ECLI:NL:OGEAA:2022:34

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
AUA202101682
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele vordering tot schadevergoeding na ongeval met onverzekerde bestuurder

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert de naamloze vennootschap Netherlands Antilles & Aruba Assurance Company (NA&A) N.V. betaling van een hoofdsom van Afl. 5.170,00 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is het gevolg van een ongeval dat op 16 maart 2019 heeft plaatsgevonden, waarbij de broer van de gedaagde met een auto, die op dat moment aan de gedaagde toebehoorde, schade heeft veroorzaakt aan een andere auto. De gedaagde had de auto verzekerd bij NA&A, maar de verzekering bood geen dekking omdat de bestuurder op het moment van het ongeval niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. NA&A heeft de schade aan de andere partij vergoed, en vordert nu de schadevergoeding terug van de gedaagde.

De procedure heeft een verloop gekend waarbij een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 15 december 2021. De gedaagde is niet verschenen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. NA&A heeft eerder betalingsregelingen getroffen met de gedaagde, maar deze zijn niet nagekomen. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde nog een bedrag van Afl. 5.170,00 verschuldigd is, en dat de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente ook toewijsbaar zijn. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal op Afl. 1.302,74 zijn begroot.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Verhoeven op 19 januari 2022, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 19 januari 2022
Behorend bij AUA202101682
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NETHERLANDS ANTILLES & ARUBA ASSURANCE COMPANY (NA&A) N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: NA&A,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 13 oktober 2021 blijkt uit het tussenvonnis van die datum waarin een comparitie van partijen is gelast. De in het tussenvonnis gelaste comparitie heeft plaatsgevonden op 15 december 2021. NA&A is op de comparitie verschenen bij haar gemachtigde, die een pleitnota heeft overgelegd en de vordering heeft verminderd. [gedaagde] is, hoewel daartoe behoorlijk bij exploot opgeroepen, niet ter comparitie verschenen.
1.2
De datum vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
gedaagde] was op 16 maart 2019 eigenaar van een auto met het kenteken A-29562. Op die dag heeft de broer van [gedaagde] met de auto een ongeval veroorzaakt, waardoor schade is toegebracht aan de auto van ene [naam autoeigenaar].
2.2 [
gedaagde] had de auto ten tijde van het ongeval tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij NA&A.
2.3
Het bedrag van de schade aan de auto van [autoeigenaar] is door een expert begroot op Afl. 5.600,00. Dit bedrag, vermeerderd met een vergoeding van Afl. 150,00 voor een huurauto, is uitgekeerd aan [autoeigenaar].
2.4
De broer van [gedaagde], die de auto ten tijde van het ongeval bestuurde, was op dat moment niet in het bezit van een rijbewijs. Om die reden had [gedaagde] op grond van de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst geen dekking onder die verzekeringsovereenkomst.
2.5
NA&A heeft [gedaagde] aangesproken om de door haar aan [autoeigenaar] uitgekeerde schadevergoeding van Afl. 5.750,00, te vermeerderen met Afl. 150,00 aan expertisekosten, aan haar te vergoeden. Op 9 oktober 2019 zijn partijen een betalingsregeling overeengekomen op grond waarvan [gedaagde] zich heeft verbonden om een hoofdsom van Afl. 7.375,00 aan NA&A te voldoen, te betalen in maandelijkse termijnen van Afl. 300,00. [gedaagde] is de betalingsregeling niet nagekomen. Op 7 september 2020 zijn partijen een tweede betalingsregeling overeengekomen, op grond waarvan [gedaagde] een hoofdsom van Afl. 6.535,00 aan NA&A moest voldoen, in maandelijkse termijnen van Afl. 100,00 te betalen. Ook deze betalingsregeling is [gedaagde] niet nagekomen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
NA&A vordert, na vermindering van eis, om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van 5.170,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 840,00, de kosten voor het opstellen van de betalingsregelingen ad Afl. 95,00 en de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2
NA&A legt aan de vordering ten grondslag dat zij in verband met het ongeval op 16 maart 2019 op grond van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen een bedrag van Afl. 5.750,00 als schadevergoeding aan [autoeigenaar] heeft uitgekeerd en dat zij daarnaast Afl. 150,00 aan expertisekosten heeft gemaakt. Omdat de broer van [gedaagde], die het ongeval heeft veroorzaakt, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, is er geen dekking onder de verzekeringsovereenkomst. Om die reden is [gedaagde] als verzekerde gehouden om NA&A schadeloos te stellen. Op grond van de betalingsregelingen heeft [gedaagde] Afl. 730,00 betaald, zodat NA&A thans nog een hoofdsom heeft te vorderen van Afl. 5.170,00.
3.3 [
gedaagde] betwist de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Voorts voert hij aan dat hij vanwege hartproblemen en de Coronacrisis zijn werkzaamheden niet volledig kan uitvoeren, waardoor hij te weinig verdient om de betalingsregeling na te komen.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] heeft niet betwist dat hij op de door NA&A gestelde gronden gehouden is om NA&A schadeloos te stellen voor de vergoedingen die NA&A in verband met het ongeval aan [autoeigenaar] heeft betaald, alsmede voor de kosten die NA&A heeft gemaakt in verband met de vaststelling van de schade. Ook is door [gedaagde] niet betwist dat de hoofdsom die hij aldus verschuldigd is geworden, Afl. 5.900,00 bedroeg. Het gerecht neemt dit dan ook als vaststaand tussen partijen aan.
4.2
Verder heeft [gedaagde] niet betwist dat hij in totaal op grond van de twee betalingsregelingen een bedrag van Afl.730,00 in mindering heeft voldaan. Daarmee staat tussen partijen vast dat [gedaagde] nog een hoofdsom is verschuldigd van Afl. 5.170,00. Dat betekent dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is.
4.3
Als voldoende onderbouwd van de zijde van NA&A en onvoldoende betwist door [gedaagde], staat vast dat door NA&A daadwerkelijk en in redelijkheid buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen (en waarvoor de proceskosten niet reeds een vergoeding plegen in te sluiten). Conform het Procesreglement zullen deze kosten worden begroot op Afl. 750,00 (1,5 punt van tarief 3). Het meer gevorderde zal worden afgewezen, waaronder begrepen de afzonderlijk gevorderde kosten voor het treffen van de twee betalingsregelingen.
4.4
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 21 mei 2021. Daartoe geldt dat [gedaagde] bij brief van 14 mei 2021 is gesommeerd om binnen 7 dagen na dagtekening van de brief de openstaande hoofdsom, op dat moment berekend op Afl. 5.935,00, te voldoen (verzoekschrift, prod. 14). Weliswaar was aan [gedaagde] ook op 22 april 2021 een sommatiebrief gestuurd met de mededeling om binnen 3 dagen te betalen (verzoekschrift, prod. 13), maar deze sommatie betrof de nakoming van de op dat moment openstaande termijnen uit hoofde van de betalingsregeling. De sommatie betrof dus niet de openstaande hoofdsom, zodat door die sommatiebrief dus ook geen verzuim ten aanzien van de hoofdsom is ingetreden.
4.5
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure, welke aan de zijde van NA&A worden begroot op Afl. 100,00 aan griffierecht, op Afl. 202,74 aan explootkosten en op Afl. 1.000,00 aan salaris van gemachtigde, in totaal derhalve op Afl. 1.302,74.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan NA&A te betalen de hoofdsom van Afl. 5.170,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 21 mei 2021, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 750,00;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, welke aan de zijde van NA&A worden begroot op Afl. 1.302,74;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 januari 2022 in aanwezigheid van de griffier.