ECLI:NL:OGEAA:2022:36

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
AUA202101772
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld met rente en kosten

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap RBC Royal Bank (Aruba) N.V. (hierna: RBC) een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap Zega Corporation N.V. (hierna: Zega) wegens niet-nakoming van een betalingsregeling. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 juni 2021 werd ingediend. De partijen hadden eerder een schuldbekentenis ondertekend waarin Zega zich verplichtte om een schuld van Afl. 82.229,59, samen met buitengerechtelijke incassokosten en betekeningskosten, in termijnen te betalen. Zega heeft echter niet voldaan aan deze betalingsverplichtingen.

RBC vorderde in deze procedure dat Zega werd veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Zega refereerde zich aan het oordeel van de rechter, wat betekent dat zij de vordering niet heeft betwist. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vordering van RBC tot betaling van Afl. 82.229,59 niet is weersproken en dus toewijsbaar is. De gevorderde rente werd toegewezen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, omdat de schuldbekentenis pas in april 2021 was aangegaan.

Het Gerecht heeft Zega veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, de overeengekomen rente, de betekeningskosten en de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is Zega ook veroordeeld in de proceskosten van RBC. Het vonnis is uitgesproken op 19 januari 2022 door rechter J.M.J. Keltjens en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 19 januari 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202101772
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
RBC ROYAL BANK (ARUBA) N.V.,
gevestigd in Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: RBC,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
de naamloze vennootschap
ZEGA CORPORATION N.V.,
gevestigd in Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: Zega,
gemachtigde: de advocaat mr. C.R.O. Richardson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 29 juni 2021;
- het e-mailbericht van 17 november 2021 zijdens Zega.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij schuldbekentenis van omstreeks april 2021 hebben partijen afgesproken dat Zega de schuld van Afl. 82.229,59, de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 7.500,- en de betekeningskosten van Afl. 234,55, vanaf mei 2021 in maandelijkse termijnen van Afl. 3.000,- betaalt en in december 2021 eenmalig Afl. 10.000,- betaalt.
2.2
In de schuldbekentenis staat, voor zover van belang, onder meer het volgende opgenomen:

If any of the aforementioned amounts are not paid in full when due, the full outstanding remainder of the claim will be immediately due and payable without any further notice of default being necessary.“.
2.3
Zega heeft zich niet aan de betalingsregeling gehouden.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
RBC vordert dat het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Zega veroordeelt om aan haar te betalen Afl. 82.229,59, vermeerderd met de overeengekomen rente van 18% per jaar vanaf 4 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, Afl. 234,55 aan betekeningskosten en Afl. 2.250,- aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Zega tot betaling van de proceskosten.
3.2
Zega refereert zich, met betrekking tot de vorderingen, naar het oordeel van de rechter.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vordering van RBC tot betaling van Afl. 82.229,59 is door Zega niet weersproken. Dit betekent dat de gestelde schuld vast staat en dat de vordering toewijsbaar is.
4.2
De gevorderde overeengekomen rente zal worden toegewezen vanaf datum indiening van het verzoekschrift, nu gesteld noch gebleken is op grond waarvan de overeengekomen rente vanaf 4 september 2020 verschuldigd is. De schuldbekentenis, die de grondslag van de vordering betreft, is pas in april 2021 aangegaan. Om die reden heeft de hoofdsom nimmer vóór april 2021 opeisbaar kunnen zijn.
4.3
De vordering tot betaling van Afl. 234,55 aan betekeningskosten is niet weersproken en kan op grond van artikel 6:96 lid 1 sub c BW worden toegewezen.
4.4
Zega zal de proceskosten van RBC moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
5.1
veroordeelt Zega om aan RBC tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van Afl. 82.229,59, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 18% per jaar vanaf 29 juni 2021 tot de dag der voldoening, alsmede tot betaling van Afl. 234,55 aan betekeningskosten en tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 2.250,-;
5.2
veroordeelt Zega in de kosten van de procedure, die tot op heden worden begroot op Afl. 820,- aan griffierechten, Afl. 204,15 aan oproepingskosten en Afl. 1.500,- aan gemachtigdensalaris.
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 19 januari 2022 in aanwezigheid van de griffier.