ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN6680

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 047/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze Arubaanse zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Vreemdelingenzaken. De vreemdeling had eerder een verzoek ingediend dat op 30 november 2007 werd afgewezen. Hiertegen maakte zij bezwaar, maar de minister verklaarde dit bezwaar ongegrond op 11 juli 2008. De vreemdeling stelde beroep in bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, maar dit beroep werd op 11 maart 2009 niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling ging hiertegen in hoger beroep, dat op 5 november 2009 werd behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Het Hof oordeelde dat de vreemdeling ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard door het Gerecht. De vreemdeling had wel degelijk belang bij haar beroep, aangezien zij drie jaar op basis van een vergunning tot tijdelijk verblijf in Aruba had verbleven. Het Hof stelde vast dat de minister het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaaradviescommissie had gesteld, wat in strijd was met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat de minister het bezwaarschrift alsnog in handen moest stellen van de bezwaaradviescommissie.

Daarnaast werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling en moest het land Aruba het griffierecht teruggeven. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 18 december 2009.

Uitspraak

HLAR 047/09
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[…],
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 maart 2009 in zaak nr. 2772 van 2008 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 30 november 2007 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een verzoek van appellante (hierna: de vreemdeling) om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 11 juli 2008 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 maart 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 22 april 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 november 2009, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. A.A. Henriquez, werkzaam in dienst van het land, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht, door het door haar ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat zij daarbij belang heeft.
2.1.1. De vreemdeling kon tegen de beschikking van 11 juli 2008 beroep instellen bij het Gerecht. Dat de vreemdeling, zoals het Gerecht heeft overwogen, drie jaren krachtens een vergunning tot tijdelijk verblijf hier te lande heeft verbleven, brengt niet met zich dat zij geen belang had bij het door haar ingestelde beroep. Nu ook anderszins geen grond bestond om dat te doen, heeft het Gerecht het beroep ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. Het betoog slaagt.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het Hof zal de zaak evenwel niet naar het Gerecht terugverwijzen, nu het bij het Gerecht door de vreemdeling ingestelde beroep kennelijk gegrond is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.3. In beroep heeft de vreemdeling betoogd dat de minister het bezwaarschrift ten onrechte niet in handen van de bezwaaradviescommissie heeft gesteld.
2.3.1. De minister heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie heeft gesteld. Weliswaar heeft de minister ter zitting gesteld dat de bezwaaradviescommissie de ontvangst van het bezwaarschrift bij brief van 3 april 2009 heeft bevestigd, maar die brief heeft geen betrekking op het in deze zaak ingediende bezwaarschrift. Nu de minister het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het bezwaarschrift in strijd met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak niet in handen van de bezwaaradviescommissie gesteld.
2.4. Het beroep is gegrond. De beschikking van 11 juli 2008 komt voor vernietiging in aanmerking. De minister dient het bezwaarschrift alsnog in handen te stellen van de bezwaaradviescommissie en na van haar advies te hebben ontvangen te beslissen op het door de vreemdeling gemaakte bezwaar.
2.5. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Het Hof ziet aanleiding om daarbij een wegingsfactor van 0,25 toe te passen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 maart 2009 in zaak nr. 2772 van 2008;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 11 juli 2008, kenmerk crv-[crv-nummer], ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt die beschikking;
V. draagt de minister van Vreemdelingenzaken op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak het bezwaarschrift in handen te stellen van de bezwaaradviescommissie;
VI. veroordeelt de minister van Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,00 (zegge: driehonderd vijftig gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Vreemdelingenzaken aan [appellante] te worden betaald;
VII. gelast dat het land Aruba aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,