ECLI:NL:OGEAA:2022:563

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
AUA202101994
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake betalingsvordering tussen vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en gedaagde

In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een betalingsvordering ingediend tegen gedaagde. De procedure begon met een verzoekschrift op 20 juli 2021, gevolgd door een verweerschrift op 15 september 2021 en een tussenvonnis op 13 oktober 2021. Tijdens de comparitie op 15 december 2021 was eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl gedaagde niet aanwezig was. De eiseres heeft gesteld dat gedaagde een bedrag van Afl. 4.651,69 verschuldigd is, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen deze vordering.

De rechter heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de openstaande hoofdsom. Tijdens de comparitie heeft eiseres erkend dat gedaagde enkele betalingen heeft gedaan, maar de exacte bedragen en de grondslag voor de in rekening gebrachte kosten zijn niet duidelijk. De rechter heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om haar vordering nader te onderbouwen, met specifieke aandacht voor de kosten die na 9 februari 2015 in rekening zijn gebracht en de betalingen die gedaagde heeft gedaan. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 16 februari 2022 voor verdere behandeling.

De rechter heeft alle overige beslissingen aangehouden, wat betekent dat de uiteindelijke uitspraak over de vordering nog niet is gedaan. Dit tussenvonnis biedt een overzicht van de procedurele stappen en de standpunten van beide partijen tot nu toe.

Uitspraak

Vonnis van 19 januari 2022
Behorend bij AUA202101994 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[NAAM V.B.A.],
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [V.B.A.],
gemachtigde: de gerechtsdeurwaarder B.R. Roos,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 20 juli 2021;
- het verweerschrift d.d. 15 september 2021;
- het tussenvonnis van 13 oktober 2021;
- de comparitie van partijen d.d. 15 december 2021, waarop [V.B.A.] bij haar gemachtigde is verschenen en waarop [gedaagde] niet is verschenen.
1.2
Vonnis is na afloop van de comparitie bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
V.B.A.] drijft een onderneming die zich, onder de naam [handelsnaam], onder meer bezig houdt met de verkoop van (elektronische) producten aan consumenten.
2.2
Blijkens de factuur van [V.B.A.] d.d. 9 februari 2015 heeft [V.B.A.] voor een bedrag van Afl. 4.343,28 goederen aan [gedaagde] verkocht (verzoekschrift, prod. II).
2.3
Op 9 februari 2015 hebben partijen van de overeenkomst een schriftelijk contract opgesteld onder de benaming ‘contract di comprabenta cu reserva di dominio’ (verzoekschrift, prod. III; hierna: de overeenkomst). In de aanhef van de overeenkomst is bepaald dat [gedaagde] aan [V.B.A.] het factuurbedrag van Afl. 4.343,28 verschuldigd is.
2.4
In artikel 2 van de overeenkomst is bepaald dat [gedaagde] de hoofdsom kan voldoen in maandelijkse termijnen van Afl.361,94 en dat bij te late betaling van een termijn door [V.B.A.] een boete van Afl. 15,00 in rekening kan worden gebracht.
2.5
In artikel 12 van de overeenkomst is bepaald:
“(…) E dono huurdo lo ta autorisa pa cobra interes y gasto administrativo na 1,5% pa luna, si no a paga un plaso na tempo riba e fecha di vencemento. (…)”
2.6
Bij exploot van 8 januari 2021 is [gedaagde] gesommeerd om uit hoofde van de openstaande hoofsom een bedrag van Afl. 4.651,69 te voldoen en uit hoofde van incassokosten en administratiekosten een bedrag van Afl. 742,27 respectievelijk Afl. 53,18. [gedaagde] heeft na de sommatie nog enkele betalingen aan (de gemachtigde van) [V.B.A.] voldaan.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
V.B.A.] verzoekt dat het gerecht [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van Afl. 4.651,69 te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en een contractuele rente van 1% per maand tot de dag der algehele voldoening.
3.2 [
Gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd. Op de grondslagen van de vordering en het daartegen gevoerde verweer zal het gerecht hierna, voor zover voor de beoordeling van de vordering van belang, nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tijdens de comparitie is van de zijde van [V.B.A.] erkend dat zij de door [gedaagde] gestelde betalingen van 22 maart 2021, 23 april 2021, 1 juni 2021 en 24 juli 2021 heeft ontvangen. De door [gedaagde] gestelde - en met een kopie van een bankafschrift onderbouwde (verweerschrift, bijlage 1) - betaling van 24 augustus 2021 is van de zijde van [V.B.A.] onvoldoende betwist, zodat het gerecht ook die betaling als vaststaand aanneemt. Op grond van het voorgaande staat dan ook vast dat [gedaagde] na maart 2021 nog Afl. 450,00 heeft voldaan aan [V.B.A.]. Het verweer van [gedaagde] dat de door [V.B.A.] gestelde hoofdsom met dit bedrag moet worden verminderd, slaagt derhalve.
4.2
Tijdens de zitting is aan [V.B.A.], met inachtneming van het bepaalde in artikel 118 Rv., door het gerecht verzocht om het bedrag van de openstaande hoofdsom nader te onderbouwen, in het bijzonder door toe te lichten welke bedragen door [gedaagde] vanaf februari 2015 verschuldigd zijn geworden en welke betalingen [gedaagde] daarop in mindering heeft voldaan. Door de gemachtigde van [V.B.A.] is daartoe verwezen naar het overzicht waarin de verschuldigde bedragen en de door [gedaagde] gedane betalingen zijn geboekt (onderdeel van prod. III bij verzoekschrift). De gemachtigde van [V.B.A.] kon ter zitting niet voor alle in het overzicht geboekte kosten een duidelijke verklaring geven.
4.3
Mede op grond van de ter comparitie door de gemachtigde van [V.B.A.] gegeven toelichting begrijpt het gerecht het volgende ten aanzien van bedoeld overzicht. De derde kolom van het overzicht bevat de benaming van de in de vierde dan wel vijfde kolom gedane boekingen. Hierbij staat ‘LC’ voor ‘late charge’, ‘FC’ voor ‘finance charge’ en ‘PT’ voor ‘payment’. Wat de aanduiding ‘IN’ betekent, is door de gemachtigde van [V.B.A.] niet toegelicht. In de vierde kolom zijn de door [gedaagde] verschuldigde kosten geboekt. In de vijfde kolom zijn de door [gedaagde] gedane betalingen geboekt. De zesde kolom is een weergave van het door [gedaagde] verschuldigde saldo op de datum genoemd in de eerste kolom.
4.4
Op de eerste regel d.d. 15 februari 2018 van het overzicht (het gerecht constateert dat dit blijkens de nummering pagina 2 van het overzicht is en dat pagina 1 dus ontbreekt) begint de zesde kolom met een openstaande hoofdsom van Afl. 4.407,51. Vanaf die datum worden nog de navolgende bedragen bij de hoofdsom bijgeboekt:
- 32 x een boete van Afl. 15,00 Afl. 480,00;
- 1 x een LC van Afl. 1.702,90 Afl. 1.702,90;
- 2 x een FC van in totaal Afl. 718,57;
- 1 x een IN van Afl. 2.072,72
Afl. 2.072,72 +
totaal Afl. 4974,19.
Daaruit volgt dat [gedaagde] vanaf 15 februari 2018, indien uit wordt gegaan van de juistheid en verschuldigdheid van de door [V.B.A.] geboekte posten, in totaal nog een bedrag van (Afl. 4.407,51 + Afl. 4.974,19 =) Afl. 9.381,70 aan [V.B.A.] moest voldoen.
4.5
De betalingen die [gedaagde] blijkens de boekingen in de vijfde kolom heeft gedaan, bedragen in totaal Afl. 10.914,42. Hieruit lijkt dus te volgen dat [gedaagde] in totaal een bedrag van Afl. 1.532,72 teveel heeft betaald.
4.6
Voorts constateert het gerecht dat de boekingen in het overzicht niet in een juiste chronologische volgorde worden weergegeven. Op de eerste pagina (volgens de nummering: pagina 2) begint het overzicht op 15 februari 2018, waarna in de 16 volgende regels de datum oploopt tot en met 27 mei 2019. In de 18e regel op pagina 1 springt de datum terug naar 12 september 2016. De saldi in de zesde kolom op de regels 17 en 18 sluiten (dus) ook niet op elkaar aan. Dit verspringen van de data gebeurt ook weer op de derde pagina van regel 14 naar regel 15. De datum springt daar terug van 3 juli 2018 naar 13 september 2016. Merkwaardig genoeg sluiten de saldi wel bij elkaar aan, omdat op 3 juli 2018 het saldo, na een betaling op die dag van Afl. 1.312,72, op Afl. 00,00 is gesteld, waarna het saldo ten laste van [gedaagde] in de volgende regel op 13 september 2016 door het opvoeren van een post onder de benaming ‘IN’ van Afl. 2.072,72 op laatstgenoemd bedrag wordt gesteld. Op de laatste pagina wordt in de laatste regel eveneens een saldo van Afl. 00,00 genoteerd per 1 juli 2019.
4.7
Het gerecht concludeert op grond van het voorgaande dat [V.B.A.] de door haar gestelde openstaande hoofdsom onvoldoende heeft onderbouwd en dat uit het door haar zelf verstrekt overzicht lijkt te volgen dat [gedaagde] niets meer is verschuldigd. Omdat door [gedaagde] op dit punt geen verweer is gevoerd, maar het gerecht de onderbouwing van de vordering onder toepassing van artikel 118 Rv. ter zitting aan de orde heeft gesteld, ziet het gerecht aanleiding om [V.B.A.] alsnog in de gelegenheid te stellen om haar vordering deugdelijk te onderbouwen. Daartoe dient [V.B.A.] alsnog een duidelijk overzicht te verstrekken van de kosten die zij na 9 februari 2015 bovenop de hoofdsom in rekening heeft gebracht bij [V.B.A.] en welke betalingen er door [gedaagde] in mindering zijn voldaan. Ook dient [V.B.A.] te onderbouwen wat de grondslag is van de in rekening gebrachte kosten en waarom zij tot het in rekening brengen van die kosten bevoegd is. In het bijzonder geldt dit voor de ‘late charges’ en de ‘finance charges’. Ook zal zij moeten aangeven voor welke kostenpost de benaming ‘IN’ staat en, indien dit niet staat voor ‘rente’ (interest), wat de grondslag is voor die post. Het gerecht zal de zaak verwijzen naar de rolzitting van woensdag 16 februari 2022 voor het nemen van een akte met de hier bedoelde doeleinden. Vervolgens mag [gedaagde] een antwoordakte nemen.
4.8
Alle overige beslissingen worden aangehouden

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verwijst de zaak naar de rolzitting van 16 februari 2022 voor het nemen van een akte aan de zijde van [V.B.A.] met de doeleinden als omschreven in nummer 4.7;
5.2
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 januari 2022 in aanwezigheid van de griffier.