In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader, verzoeker, een verzoek ingediend tot wijziging van de kinderalimentatie. De procedure begon met een eerdere beschikking op 5 oktober 2021, waarin de zaak werd verwezen voor akte overlegging financiële stukken. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 november 2021, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigden. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw [naam raadsonderzoeker].
De kern van de zaak was de vraag of de alimentatiebeschikking van 10 december 2019 nog voldeed aan de wettelijke maatstaven, gezien de gewijzigde omstandigheden van de vader. De vader had gesteld dat hij op 7 september 2020 zijn baan had verloren en in februari 2021 een nieuwe baan had gevonden met een lager salaris. Het gerecht benadrukte dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, en dat deze bijdrage moet worden vastgesteld op basis van de draagkracht van de onderhoudsplichtige.
Bij de beoordeling van de kosten van verzorging en opvoeding hanteerde het gerecht een richtsnoer van Afl. 450,- per maand voor kinderen jonger dan 12 jaar. Het gerecht concludeerde dat er geen significante wijziging was in de behoefte van het kind die een aanpassing van de alimentatie rechtvaardigde. De vader had onvoldoende aangetoond dat hij niet meer in staat was om de alimentatie te betalen, ondanks zijn gewijzigde financiële situatie. Het gerecht oordeelde dat de vader de overwaarde van de gezamenlijke woning moest overwegen in zijn financiële planning.
Uiteindelijk heeft het gerecht het verzoek van de vader om wijziging van de kinderalimentatie afgewezen, en dit werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2022 door rechter J.M.J. Keltjens.