ECLI:NL:OGEAA:2022:328
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een schuld uit een geldleningsovereenkomst met boeterente en buitengerechtelijke incassokosten
In deze zaak heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, wonende in Aruba, wegens een schuld uit een geldleningsovereenkomst. De overeenkomst, gesloten op 12 juni 2018, betrof een lening van Afl. 17.814,79 met een effectieve rente van 28,27% per jaar, terug te betalen in 60 maandelijkse termijnen. De gedaagde is tekortgeschoten in de betaling van deze termijnen, wat heeft geleid tot een sommaties en uiteindelijk een rechtszaak. Tijdens de comparitie van partijen op 31 mei 2022 hebben beide partijen geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen, maar dit is niet gelukt. IFA vordert nu betaling van het openstaande bedrag van Afl. 19.446,77, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde de vordering niet heeft betwist, maar heeft aangegeven dat hij een betalingsregeling wil treffen vanwege zijn financiële situatie. Het Gerecht heeft de vordering in beginsel toegewezen, met uitzondering van de boeterente van 5% die IFA in rekening heeft gebracht, omdat deze in combinatie met de effectieve rente het wettelijk maximum overschrijdt. De vordering is verminderd met het ten onrechte verrekende bedrag van Afl. 1.427,84. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het bedrag van Afl. 18.018,93, met een gematigde rente van 27% per jaar, en de resterende buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 937,84. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure.