ECLI:NL:OGEAA:2022:348
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een uitzettingsbevel
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een verzoekster die in Aruba verblijft. De verzoekster, geboren in Venezuela, heeft sinds 2017 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleven. Op 12 september 2022 heeft de Minister van Justitie en Sociale Zaken een bevelschrift tot uitzetting van de verzoekster uitgevaardigd, met een terugkeerverbod van 66 maanden. Hiertegen heeft de verzoekster bezwaar gemaakt en op 21 september 2022 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht.
De zaak is behandeld op 5 oktober 2022, waarbij de verzoekster via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.J.C. Odor. De Minister van Justitie en Sociale Zaken werd vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran. De verzoekster heeft aangevoerd dat zij op 30 september 2022 een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend, nu haar partner, een genaturaliseerde Nederlander, aan de inkomensvereisten voldoet. De verzoekster betoogde dat de onmiddellijke uitvoering van het uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor haar zou meebrengen.
Het gerecht heeft overwogen dat, hoewel de verzoekster sinds 2017 zonder geldige verblijfstitel verblijft, er nieuwe gegevens zijn die de mogelijkheid van een verblijfsvergunning onderbouwen. Het gerecht heeft geoordeeld dat de onmiddellijke uitvoering van het uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor de verzoekster met zich zou brengen, en heeft daarom besloten het bevel tot uitzetting te schorsen totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan de verzoekster wordt teruggestort.