Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Appellante],
PROCESVERLOOP
17 december 2021 heeft aangevuld (beroep).
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft appellante, wonende in Aruba, een verzoek ingediend om openbaarmaking van correspondentie tussen de Minister van Algemene Zaken en externe derden, op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Dit verzoek werd op 10 november 2020 afgewezen door het Hoofd Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (Hoofd DBSB), omdat het verzoek volgens hem een individueel geval betrof en geen beleidsaangelegenheid was. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 28 september 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante op 4 november 2021 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.
De behandeling van de zaak vond plaats op 22 juni 2022, waarbij appellante en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door mr. A.M. Els. De rechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van appellante niet in handen is gesteld van de bezwaaradviescommissie, wat in strijd is met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De rechter oordeelde dat de bestreden beslissing niet in stand kon blijven en verklaarde het beroep gegrond. Verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op Afl. 700,-. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn en vond plaats op 14 december 2022. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.