ECLI:NL:OGEAA:2022:337

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AUA202200102
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake openbaarmaking van bestuursinformatie door de Minister van Justitie

In deze zaak heeft de Minister van Justitie op 14 september 2021 een beschikking genomen op een verzoek van appellant om openbaarmaking van informatie op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Appellant heeft op 19 oktober 2021 pro forma bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en op 19 januari 2022 de gronden van zijn bezwaar aangevuld. Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De Minister heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat appellant niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij pas op dezelfde dag dat hij het beroepschrift indiende, de gronden van zijn bezwaar heeft aangevuld. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de termijn voor de Minister om op het bezwaar te beslissen is aangevangen op de dag dat het bezwaarschrift is ingediend, en dat de Minister in gebreke is geraakt om tijdig te beslissen. Het beroep van appellant is derhalve ontvankelijk verklaard.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar van appellant was genomen. Het uitblijven van een beslissing wordt gelijkgesteld met een afwijzende beslissing, die niet gemotiveerd is. Het Gerecht heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en geoordeeld dat de Minister voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat hij op deugdelijke wijze heeft voldaan aan het verzoek van appellant. De Minister kan niet worden verplicht om zelf informatie te zoeken die niet onder hem berust. Het bezwaar van appellant is ongegrond verklaard, en de bestreden fictieve afwijzende beslissing is vernietigd. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is openbaar uitgesproken op 28 september 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 28 september 2022
Lar nr. AUA202200102

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonende in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 14 september 2021 heeft verweerder op het verzoek van appellant van 16 oktober 2020 om openbaarmaking krachtens de Landsverordening openbaarheid van bestuur (de Lob), beslist.
Tegen deze beschikking heeft appellant op 19 oktober 2021 pro-forma bezwaar gemaakt. Op 19 januari 2022 heeft appellant de gronden van zijn bezwaar aangevuld.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant tevens op 19 januari 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 8 april 2022 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 juni 2022. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Het beroep strekt ertoe de fictieve beslissing op het bezwaarschrift te vernietigen, en te bepalen dat verweerder een reële beslissing dient te nemen op het bezwaarschrift.
1.2
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat appellant niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep, nu hij pas op 19 januari 2022, en dus op dezelfde dag dat hij het onderhavige beroepschrift bij het gerecht heeft ingediend, de gronden van zijn bezwaar bij verweerder heeft aangevuld. Verweerder heeft dus nog tot 13 april de tijd om een beslissing te nemen, aldus verweerder.
Het wettelijk kader
2.1
Artikel 14, eerste lid van de Lar bepaalt, dat indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, de indiener door of namens het bestuursorgaan binnen twee weken na de ontvangst van het bezwaarschrift in de gelegenheid wordt gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
2.2
Ingevolge artikel 15, aanhef en onder b, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken, indien toepassing is gegeven aan artikel 14, eerste lid, uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn, in handen van de bezwaaradviescommissie.
2.3
Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend. Ingevolge het tweede lid bedraagt de termijn, indien het beroepschrift evenwel betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, acht weken en gaat hij in op de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
2.4
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Lar wordt een beroepschrift nietontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
De beoordeling
3.1
Wat betreft het betoog van verweerder dat appellant zijn beroep prematuur heeft ingesteld, zodat hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de beslistermijn voor verweerder pas is gaan lopen op het moment dat het verzuim in het bezwaarschrift door appellant is hersteld, overweegt het gerecht als volgt.
3.2
In dit geval staat vast dat het bezwaarschrift van appellant, digitaal ingediend op 19 oktober 2021, niet voldoet aan de wettelijke vereiste, nu het niet de gronden bevat waarop het bezwaar rust, en dat appellant (pas) op 19 januari 2022 bij aanvullend bezwaarschrift zijn verzuim heeft hersteld.
Niet is echter gebleken, dat verweerder ingevolge artikel 14, eerste lid van de Lar, appellant in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen. Uit voornoemde bepalingen vloeit dan voort dat de termijn voor verweerder om op het bezwaar te beslissen in dit geval dan ook is aangevangen op de dag dat het bezwaarschrift is ingediend. Dit betekent dat verweerder op 12 januari 2022 in gebreke is geraakt om tijdig op het bezwaar te beslissen, en de beroepstermijn van acht weken op deze datum is aangevangen. Het beroepschrift van appellant is op 19 januari 2022 en derhalve binnen deze termijn ingediend.
3.3.
Gelet hierop slaagt het betoog van verweerder wat betreft de niet-ontvankelijkheid van het beroep, niet.
4. Het gerecht stelt vervolgens vast dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar van appellant van 19 oktober 2021 is genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
5.1
Het gerecht ziet voorts aanleiding om met toepassing van artikel 47, vierde lid van de Lar, op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. Daartoe wordt het volgende in aanmerking genomen:
- Appellant heeft op 16 oktober 2020 verzocht om openbaarmaking van de nevenfuncties van de leden van de Bezwaaradviescommissie Lar.
- Bij beschikking van 14 september 2021 heeft verweerder appellant bericht dat deze informatie niet bij hem noch bij de Secretaris van de Bezwaaradviescommissie aanwezig is en dat hij deze informatie bij bedoelde leden heeft opgevraagd. De ontvangen informatie is aan appellant gegeven.
- Appellant heeft zich op het standpunt gesteld, dat de beschikking onzorgvuldig tot stand is gekomen, nu met name over de voorzitter van de commissie geen informatie voorhanden is, en meent dat dit onvoldoende grondslag vormt voor afwijzing van zijn aanvraag.
- Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob), wordt onder document verstaan: een bij de minister wie het aangaat berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Artikel 2, eerste lid van de Lob bepaalt dat een ieder de minister wie het aangaat schriftelijk kan verzoeken om informatie, neergelegd in documenten.
5.2
Nu verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld dat alle bij hem bekende informatie met betrekking tot de nevenfuncties van de leden en plaatsvervangende leden van de Bezwaaradviescommissie Lar bij beschikking van 14 september 2021 aan appellant is verstrekt, heeft hij naar het oordeel van het gerecht voldoende gemotiveerd en aannemelijk gemaakt dat hij op deugdelijke wijze heeft voldaan aan het verzoek van appellant van 16 oktober 2020. Van de minister wie het aangaat kan immers niet worden gevergd dat hij naar aanleiding van enig verzoek op grond van de Lob, zelf op zoek gaat naar informatie die niet onder hem berust. Onder deze omstandigheid had verweerder het bezwaar van appellant ongegrond moeten verklaren.
6. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellant;
- verklaart het door appellant tegen de beschikking van 14 september 2021 gemaakte bezwaar ongegrond;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
- gelast dat het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hem wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.