In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke kwestie betreffende de hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De vader, verzoeker, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen, terwijl de moeder, verweerster, vervangende toestemming heeft gevraagd om met de minderjarige naar Nederland te verhuizen. De Voogdijraad heeft een rapport opgesteld waarin wordt geconcludeerd dat een emigratie naar Nederland op dit moment niet in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige is. De huidige omstandigheden in Aruba zijn stabiel en er is onvoldoende duidelijkheid over de situatie in Nederland. Bovendien zijn er zorgen over mogelijk agressief gedrag van de huidige partner van de moeder.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat beide ouders ruime omgang met de minderjarige hebben en dat de minderjarige over het algemeen evenveel tijd bij beiden doorbrengt. De impact van een verhuizing naar Nederland zou groot zijn voor zowel de minderjarige als de achterblijvende ouder. Gezien de stabiliteit van de huidige situatie in Aruba, heeft het Gerecht in navolging van de Voogdijraad geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat zij in Aruba blijft wonen. Het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om zich met de minderjarige in Nederland te vestigen is dan ook afgewezen.
Daarnaast heeft het Gerecht bepaald dat, indien de moeder daadwerkelijk naar Nederland verhuist, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader komt te berusten. Er is geen aanleiding voor een omgangsregeling vastgesteld, aangezien partijen in staat zijn om de omgang met de minderjarige onderling te regelen. De beschikking is gegeven door rechter W.C.E. Winfield, ter zitting van 8 november 2022.