In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. De verzoekers, een moeder en haar partner, hebben een affectieve relatie en wonen samen, maar zijn niet gehuwd en hebben geen geregistreerd partnerschap. De minderjarige is geboren uit de moeder en is verwekt met behulp van een zaaddonor. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit. De verzoekers hebben het verzoek ingediend met de wens om gezamenlijk gezag te verkrijgen, zodat in het geval van het overlijden van de moeder, het gezag en de zorg over de minderjarige bij de partner kan berusten.
Het gerecht heeft vastgesteld dat volgens de artikelen 198 en 199 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, een kind juridisch slechts één moeder en (indien bekend) één vader kan hebben. Dit betekent dat het verzoek tot gezamenlijk gezag niet kan worden ingewilligd, aangezien de wet geen mogelijkheid biedt om naast de juridische ouder ook een andere persoon met het gezag te belasten. Het gerecht heeft opgemerkt dat deze keuze van de wetgever niet in strijd is met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Tevens is de verzoekers ter kennis gebracht dat de moeder bij uiterste wilsbeschikking kan bepalen dat het gezag na haar overlijden bij de partner komt te berusten.
De beslissing van het gerecht was om het verzoek af te wijzen, en deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 1 maart 2022.