ECLI:NL:OGEAA:2022:516

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202000005
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens verkoop van activiteiten van derden door werknemer

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de rechter op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, de naamloze vennootschap Divi Aruba Sales Consultants N.V. De verzoekster was ontslagen op staande voet op 2 september 2019, omdat zij op 27 augustus 2019 een snorkel-tour had verkocht die door een derde partij, Jolly Pirates, werd aangeboden. Dit was in strijd met de arbeidsovereenkomst van verzoekster, waarin was vastgelegd dat het voor medewerkers van Divi niet was toegestaan om activiteiten van derden te verkopen.

De procedure volgde op een eerdere tussenbeschikking van 13 oktober 2020, waarin het gerecht had overwogen dat Divi het bewijs diende te leveren dat verzoekster op de hoogte was van het verbod op de verkoop van activiteiten van derden. Tijdens de enquête zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder medewerkers van Divi en verzoekster zelf. De getuigenverklaringen bevestigden dat verzoekster aanwezig was tijdens een vergadering op 19 februari 2019, waarin het verbod werd besproken. Het gerecht oordeelde dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar waren en dat verzoekster niet in staat was om het bewijs van Divi te ontzenuwen.

De rechter concludeerde dat Divi is geslaagd in het leveren van het haar opgedragen bewijs en dat het ontslag op staande voet terecht was. De vorderingen van verzoekster, die gebaseerd waren op de stelling dat het ontslag nietig was, werden afgewezen. Verzoekster werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Divi werden begroot op Afl. 5.625,00 aan salaris van gemachtigde.

Uitspraak

Beschikking van 18 januari 2022
Behorend bij EJ nr AUA202000005
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
DIVI ARUBA SALES CONSULTANTS N.V.,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Divi,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios.

6.DE VERDERE PROCEDURE

6.1
Deze beschikking is een vervolg op de tussenbeschikking van 13 oktober 2020 (hierna: de tussenbeschikking). Het verloop van de procedure tot en met de datum van de tussenbeschikking blijkt uit die beschikking. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van enquête d.d. 12 januari 2021;
- het proces-verbaal van contra-enquête d.d. 25 mei 2021;
- het proces-verbaal van contra-enquête d.d. 21 september 2021;
- de conclusie na enquête van Divi d.d. 19 oktober 2021;
- de antwoord-conclusie na enquête van [verzoekster] d.d. 16 november 2021.
6.2
De datum voor beschikking is vervolgens bepaald op heden.

7.DE VERDERE BEOORDELING

7.1
In de tussenbeschikking is Divi toegelaten om te bewijzen dat [verzoekster] ermee bekend was dat tijdens de vergadering van 19 februari 2019 kenbaar is gemaakt dat een OPC geen activiteiten mag verkopen die door derden (lees: anderen dan Divi) worden aangeboden, hetzij doordat [verzoekster] tijdens de vergadering aanwezig was hetzij doordat dit later aan haar is medegedeeld.
7.2
Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft Divi in enquête als getuigen laten horen de getuigen de heer [naam manager] (manager van [verzoekster] en hierna aangeduid als: [de getuige I], de heer [medewerker] (medewerker van Divi en hierna aangeduid als: [de getuige II] en de heer [naam shopsteward] (shopsteward en hierna aangeduid als: [de getuige III]).
7.3
In contra-enquête heeft [verzoekster] laten horen zichzelf, de heer [naam getuige IV] (hierna: [de getuige IV] en mevrouw [naam van getuige V] (haar zus en tevens medewerker van Divi, hierna aangeduid als: [de getuige V].
7.4
Bij de beoordeling van de vraag of Divi in het haar opgedragen bewijs is geslaagd, stelt het gerecht het volgende voorop. In de tussenbeschikking heeft het gerecht overwogen dat vaststaat dat [verzoekster] op 27 augustus 2019 tijdens haar diensttijd een door Jolly Pirates aangeboden snorkel-tour heeft verkocht (zie nummer 4.2) en dat een dergelijke verkoop op grond van haar arbeidsovereenkomst niet is toegestaan (zie nummer 4.4). Voorts is op grond van het gevoerde partijdebat in de tussenbeschikking als vaststaand aangenomen dat tijdens de bijeenkomst van 19 februari 2019 door Divi nogmaals is benadrukt dat het voor OPC-medewerkers (zoals [verzoekster]) niet is toegestaan om tours of activiteiten van derden te verkopen (zie nummer 4.5). Daarbij heeft het gerecht aanvullend overwogen dat de tijdens de vergadering uitgedeelde memo in dit opzicht niet helder is (de tekst van de memo kan ook zo worden gelezen dat de verkoop van tours van bepaalde tour-aanbieders wel zou zijn toegestaan), maar dat dit voor de beoordeling van het geschil niet relevant is, omdat vaststaat dat tijdens de vergadering mondeling was benadrukt dat van geen enkele aanbieder tours mochten worden verkocht. De bewijsopdracht betreft de vraag of [verzoekster] op de hoogte was van het tijdens de vergadering van 19 februari 2019 besproken algehele verbod van verkoop van activiteiten van derden, hetzij omdat zij op die vergadering aanwezig was, hetzij omdat dit later aan haar is medegedeeld.
7.5
De aldus in de tussenbeschikking genomen beslissingen zijn bindende eindbeslissingen en het gerecht blijft bij die aldus genomen beslissingen. Dat betekent dat al hetgeen van de zijde van [verzoekster] in de conclusie van antwoord na enquête in de nummers 1 tot en met 7 is gesteld, en waarmee feitelijk wordt beoogd dat het gerecht op de hiervoor bedoelde bindende eindbeslissingen terugkomt, onbesproken kan blijven.
7.6
Ten aanzien van de vraag of Divi in het haar opgedragen bewijs is geslaagd, oordeelt het gerecht als volgt.
7.7
De getuigen [getuigen I, II en III] hebben alle drie verklaard dat zij tijdens de vergadering van 19 februari 2019 aanwezig waren en dat zij hebben gezien dat ook [verzoekster] tijdens die vergadering aanwezig was. Dit stemt overeen met de schriftelijke verklaring d.d. 17 juni 2020 van deze getuigen (pleitaantekeningen Divi, prod. 2), van welke verklaring zij als getuigen de juistheid hebben bevestigd. Voorts heeft de getuige Henry verklaard dat de presentielijst (verweerschrift, prod. 4) door hem is ingevuld. Op die lijst is [verzoekster] als aanwezig ingevuld (regel 9).
7.8
Het gerecht heeft geen reden om de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [getuige I] en de juistheid van diens herinneringen te betwijfelen. De getuige [getuige I] verklaart niet alleen dat hij zich de aanwezigheid van [verzoekster] op de vergadering kan herinneren, maar ook dat de presentielijst door hem tijdens de vergadering is opgemaakt. Deze schriftelijke, tijdens de vergadering opgemaakte, presentielijst ondersteunt de juistheid van zijn herinnering, nu hij [verzoekster] als aanwezig heeft ingevuld op de lijst.
7.9
De verklaring van de getuige [getuige I] wordt ondersteund door die van de getuige [getuige III]. Deze verklaart niet alleen dat [verzoekster] tijdens de vergadering aanwezig was, maar hij kon zich ook concreet herinneren dat [verzoekster] tijdens die vergadering tegenover hem zat. Het gerecht acht ook deze verklaring en in het bijzonder de juistheid van de herinnering van de getuige [getuige III] voldoende betrouwbaar. Daartoe geldt dat de getuige [getuige III] geen medewerker van de afdeling was, maar dat hij tijdens de vergadering aanwezig was in de hoedanigheid van shopsteward van de vakbond. In die hoedanigheid is hij niet aanwezig op alle afdelingsvergaderingen, maar is hij alleen aanwezig, zo volgt uit zijn verklaring, op bijeenkomsten met medewerkers waar belangrijke kwesties worden besproken. Daarmee is de kans gering dat zijn herinnering aan de aanwezigheid van [verzoekster] tijdens de vergadering in werkelijkheid niet de vergadering van 19 februari 2019 was, maar een andere.
7.1
De verklaring van de getuige [getuige II] ondersteunt de verklaringen van de getuigen [getuige I en III].
7.11
De juistheid van deze verklaringen is door de verklaringen van de in contra-enquête gehoorde getuigen onvoldoende ontzenuwd.
7.12
Uit de verklaring van de getuige [getuige V] volgt naar het oordeel van het gerecht met voldoende zekerheid dat de vergadering waarbij zij volgens haar verklaring aanwezig was, de vergadering is geweest van 19 februari 2019. Dat zij op 19 februari 2019 aanwezig was op de vergadering, wordt ook ondersteund door de presentielijst die Henry had opgemaakt. De getuige [getuige V] zegt over de vergadering dat zij zich niet kan herinneren of [verzoekster] tijdens die vergadering aanwezig was. Deze verklaring kan dus niet bijdragen aan het ontzenuwen van het bewijs van de zijde van Divi.
7.13
De getuige [getuige IV] heeft verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij op 19 februari 2019 van ’s-ochtends 08:30 tot en met ’s-middags 2 a 3 uur samen met [verzoekster] en met haar zus [getuige V] in de booth van Divi in Oranjestad stond. Indien juist, dan zou deze verklaring impliceren dat [verzoekster] niet op de veradering aanwezig was. Uit de verklaring van de getuige [getuige V] (alsmede uit de presentielijst) volgt echter dat zij op 19 februari 2019 in de genoemde tijdsperiode aanwezig was op de vergadering. Daarmee is de verklaring van de getuige [getuige V] op dit punt aantoonbaar onjuist. De verklaring althans de herinnering van de getuige [getuige IV] is daarmee onvoldoende betrouwbaar om voor het tegenbewijs te worden gebruikt. Zij kan daarmee dus niet bijdragen aan het ontzenuwen van het bewijs van Divi.
7.14
De verklaring die [verzoekster] zelf als getuige heeft afgelegd, wordt niet ondersteund door de overige in contra-enquête afgelegde verklaringen. Daarmee staat deze verklaring op zichzelf en is zij onvoldoende om de juistheid van het door Divi aangedragen bewijs te ontzenuwen.
7.15
De slotsom van het voorgaande is dan ook dat het door Divi aangedragen bewijs onvoldoende door [verzoekster] is ontzenuwd en dat Divi daarmee is geslaagd in het leveren van het haar opgedragen bewijs. Het gerecht neemt daarmee als vaststaand aan dat [verzoekster] aanwezig is geweest tijdens de vergadering van 19 februari 2019 en er daardoor dus bekend mee was dat het haar als OPC medewerker niet was toegestaan om door derden aangeboden activiteiten vanuit de booth van Divi te verkopen. Het gerecht is van oordeel dat de verkoop van een snorkel-tour van een derde (te weten: Jolly Pirates) op 27 augustus 2019 door [verzoekster] (zie tussenbeschikking, nummer 4.2) een dringende reden oplevert voor ontslag op staande voet, nu een dergelijke handelwijze in strijd is met het specifiek gegeven verbod om dergelijke activiteiten te verkopen en nu Divi - blijkens hetgeen zij op dit punt onbetwist heeft gesteld - ook een te respecteren belang heeft bij het opleggen en handhaven van dit verbod. Dat betekent dat het verweer van Divi, inhoudende dat zij [verzoekster] terecht op 2 september 2019 op staande voet heeft ontslagen, slaagt. Hieruit volgt dat de vorderingen van [verzoekster], die allen zijn gegrond op de stelling dat het gegeven ontslag nietig is, dienen te worden afgewezen.
7.16 [
Verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, welke aan de zijde van Divi worden begroot op Afl. 5.625,00 aan salaris van gemachtigde.

8.DE BESLISSING

Het gerecht:
8.1
wijst de vorderingen af;
8.2
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Divi worden begroot op Afl. 5.625,00 aan salaris van gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 januari 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 18 januari 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ nr. AUA202000005
Inhoudsindicatie: Verweerster is geslaagd in het leveren van het haar opgedragen bewijs; dringende reden voor ontslag op staande voet.
Rechtsgebieden: Civiel. Arbeidsrecht.
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - enkelvoudig