[verdachte],
geboren op [datum] 1997 in Aruba,
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A.V. Carlo, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. E. Stevens, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van elf (11) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
- de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen;
- de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen;
- de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte ;
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van in totaal Afl. 26.550,95, de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen hij overigens heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel;
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en heeft verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 1 mei 2022, te Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij], brigadier bij het Korps Politie Aruba, van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto is gaan rijden en/of is blijven rijden en/of (daarbij) zijn snelheid heeft verhoogd en/of is blijven verhogen, terwijl die [benadeelde partij] zich naast en/of (gedeeltelijk) in die auto bevond en/of (waarbij) hij, verdachte, die [benadeelde partij] vast hield en/of meesleepte en/of (vervolgens) met die door hem, verdachte, bestuurde auto op een lantaarnpaal is af- en/of ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen, subsidiair,
hij op of omstreeks 1 mei 2022, te Aruba, aan [benadeelde partij], brigadier bij het Korps Politie Aruba, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (gecompliceerde) (open) botbreuken aan zijn arm(en) en/of hand(en), heeft toegebracht, door met een door hem, verdachte, bestuurde auto te gaan rijden en/of blijven rijden en/of (daarbij) zijn snelheid te verhogen en/of blijven verhogen, terwijl die [benadeelde partij] zich naast en/of (gedeeltelijk) in die auto bevond en/of (daarbij) die [benadeelde partij] vast te houden en/of mee te slepen en/of (vervolgens) met die door hem, verdachte, bestuurde auto op een lantaarnpaal af- en/of in te rijden;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen, meer subsidiair,
hij op of omstreeks 1 mei 2022, te Aruba, aan [benadeelde partij], brigadier bij het Korps Politie Aruba, heeft mishandeld met een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wapenverordening, immers is hij, verdachte, met een door hem, verdachte, bestuurde auto gaan rijden en/of blijven rijden en/of heeft hij (daarbij) zijn snelheid te verhoogt en/of blijven verhogen, terwijl die [benadeelde partij] zich naast en/of (gedeeltelijk) in die auto bevond en/of heeft, hij, verdachte, (daarbij) die [benadeelde partij] vastgehouden en/of meegesleept en/of (vervolgens) is hij, verdachte, met die door hem, verdachte, bestuurde auto op een lantaarnpaal af- en/of ingereden,
waardoor die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (gecompliceerde) (open) botbreuken aan zijn arm(en) en/of hand(en), heeft bekomen;
2. hij op of omstreeks 1 mei 2022, te Aruba, [aangever 2] en/of [getuige 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever 2] en/of [getuige 1] een vuurwapen te tonen en/of voor te houden en/of met een vuurwapen op die [aangever 2] en/of [getuige 1] af te lopen en/of (vervolgens) sprekende over die [aangever 2] aan die [getuige 1] mede te delen "Unda e guy ta?" en/of " Hala of mi ta tira bo" en/of " mi ta tirabo mata", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, welke woorden ter kennis van die [aangever 2] zijn gekomen en/of dat hij, verdachte in een nachtclub ("Upstairs") met een vuurwapen in zijn hand op zoek is naar die [aangever 2], welke handelingen ter kennis van die [aangever 2] zijn gekomen ;
3. hij op een of meer momenten op of omstreeks 1 mei 2022 te Aruba een vuurwapen en/of munitie, te weten een revolver, in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad; artikel 3 van de Vuurwapenverordening.
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak onder 1 primair
Ander dan de officier van justitie, is het Gerecht van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 1 ten laste gelegde. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
De vraag is allereerst of op grond van de gedragingen van verdachte kan worden bewezen dat verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) had op de dood van de politieagent. Het Gerecht zal hierna eerst het juridisch kader van (voorwaardelijk) opzet op de dood bespreken, waarna de gedragingen van verdachte aan de hand van dat kader beoordeeld zullen worden.
Vol opzet
Het Gerecht overweegt dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het oogmerk had om met zijn handelen het slachtoffer te doden. Verdachte heeft ontkend dat dat zijn bedoeling was en ook het handelen van de verdachte als zodanig is naar het oordeel van het Gerecht – mede gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen onder het kopje ‘Voorwaardelijk opzet’ – niet van zodanige aard, dat daaruit voortvloeit dat de verdachte dat oogmerk had. Ander bewijs voor vol opzet bij de verdachte is niet voorhanden.
Voorwaardelijk opzet
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals de dood van een ander – aanwezig wanneer de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Bij de beantwoording van de vraag of daarvoor voldoende bewijs voorhanden is, is van belang of de gedraging van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zo zeer gericht op het doden van het slachtoffer dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg willens en wetens heeft aanvaard. Naar het oordeel van het Gerecht zou dat in casu het geval zijn als op grond van de bewijsmiddelen moet worden aangenomen dat de verdachte zijn auto welbewust, opzettelijk met hoge snelheid vlak langs een lantaarnpaal heeft gestuurd en zo het slachtoffer tegen die lantaarnpaal heeft doen botsen.
Voor dat opzet vindt het Gerecht in de bewijsmiddelen echter onvoldoende aanknopingspunten. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
Het slachtoffer heeft verklaard zijn arm binnen de auto van de verdachte te hebben gestoken om te verhinderen dat hij zou wegrijden. Hij heeft voorts verklaard dat de verdachte niettemin is weggereden en met één hand zijn naar binnen gestoken arm heeft vastgegrepen, zodat hij werd meegesleurd en uiteindelijk tegen een lantaarnpaal links van de weg is gebotst.
De verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer het stuur van de auto heeft vastgegrepen waardoor de auto is gaan slingeren en daardoor naar de overzijde van de weg is gereden waar zich de lantaarnpaal bevond. De verdachte ontkent dat het zijn bedoeling was om zo dicht langs de lantaarnpaal te rijden.
Dat de auto is gaan slingeren wordt mede bevestigd door de gehoorde getuige.
Naar het oordeel van het Gerecht kan op grond van het vorenstaande niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte zijn auto welbewust vlak langs de lantaarnpaal heeft gestuurd. Ook uitgaande van het relaas van het slachtoffer kan niet als onaannemelijk worden uitgesloten dat de verdachte, als gevolg van het vastgrijpen en vasthouden van de arm van het slachtoffer, niet de volledige controle over het voertuig had. Het waargenomen slingeren van de auto past ook in dit beeld. De conclusie is dan ook dat de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen niet de gevolgtrekking rechtvaardigt dat hij de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daardoor zou komen te overlijden willens en wetens heeft aanvaard. Andere bewijsmiddelen waaruit dit kan worden afgeleid zijn niet voorhanden. Dat het handelen van de verdachte gevaarzettend was en zelfs als roekeloos valt te bestempelen maakt dit niet anders.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1. hij op
of omstreeks1 mei 2022, te Aruba, aan [benadeelde partij], brigadier bij het Korps Politie Aruba, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of
meer (gecompliceerde
) (open
)botbreuk
enaan zijn arm
(en) en/of hand(en),heeft toegebracht, door met een door hem, verdachte, bestuurde auto te gaan rijden en
/ofblijven rijden en
/of (daarbij
)zijn snelheid te verhogen
en/of blijven verhogen, terwijl die [benadeelde partij] zich naast en
/of (gedeeltelijk
)in die auto beyond en
/of (daarbij
)die [benadeelde partij] vast te houden en
/ofmee te slepen en
/of (vervolgens)met die door hem, verdachte, bestuurde auto op een lantaarnpaal af
en/of inte rijden;
2. hij op
of omstreeks1 mei 2022, te Aruba, [aangever 2] en
/of[getuige 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door die
[aangever 2] en/of[getuige 1] een vuurwapen te tonen en
/ofvoor te houden en
/ofmet een vuurwapen op die
[aangever 2] en/of[getuige 1] af te lopen en
/of (vervolgens
)sprekende over die [aangever 2] aan die [getuige 1] mede te delen "Unda e guy ta?" en
/of" Hala of mi ta tira bo" en
/of" mi ta tirabo mata"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,welke woorden ter kennis van die [aangever 2] zijn gekomen en
/ofdoorin een nachtclub ("Upstairs") met een vuurwapen in zijn hand op zoek
te gaannaar die [aangever 2], welke handelingen ter kennis van die [aangever 2] zijn gekomen ;
3. hij op
een of meer momenten op of omstreeks1 mei 2022 te Aruba een vuurwapen en
/ofmunitie, te weten een revolver,
in elk geval een vuurwapenen
/ofmunitie als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad
.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Omwille van de leesbaarheid zijn wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De
verklaring van de verdachte, op 14 oktober 2022 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Ik werd door de politie staande gehouden en toen realiseerde ik dat ik een vuurwapen in de auto had. Ik wilde niet opgesloten worden en startte de auto en gaf gas. De agent was aan het stuur blijven hangen. Op een gegeven moment reden we tegen het trottoir, ik denk dat de agent toen ten val kwam. Ik wilde ontkomen aan een aanhouding omdat ik wist dat ik die avond een vuurwapen in mijn auto had. Dat vuurwapen is hetzelfde vuurwapen die naast de [auto]is aangetroffen die avond. Het vuurwapen is niet van mij, maar ik had het wel bij me in de auto en had het eerder die avond in mijn hand bij de nachtclub “Upstairs”. Ik had het vuurwapen die avond in mijn hand, het was mijn bedoeling om de aangever (het Gerecht begrijpt [aangever 2]) te laten schrikken.
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 mei 2022 (bijlage 2.1), voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [benadeelde partij], -zakelijk weergegeven-:
Op 1 mei 2022 hielden wij een [auto] aan ter controle. Ik herkende de man als de welbekende van politie en justitie [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] aanstalten deed om zijn auto te starten, ik stak mijn rechterhand in zijn auto om de contactsleutel uit het contact te halen maar het lukte mij niet. [verdachte] had zijn auto gestart en begon met hoge snelheid weg te rijden. Ik sloeg tegen een lantaarnpaal en liep letsel op aan mijn rechter hand, mijn linker voorarm, mijn rechter been en linker onderbeen. Ik zag dat ik een openbotbreuk had aan mijn linker voorarm. Ik zag hierna dat mijn linker voorarm in een onnatuurlijke positie stand hing.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. (bijlage 2.3), voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [aangever 2], -zakelijk weergegeven-:
Ik was op 1 mei 2022 op de 1e verdieping van Upstairs toen ik [verdachte] en twee vrienden de trap op kwamen lopen. Er ontstond een hevige vechtpartij tussen ons. Ik ging vervolgens achter de DJ-booth schuilen. Luis vertelde mij dat de drie mannen opzoek waren naar mij en [verdachte] had [getuige 1] bedreigd dat hij hem zou doodschieten.
4. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 mei 2022 (bijlage 4.1), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 2]-zakelijk weergegeven-:
Op zijn vraag hoorde ik dat de bestuurder van de [auto] tegen de politieagent zei om hem asjeblieft naar huis te laten gaan. Vervolgens hoorde ik dat de andere politieagent aan de bestuurder ook had gevraagd of hij in het bezit is van een vuurwapen. Vervolgens kon ik niet horen wat de bestuurder had geantwoord. Meteen hierna hoorde ik dat de bestuurder van de [auto] de motor van de auto weer startte. Direct hierna zag ik dat de politieagent die bij de bestuurderszijde van de [auto] stond, door de auto werd gesleept. Ik zag dat de [auto] met echt hoge snelheid recht naar voren reed terwijl de politieagent bij de bestuurderszijde van de [auto] hing. Vervolgens reed de [auto] de weg op en begon ‘zig zag’ over de weg te rijden en vervolgens, gekomen bij de kruising, reed de [auto], terwijl de politieagent nog steeds aan de bestuurderszijde van de auto hing, de berm gelegen aan de oostelijke kant van de weg op en reed direct richting een lantaarnpaal met het gevolg dat de politieagent met zijn lichaam tegen bedoelde lantaarnpaal sloeg. Vervolgens was de politieagent op de grond gevallen. Hierna rende ik meteen naar beneden richting de politieagent met een stuk kleding. Daar bij de politieagent zag ik dat het bot van zijn arm uitstak en helemaal kapot was. Ik zag dat zijn botten uit zijn handen staken.
5. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 mei 2022 (bijlage 4.4), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 1],-zakelijk weergegeven-:
Op 1 mei 2022 bevond ik me bij Upstairs. Ik zag dat [verdachte] (het Gerecht begrijpt verdachte) de trap van Upstairs op kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] de revolver had. Hij vroeg waar mijn vriend was (het Gerecht begrijpt aangever [aangever 2]). Ik zag dat [verdachte] de revolver in zijn rechterhand hield. Hierna schreeuwde [verdachte] in mijn richting het volgende: “Hala of mi ta tira bo”
(schuif of ik schiet je).Ik hoorde de man met lange haar tegen [verdachte] zeggen “ban di kinan”
(laten we van hier gaan).[verdachte] schreeuwde tegen hem: “No, mi ta bai tire”.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2022 (bijlage 3.1), voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant [verbalisant], - zakelijk weergegeven -:
Het incident vond plaat tussen de percelen [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2]. Ik werd door surveillanten van de Motor Unit gestopt en op de hoogte gesteld dat naast het trottoir van de T-kruising ten noorden van het perceel [perceelnummer 3] een vuurwapen werd aangetroffen. De surveillanten wezen mij een revolver aan.
7. Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek vuurwapen d.d. 16 mei 2022 (bijlage 3.2), voor zover inhoudende, als
relaas van die [verbalisant], -zakelijk weergegeven-:
Het aangeboden vuurwapen betreft een revolver van het merk Smith & Wesson en kaliber .38. In de trommel werden twee patronen aangetroffen. Het betreft een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening.
Vast is komen te staan dat verdachte op [pleeg datum] is staande gehouden door politieambtenaren, waarna verdachte zijn auto startte om aan aanhouding te ontkomen. De politie ambtenaar trachtte dit te voorkomen door met zijn arm naar binnen te reiken, maar slaagde niet in zijn opzet. Wetende dat de politie ambtenaar zich deels binnen zijn auto bevond, trok verdachte met hoge snelheid op, de politieambtenaar meeslepend totdat deze tegen een lantaarnpaal botste en ten val kwam en daarbij gewond raakte. Naar het oordeel van het Gerecht is het handelen van de verdachte zodanig gevaarzettend en roekeloos, dat het niet anders kan dan dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dit betekent dat hij het letsel bij het slachtoffer opzettelijk heeft toegebracht. Anders dan door de verdediging is betoogd is het toegebrachte letsel – naar uit de bewijsmiddelen blijkt een gecompliceerde openbotfractuur – naar zijn aard aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De omstandigheid dat zich ter zake geen medische verklaring in het procesdossier bevindt doet daar niet aan af.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Subsidiair: Zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:255, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
3. Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling gepleegd tegen een politieambtenaar. Handelingen als die van de verdachte bemoeilijken het werk van de betreffende politieambtenaren. Bovendien getuigt dergelijk gedrag van een gebrek aan respect voor deze ambtenaren, die zijn belast met het handhaven van de openbare orde en veiligheid en die simpelweg bezig waren met hun werk. De verdachte heeft voorts met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de ingediende vordering van de benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer thans nog steeds klachten ondervindt als gevolg van het letsel dat hij heeft opgelopen.
Daarnaast heeft verdacht zich schuldig gemaakt aan bedreiging en het verboden bezit van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie. Vuurwapenbezit behoort tot een categorie feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Het Gerecht rekent verdachte dit ook zwaar aan.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister, eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, dit heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De [auto]is vatbaar voor verbeurdverklaring. Het betreft een goed met betrekking tot welke het onder subsidiair onder 1 bewezen verklaarde is begaan. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten.
Het vuurwapen en de munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het betreft voorwerpen met betrekking tot welke het onder 3 bewezen verklaarde is begaan. Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen is bovendien in strijd met de wet. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 50.000,-. Bestaande uit materiele schade, te weten inkomstenderving, voor het bedrag van Afl. 28.949,05. Daarnaast bestaat de vordering uit immateriële schade, tot een bedrag van Afl. 21.050,95.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot in elk geval een bedrag een bedrag van Afl. 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022, ter zake van inkomensderving ten gevolge van gemiste overuren. Hoewel niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld hoeveel overuren de benadeelde partij door zijn letsel niet heeft kunnen verrichten acht het Gerecht het, mede gelet op de aard van de werkzaamheden van een politieagent, aannemelijk dat overuren daarvan een integraal deel van uitmaken. Het Gerecht acht aannemelijk dat hij in ieder geval Afl. 5.000,- schade heeft geleden als gevolg van gederfde inkomsten. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Wat het meer gevorderde betreft leent de vordering zich niet voor behandeling in de strafzaak zodat de benadeelde partij zich ter zake tot de burgerlijke rechter dient te wenden. De vordering dient in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding ter zake van immateriële schade acht het Gerecht aannemelijk dat die schade, gelet op de impact die het strafbare feit op de benadeelde partij moet hebben gehad, in elk geval kan worden begroot op Afl. 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022. Wat het meer gevorderde betreft leent de vordering zich niet voor behandeling in de strafzaak zodat de benadeelde partij ook ter zake van deze schadepost tot de burgerlijke rechter dient te wenden. De vordering dient ook in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75, 1:78, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.