ECLI:NL:OGEAA:2022:437

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
AUA202103241
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking krachtens de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) en de afwijzing daarvan

In deze zaak heeft appellante, wonende in Aruba, een verzoek ingediend om openbaarmaking van correspondentie tussen de Minister van Algemene Zaken en externe derden, op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Dit verzoek werd op 10 november 2020 afgewezen door het Hoofd Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (Hoofd DBSB), omdat het verzoek volgens hem een individueel geval betrof en geen beleidsaangelegenheid was. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 28 september 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante op 4 november 2021 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

De behandeling van de zaak vond plaats op 22 juni 2022, waarbij appellante en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door mr. A.M. Els. De rechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van appellante niet in handen is gesteld van de bezwaaradviescommissie, wat in strijd is met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De rechter oordeelde dat de bestreden beslissing niet in stand kon blijven en verklaarde het beroep gegrond. Verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op Afl. 700,-. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn en vond plaats op 14 december 2022. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 14 december 2022
Lar nr. AUA202103241

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen (DBSB).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 8 oktober 2020 heeft appellante verweerder verzocht om openbaarmaking krachtens de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) van alle correspondentie tussen verweerder en externe derden over appellante (Lob-verzoek).
Bij beschikking van 10 november 2020 heeft het Hoofd Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (Hoofd DBSB) het Lob-verzoek van appellante afgewezen (primaire beschikking).
Hiertegen heeft appellante op 25 november 2020 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Bij beslissing op bezwaar van 28 september 2021 (bestreden beslissing) heeft het Hoofd DBSB het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellante op 4 november 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht door indiening van een pro-forma beroepschrift, welk zij vervolgens op
17 december 2021 heeft aangevuld (beroep).
Verweerder heeft op 11 februari 2022 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 22 juni 2022. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M. Els, occuperende voor mr. J.M.A.M. Ponsioen.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Bij het Lob-verzoek heeft appellante verweerder verzocht om openbaarmaking, krachtens de Lob, van interne correspondentie tussen verweerder en externe derden over appellante, en wel naar aanleiding van de uitschrijving van [persoon A] van het adres [adres].
1.2
Bij de primaire beschikking heeft het Hoofd DBSB appellante bericht dat het verzoek van appellante een individueel geval betreft en niet een beleidsaangelegenheid, waardoor niet aan het verzoek kan worden voldaan. In de beschikking staat voorts:
“(…)
Wellicht ten overvloede merk ik op dat dhr. [persoon A] reeds sinds 27-07-2017 wederom is ingeschreven op het adres [adres].
(…)”.
1.3
Daartegen heeft appellante op 25 november 2020 bezwaar gemaakt.
1.4
Bij de bestreden beslissing heeft het Hoofd DBSB het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd.
standpunten van partijen
2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing en voert daartoe - kort samengevat - aan dat in de bestreden beslissing enkel wordt gerefereerd aan de inhoud van de primaire beschikking. Dit is niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 22, eerste lid, van de Lar, nu een volledige heroverweging van de oorspronkelijke beschikking dient plaats te vinden. Voorts heeft appellante aangevoerd dat het bezwaarschrift niet naar de bezwaaradviescommissie Lar is doorgestuurd alvorens een beslissing te nemen en dat dit strijdigheid oplevert met artikel 15 van de Lar.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellante in haar bezwaarschrift geen punten heeft aangedragen die zouden moeten leiden tot heroverweging van de primaire beschikking. Om die reden is het standpunt gehandhaafd dat de informatie die door appellante wordt verzocht geen beleidsaangelegenheid betreft. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat de beslistermijn reeds (ruim) was verstreken toen DBSB het bezwaarschrift had ontvangen en dat dit voor rekening van appellante dient te komen. Appellante heeft het bezwaarschrift immers niet conform de rechtsmiddelenclausule van de primaire beschikking rechtstreeks bij DBSB ingediend. Omdat de beslistermijn al ruim was verstreken heeft DBSB in het belang van appellant op 28 september 2021 een beslissing op het bezwaar genomen, aldus nog steeds verweerder.
wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Lar wordt in een beschikking vermeld dat binnen zes weken na dagtekening van de beschikking een bezwaarschrift kan worden ingediend bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven.
Ingevolge het tweede lid, kan in afwijking van het eerste lid, worden vermeld dat het aan het bestuursorgaan te richten bezwaarschrift ingediend moet worden bij een bepaalde dienst of instelling.
3.2
Ingevolge artikel 15 van de Lar stelt het bestuursorgaan, tenzij het bezwaarschrift op grond van artikel 12, eerste lid, of artikel 14, tweede lid, niet-ontvankelijk heeft verklaard, het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken in handen van de bezwaaradviescommissie:
a. uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, of
b. indien toepassing is gegeven aan artikel 14, eerste lid, uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn.
beoordeling
4. Naar het oordeel van het gerecht kan de bestreden beslissing wegens strijdigheid met artikel 15 van de Lar niet in stand blijven. Vaststaat immers dat het bezwaarschrift niet in handen is gesteld van de bezwaaradviescommissie. Nu het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk is verklaard wegens één van de uitzonderinggronden genoemd in artikel 15 van de Lar, is de bestreden beslissing in strijd genomen met deze bepaling (ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN6680). Dat appellante, anders dan in de rechtsmiddelen-clausule van de primaire beschikking is vermeld, het bezwaarschrift niet bij de DBSB heeft ingediend, maakt dat niet anders. Uit de stukken blijkt dat het bezwaarschrift gericht is aan verweerder en ingediend is bij het Bureau Interne Diensten, de instantie belast met de postregistratie van de overheid. Van incorrecte indiening van het bezwaarschrift is dus geen sprake.
5. Het voorgaande in aanmerking nemende, zal het gerecht het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
6. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure zijdens appellante, die begroot worden op Afl. 700,- aan rechtskundig bijstand (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 1).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden beslissing van 28 september 2021;
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van Afl. 700,-;
gelast de teruggave van het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.