ECLI:NL:OGEAA:2022:505

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202003200
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 3 mei 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de kinderalimentatie voor twee minderjarige kinderen, [minderjarige I] en [minderjarige II]. De verzoekster, de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Malmberg, heeft een verzoek ingediend voor het vaststellen van de alimentatie die de verweerder, de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.H. Lejuez, dient te betalen. De procedure is voortgevloeid uit eerdere beschikkingen, waaronder een beschikking van 17 mei 2021, en is gericht op het waarborgen van de financiële behoeften van de kinderen na de scheiding van de ouders.

De rechter heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, en dat deze bijdrage moet worden bepaald op basis van de draagkracht van beide ouders. De kosten van verzorging en opvoeding zijn vastgesteld op Afl. 800,- per maand voor [minderjarige I] en Afl. 600,- per maand voor [minderjarige II]. De draagkracht van de moeder is berekend op Afl. 315,- per maand, terwijl de vader een draagkracht heeft van Afl. 1.771,- per maand.

Op basis van deze berekeningen heeft de rechter besloten dat de vader een maandelijkse bijdrage van Afl. 650,- voor [minderjarige I] en Afl. 450,- voor [minderjarige II] moet betalen, met ingang van 1 mei 2022. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de alimentatie onmiddellijk moet worden betaald, ongeacht eventuele beroepsprocedures.

Uitspraak

Beschikking van 3 mei 2022
behorend bij EJ nr. AUA202003200
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[Naam verzoekster],
kosteloos procederend conform beschikking van 11 januari 2021,
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
en
[Naam verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. C.H. Lejuez.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 17 mei 2021.Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte uitlating zijdens de man, overgelegd 31 mei 2022.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Kinderalimentatie
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
2.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
De kosten van verzorging en opvoeding
2.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd van [minderjarige I] gemiddeld Afl. 650,- per maand bedraagt en voor [minderjarige II] gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
2.3.2
Het gerecht zal rekening houden met de post “Transport” ad Afl. 150,- per kind per maand nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder.
2.3.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de minderjarige [minderjarige I] en [minderjarige II] worden vastgesteld op Afl. 800,- per maand respectievelijk op Afl. 600,-, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
De draagkracht van de moeder
2.4.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 1.715,-.
2.4.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden.
2.4.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.400,-.
2.4.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 1.715,- - Afl. 1.400,- =) Afl. 315,- waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
2.5
De draagkracht van de vader
2.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 4.972,-. De vader ontvangt jaarlijks een vakantie-uitkering ad
(Afl. 5.914,-), een voorjaarpremie (Afl. 1.500,-), een najaar premie (Afl. 1.450,-), een kerstbonus (Afl. 400,-) en een gratificatie (Afl. 2.995,-). Zijn netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld (=4.972+ 1.021=) Afl. 5.993,-.
2.5.2
Wat betreft de lasten van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de posten “hypotheek” ad Afl. 1.408,- “auto lening Aruba Bank” ad Afl. 964,- en “huur” ad Afl. 450,- nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. De post “betalingsregeling SIAD” ad Afl. 500,-is in februari inmiddels volledig betaald en zal buiten beschouwing worden gelaten. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de vader geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
2..5.3 De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 4.222,-.
2.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag aan draagkracht overhoudt van (Afl. 5.993 - Afl. 4.222 =) Afl. 1.771,- waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
2.6
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 650 per maand voor [minderjarige I] en Afl. 450 per maand voor [minderjarige II] in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 mei 2022.
2.7
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de door de man maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen [minderjarige I], geboren op [geboortedatum] in Aruba op een bedrag van Afl. 650,- per maand en voor [minderjarige II], geboren op [geboortedatum] 2010 in Aruba, op een bedrag van Afl. 450,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen, vanaf 1 mei 2022,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, ter zitting van maandag 3 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.