ECLI:NL:OGEAA:2022:348

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
AUA202203281
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een uitzettingsbevel

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een verzoekster die in Aruba verblijft. De verzoekster, geboren in Venezuela, heeft sinds 2017 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleven. Op 12 september 2022 heeft de Minister van Justitie en Sociale Zaken een bevelschrift tot uitzetting van de verzoekster uitgevaardigd, met een terugkeerverbod van 66 maanden. Hiertegen heeft de verzoekster bezwaar gemaakt en op 21 september 2022 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht.

De zaak is behandeld op 5 oktober 2022, waarbij de verzoekster via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.J.C. Odor. De Minister van Justitie en Sociale Zaken werd vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran. De verzoekster heeft aangevoerd dat zij op 30 september 2022 een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend, nu haar partner, een genaturaliseerde Nederlander, aan de inkomensvereisten voldoet. De verzoekster betoogde dat de onmiddellijke uitvoering van het uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor haar zou meebrengen.

Het gerecht heeft overwogen dat, hoewel de verzoekster sinds 2017 zonder geldige verblijfstitel verblijft, er nieuwe gegevens zijn die de mogelijkheid van een verblijfsvergunning onderbouwen. Het gerecht heeft geoordeeld dat de onmiddellijke uitvoering van het uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor de verzoekster met zich zou brengen, en heeft daarom besloten het bevel tot uitzetting te schorsen totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan de verzoekster wordt teruggestort.

Uitspraak

Uitspraak van 12 oktober 2022
Lar nr. AUA202203281

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 12 september 2022 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen en aan haar een terugkeerverbod opgelegd van 66 maanden.
Hiertegen heeft verzoekster op 21 september 2022 bezwaar gemaakt.
Op 21 september 2022 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 5 oktober 2022. Verzoekster is (via videoverbinding) verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
feiten
2.1
Verzoekster, geboren op [geboortedatum] 1979 in Venezuela, is op 19 november 2017 Aruba binnengekomen.
2.2
Op 28 augustus 2017 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om als “kitchen helper” werkzaam te zijn bij [bedrijf].
2.3
Op 17 augustus 2018 heeft verzoekster een samenlevingsovereenkomst afgesloten met [de partner], een genaturaliseerde Nederlander.
2.4
Op 17 mei 2019 heeft verzoekster een asielaanvraag ingediend.
2.5
Op 13 januari 2022 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verbleef in het kader van gezinshereniging.
2.6
Verzoekster maakt deel uit van de Arubaanse schaakbond. In dat kader is verzoeker op 24 juli 2022 vanuit Aruba naar Indië afgereisd voor een schaakwereldkampioentoernooi. Bij terugkomst op 11 augustus 2022 is aan verzoekster bij aanvang de toegang tot Aruba geweigerd. Aan verzoekster is vervolgens op 11 augustus 2022 een meldplicht opgelegd.
2.7
Bij beschikking van 4 augustus 2022 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie de onder 2.5 genoemde aanvraag afgewezen omdat de partner van verzoekster niet aan het inkomensvereiste voldoet. Hiertegen heeft verzoekster geen rechtsmiddelen aangewend.
2.8
Bij beschikking van 1 september 2022 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie de onder 2.4 genoemde asielaanvraag afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster geen rechtsmiddelen aangewend.
2.9
Bij onderscheiden bevelschriften van 12 september 2022 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen en aan haar een terugkeerverbod opgelegd van 66 maanden en heeft verweerder de inbewaringstelling van verzoekster bevolen. De inbewaringstelling is door de rechter-commissaris op 14 september 2022 rechtmatig geacht.
2.1
Op 30 september 2022 heeft verzoekster wederom een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verbleef in het kader van gezinshereniging.
De standpunten van partijen
3.1
Aan het uitzettingsbevel heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoekster sinds 2017 zonder een geldige verblijfstitel alhier verblijft, dat haar illegale verblijf niet behoeft te worden gedoogd, en dat er geen grond is om verzoekster nog langer illegaal in Aruba te laten verblijven.
3.2
Het verzoek strekt ertoe het bestreden uitzettingsbevel te schorsen. Daartoe heeft verzoekster aangevoerd dat zij op 30 september 2022 een aanvraag heeft ingediend om bij haar partner met wie zij een samenlevingsovereenkomst heeft, te verblijven. Haar partner voldoet thans wel aan het inkomensvereiste. Onder deze omstandigheden zal, mede gelet op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de minister van Integratie gehouden zijn haar tot verblijf in Aruba toe te laten, aldus verzoekster.
De beoordeling
4. Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
5.1
Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
5.2
Het gerecht ziet aanleiding, na afweging van alle betrokken belangen, de verzochte voorziening te treffen. Daartoe overweegt het gerecht dat weliswaar vaststaat dat verzoekster sinds 2017 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Ltu in beginsel bevoegd is haar uit te zetten. De vraag is of verweerder in het onderhavige geval toepassing heeft kunnen geven aan die bevoegdheid. Verzoekster is in afwachting van een beslissing van de minister belast met Integratie op een verzoek om verlening van een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar partner, een genaturaliseerde Nederlander, met wie zij een samenlevingsovereenkomst heeft, en al geruime tijd mee samenleeft. Op voorhand is niet gebleken dat en waarom deze vergunning moet worden geweigerd. Daartoe overweegt het gerecht dat verzoekers met de overlegging van nieuwe gegevens vooralsnog aannemelijk heeft gemaakt dat haar partner naar alle waarschijnlijkheid thans wel aan de solvabiliteitseisen voldoet. In aanmerking genomen dat het niet voldoen aan de solvabiliteitseisen de enige afwijzingsgrond was van de eerdere aanvraag voor verblijf bij haar partner, gaat het gerecht uit van de reële mogelijk dat de minister belast met Integratie alsnog zal besluiten tot verlening van de gevraagde vergunning.
Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat de onmiddellijke uitvoering van het uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor verzoekster met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Het gerecht ziet aldus grond een voorziening te treffen ertoe strekkende dat verzoekster de behandeling van het bezwaar tegen het uitzettingsbevel in Aruba mag afwachten.
6. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- schorst het bevel tot uitzetting van 12 september 2022 jegens [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1979 in Venezuela, totdat op het daartegen ingediende bezwaar is beslist,
- gelast dat het door verzoekster gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,- aan haar wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.