In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap RBC Royal Bank (Aruba) N.V. (hierna: RBC) een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap Zega Corporation N.V. (hierna: Zega) wegens niet-nakoming van een betalingsregeling. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 juni 2021 werd ingediend. De partijen hadden eerder een schuldbekentenis ondertekend waarin Zega zich verplichtte om een schuld van Afl. 82.229,59, samen met buitengerechtelijke incassokosten en betekeningskosten, in termijnen te betalen. Zega heeft echter niet voldaan aan deze betalingsverplichtingen.
RBC vorderde in deze procedure dat Zega werd veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Zega refereerde zich aan het oordeel van de rechter, wat betekent dat zij de vordering niet heeft betwist. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vordering van RBC tot betaling van Afl. 82.229,59 niet is weersproken en dus toewijsbaar is. De gevorderde rente werd toegewezen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, omdat de schuldbekentenis pas in april 2021 was aangegaan.
Het Gerecht heeft Zega veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, de overeengekomen rente, de betekeningskosten en de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is Zega ook veroordeeld in de proceskosten van RBC. Het vonnis is uitgesproken op 19 januari 2022 door rechter J.M.J. Keltjens en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.