ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN6680
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- N.M. Martinez
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze Arubaanse zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Vreemdelingenzaken. De vreemdeling had eerder een verzoek ingediend dat op 30 november 2007 werd afgewezen. Hiertegen maakte zij bezwaar, maar de minister verklaarde dit bezwaar ongegrond op 11 juli 2008. De vreemdeling stelde beroep in bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, maar dit beroep werd op 11 maart 2009 niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling ging hiertegen in hoger beroep, dat op 5 november 2009 werd behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Het Hof oordeelde dat de vreemdeling ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard door het Gerecht. De vreemdeling had wel degelijk belang bij haar beroep, aangezien zij drie jaar op basis van een vergunning tot tijdelijk verblijf in Aruba had verbleven. Het Hof stelde vast dat de minister het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaaradviescommissie had gesteld, wat in strijd was met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat de minister het bezwaarschrift alsnog in handen moest stellen van de bezwaaradviescommissie.
Daarnaast werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling en moest het land Aruba het griffierecht teruggeven. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 18 december 2009.