In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 28 juni 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft een verzoek ingediend tot gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 februari 2022 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 mei 2022. De man, die als verweerder was aangeduid, is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: uit het huwelijk tussen de moeder en de man is een minderjarige geboren. Het gerecht had eerder, op 19 juni 2017, de echtscheiding tussen de moeder en de man uitgesproken. De moeder heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap ingediend, waarbij zij zich beroept op het feit dat de man niet de biologische vader van het kind is. De bijzondere curator, benoemd door het gerecht, heeft de minderjarige vertegenwoordigd in deze procedure.
De beoordeling van het verzoek is gedaan aan de hand van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek niet binnen de wettelijke termijn was ingediend, maar heeft desondanks de bijzondere curator ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Op basis van een DNA-onderzoek is geconcludeerd dat de man niet de biologische vader is, wat de gegrondverklaring van de ontkenning ondersteunt. De beschikking houdt in dat de moeder toestemming krijgt om kosteloos te procederen, maar dat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek. De ontkenning van het vaderschap is gegrond verklaard, wat betekent dat het vaderschap van de man niet meer van toepassing is.