Het belang van de minderjarige, die in deze zaak betrokken is, is dat het biologische vaderschap met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld. Daarom heeft het gerecht geoordeeld dat het opleggen van een dwangsom noodzakelijk is om de man te bewegen tot medewerking aan de DNA-test.
Het gerecht heeft de man opgedragen om binnen twee weken na betekening van de beschikking zijn medewerking te verlenen aan het DNA-onderzoek. Tevens is bepaald dat de man een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van Afl. 250,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van Afl. 25.000,-. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 24 mei 2022 voor overlegging van het resultaat van het DNA-onderzoek, en verdere beslissingen zijn aangehouden.