Uitspraak
1.GEDAAGDE 1,
GEDAAGDE 2,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele procedure, aangespannen door de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [V.B.A.], werd de vader en zoon, gezamenlijk aangeduid als [gedaagden c.s.], aangeklaagd voor het niet nakomen van betalingsverplichtingen voortvloeiend uit een huurkoopovereenkomst. De vennootschap vorderde een bedrag van Afl. 19.701,68, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vader had in 2018 een huurkoopovereenkomst gesloten met [V.B.A.], maar was in gebreke gebleven met de betalingen. De zoon had een vaststellingsovereenkomst ondertekend, maar ook hij voldeed niet aan zijn verplichtingen. Ondanks dat de gedaagden de hoofdsom niet betwistten, voerden zij aan dat de zoon door betalingsonmacht niet kon voldoen aan zijn verplichtingen. Het Gerecht oordeelde dat betalingsonmacht hen niet ontsloeg van hun verplichtingen. De vennootschap ging akkoord met een beperking van de rente tot de wettelijke rente. Het Gerecht wees de vordering toe, met inachtneming van eerder gedane betalingen door de vader. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van Afl. 17.256,68, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [V.B.A.] werden begroot op Afl. 750,- griffierecht, Afl. 1.649,50 aan verschotten en Afl. 3.000,- aan gemachtigdensalaris. De uitspraak vond plaats op 28 september 2022.