In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader, verzoeker, een verzoek ingediend om gezamenlijk gezag te verkrijgen over zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] in Aruba. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt voor een ouder om gezamenlijk gezag aan te vragen, mits de andere ouder hiermee instemt of het verzoek in het belang van het kind wenselijk is. De procedure omvatte een eerdere beschikking van 11 januari 2022 en een rapport van de Voogdijraad van 2 september 2022, waarin werd geadviseerd om het gezamenlijk gezag toe te kennen aan de ouders en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader te bepalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2022, waarbij beide ouders aanwezig waren, werd het rapport van de Voogdijraad besproken. De ouders gaven aan zich te kunnen vinden in de conclusies van het rapport. Het gerecht heeft vervolgens, op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting, besloten dat de vader en de moeder gezamenlijk het gezag over de minderjarige zullen uitoefenen. Tevens is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader vastgesteld en is er een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter W.C.E. Winfield op 8 november 2022.