ECLI:NL:OGEAA:2022:37

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
AUA202103708
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige onttrekking van goederen uit de echtelijke woning tijdens echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de vrouw goederen zonder recht of titel uit de voormalige echtelijke woning gehaald, in strijd met een gerechtelijke uitspraak die haar dat verbood. De man, die de goederen in de woning had gelaten, vorderde in kort geding dat de vrouw deze binnen 48 uur zou terugbrengen. De vrouw voerde verweer en stelde dat zij recht had op de goederen omdat de verdeling van de gemeenschap nog niet had plaatsgevonden en dat zij de goederen had verkocht om schulden af te lossen. De rechter oordeelde dat de vrouw onrechtmatig had gehandeld door de goederen weg te nemen en dat de gerechtelijke uitspraak van 29 november 2021, die de man het gebruik van de woning en de inboedel toestond, nog steeds van kracht was. De rechter wees de vordering van de man toe en legde een dwangsom op aan de vrouw voor elke dag dat zij niet aan de uitspraak voldeed. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Vonnis van 7 januari 2022
Behorend bij K.G. nr. AUA202103708
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. C. Helen Lejuez,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 10 december 2021;
- de brief zijdens de man met één productie, ingediend op 23 december 2021;
- de brief zijdens de vrouw met producties, ingediend op 23 december 2021;
- het verweerschrift, ingediend ter zitting;
- de pleitaantekeningen van de vrouw;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 27 december 2021, waarbij zijn verschenen partijen in persoon en bijgestaan door hun gemachtigde.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Partijen zijn op 13 juni 2008 in Aruba binnen gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn twee minderjarige kinderen geboren: [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2005 in Aruba en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2008 in Aruba (hierna: de minderjarigen).
2.3
Bij beschikking van 8 november 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.4
Bij beschikking van 29 november 2021 behorend bij E.J. nr. AUA202102087 heeft het gerecht bepaald dat de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheiding voort te zetten (hierna: de gerechtelijke uitspraak).
2.5
Op 29 november 2021 heeft de vrouw de volgende goederen uit de (voormalige) echtelijke woning te [adres], [plaats], [district] (hierna: de woning), gehaald:
- 1 ijskast
- 1 fornuis
- 1 wasmachine
- 2 woonkamer set
- 1 eetkamer set
- 2 grote televisietoestellen
- 1 grote radio
- het eetservies
- het bestek
- alle potten en pannen
- 1 magnetron
- 1 broodrooster
- 1 blender
- 6 barstoelen
- alle gordijnen
- de slaapkamer set van partijen bestaande uit een bed, een kast en een toilettafel
- 2 fietsen toebehorende aan de kinderen
- 1 betonmolen
- 12 dikke houten (plywood) platen
- alle potten met daarin geplante planten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De man vordert dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
- de vrouw gebiedt om, binnen achtenveertig (48) uur na betekening van dit vonnis, de goederen zoals omschreven in r.o. 2.6 terug brengt naar de woning;
- bepaalt dat de vrouw, indien zij niet tijdig of niet volledig voldoet aan dit vonnis, zij een dwangsom verbeurt van Afl. 500,- per dag voor iedere dag dat zulk een overtreding voortduurt;
- de vrouw veroordeelt in de proceskosten.
3.2
De man grondt zijn vordering erop dat de vrouw jegens hem onrechtmatig handelt door de goederen uit de woning te halen en deze niet terug te brengen. De man stelt dat de waarde van de door de vrouw meegenomen spullen kan worden geschat op Afl. 12.800,-. Verder stelt de man dat hij er groot belang bij heeft dat de vrouw de goederen terugbrengt, omdat hij onvoldoende inkomen uit arbeid geniet om de goederen op dit moment zelf aan te schaffen. De man heeft tijdelijk een kleine ijskast van zijn moeder geleend, maar buiten de twee kinderbedjes die de vrouw heeft laten staan woont hij met de twee minderjarige kinderen in een lege (voormalige) echtelijke woning. Tot slot stelt de man dat de vrouw de goederen in de woning van haar zus, te [adres], [district], heeft opgeslagen.
3.3
De vrouw voert verweer en verzoekt het gerecht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering althans om de vordering van de man af te wijzen en om de man – uitvoerbaar bij voorraad – te veroordelen in de proceskosten.
3.4
De vrouw heeft aangevoerd dat de verdeling van de gemeenschap nog niet heeft plaatsgevonden, zij voor de helft rechthebbende is van de goederen, en derhalve bevoegd is de goederen mee te nemen en te verkopen. De goederen zijn bovendien door haar aangeschaft, aldus de vrouw. Verder stelt de vrouw dat de man strafrechtelijk is veroordeeld voor oplichting en dat de man bouwmaterialen waarmee partijen op hun terrein een appartement zouden gaan bouwen, welke bouwmaterialen in de gemeenschap vallen, heeft gebruikt voor zijn werk. Ook heeft hij juwelen van een vriendin van zijn moeder heeft gestolen en die juwelen heeft de man volgens de vrouw verpand bij La Estrella. De vrouw stelt dat zij de goederen heeft verkocht om met een gedeelte van de opbrengst de schuld bij La Estrella, die door toedoen van de man is ontstaan, af te lossen en op grond van artikel 1:102 BW daartoe bevoegd was. Het andere gedeelte van de opbrengst heeft de vrouw aangewend om een schuld bij de tandarts af te lossen. Tot slot stelt de vrouw dat zij, gelet op het strafrechtelijk verleden van de man, vreesde dat de man de goederen zou verduisteren. Volgens de vrouw is de gemeenschap niet benadeeld omdat de opbrengt van de verkoop van de goederen gebruikt is om gemeenschappelijke schulden af te lossen. Volgens de vrouw kan zij ook niet aan de vordering voldoen, omdat deze feitelijk onmogelijk is nu zij de goederen reeds heeft verkocht.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van de man bij zijn vordering volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
Vast staat dat de vrouw de goederen (nog) zonder recht of titel en in strijd met de gerechtelijke uitspraak van 29 november jl. uit de (voormalige) echtelijke woning heeft gehaald. De vrouw handelt daardoor onrechtmatig jegens de man. De rechterlijke uitspraak betreft een ordemaatregel gedurende de echtscheidingsprocedure en de vrouw frustreert deze maatregel (op voorhand) door eigenrichting te plegen door op onrechtmatige wijze de goederen uit de (voormalige) echtelijke woning weg te nemen. De verdeling van de gemeenschap (inclusief goederen en schulden) dient nog plaats te vinden en doet aan de geldigheid van die (tijdelijke) ordemaatregel niet af en legitimeert de vrouw niet tot het wegnemen van de goederen die tot de ontbonden maar nog niet verdeelde gemeenschap behoren. De stellingen van partijen omtrent wie rechthebbende is van de goederen, wie de goederen heeft aangeschaft en wie de schulden is aangegaan of voor wiens rekening deze dient te komen, kunnen om die reden verder onbesproken blijven.
4.3
De stelling van de vrouw dat zij de goederen heeft verkocht, is door de man gemotiveerd betwist en door de vrouw op geen enkele wijze onderbouwd, en wordt om die reden gepasseerd. Van belang is dat de man onweersproken heeft gesteld dat de goederen zich in de woning van de zus van de vrouw te [adres], [district], bevinden. De conclusie luidt dat de vordering van de man zal worden toegewezen.
4.4
Nu de vrouw zich (op voorhand) niet aan de gerechtelijke uitspraak houdt, zullen de gevorderde dwangsommen gemaximeerd worden opgelegd aan de vrouw als eveneens na te melden.
4.5
Gelet op de aard van de procedure en de relatie tussen partijen, ziet het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
5.1
gebiedt de vrouw om de goederen, zoals omschreven in rechtsoverweging 2.6, binnen achtenveertig uur na betekening van dit vonnis aan de vrouw, terug brengt naar de woning te [adres], [plaats], [district], met uitzondering van haar eigen lijfsgoederen;
5.2
veroordeelt de vrouw tot betaling van een dwangsom van Afl. 500,- voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling onder nummer 5.1 voldoet en maximeert de te verbeuren dwangsommen tot een bedrag van Afl. 15.000,-;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 7 december 2022 in aanwezigheid van de griffier.